Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Problemen der minderheden in de Hervormde Kerk

Op de jaarlijkse vergadering van de Confessionele Vereniging heeft de praeses van de visitatoren-generaal, ds. W. A. Zeydner, gesproken over de minderheden in onze kerk. In ons blad is reeds aandacht besteed aan dit referaat. Omdat we hier te maken hebben met één van de kardinale moeilijkheden van het kerkelijk leven komt de Persschouwer hier nog eens op terug naar aanleiding van een uitvoerig verslag in de N.R.C. Ds. Zeydner heeft eerst gesproken over de aard en de omvang van de minderheidsgroepen:

Wat zijn echter georganiseerde minderheidsgroepen? Dit vroeg spr. zich voorts af. Hij refereerde daartoe aan het rapport van ds. C. J. P. Mackay, uitgegeven door de raad voor de inwendige zending in januari 1944, waarin wordt gesproken van: evangelisaties en organisaties voor inwendige zending. Zij vormen tezamen een enorm grote sector van de kerk in bonte verscheidenheid. Ds. Mackay telde 332 evangelisaties (niet meegeteld de afdelingen van de Ned. prot. bond — waarvan ongeveer 80 pet. uit hervormden bestaat — en de zg. conventikels). Het rapport stelt het percentage van al deze in totaal op ongeveer 12; anderen achten dit te laag en houden vast aan een percentage van om en nabij 25. Zij zijn te splitsen in zg. richtingsevangelisaties, die ongeveer 80 pet. uitmaken, en , .afstandsevangelisaties", ongeveer 20 pet., die een gemeente in wording zijn. Zij vormen drie groepen in hoofdzaak, al naar gelang van de geestelijke situatie ter plaatse: algemeen rechtzinnig, vrijzinnig of hervormd-gereformeerd. Er heeft van de eeuwwisseling af, gaandeweg een ontwikkeling plaatsgegrepen van het zendingsmotief naar richtingsmotief en minderheidsgroep, van diegenen, die buiten het gemeenteleven staan omdat zij zich daaruit hebben teruggetrokken of wel daaruit zijn weggedrukt.

Al mogen deze groepen goed werk hebben gedaan, zij steunen de leden in hun verdeeldheid en bevorderen aldus de verdeeldheid der kerk. Van een „recht" tot „evangeliseren" kan men dan ook niet spreken. Veeleer, dat het richtingsconflict is geworden tot een status quo. De conclusie, die ds. Mackay aan zijn geciteerd rapport verbindt luidt, aldus de spreker, dat aan deze situatie de kerk en de evangelisaties beide schuld hebben.

Daarna besprak de referent de houding van de kerk tegenover deze „evangelisaties":

Het is echter belangrijk, aldus ging ds. Zeydner voort, dat de kerk deze evangelisaties geduld heeft, ook al gingen zij een semi-kerkelijk karakter aannemen, o.a. door het bedienen der sacramenten. Het is een ernstig verschijnsel dat men, behorende tot een kerkelijk geheel, thans volkomen naast elkaar gaat leven. Daarbij is dan nog sprake van georganiseerde minderheden: er zijn ook ongeorganiseerde groepen, die eenvoudig uit de kerk wegzinken.

Spr. schetste uitvoerig de ontwikkeling, die van de Duitse bezetting af, vooral in het kader van gemeenteopbouw, in de naoorlogse jaren heeft plaatsgehad. Hij citeerde prof. Kraemer, die juist met het oog op de modaliteiten en minderheden bij de invoering van de nieuwe kerkorde het ergste vreesde, omdat deze de tijd van voorbereiding veel te kort vond en dat in essentiële zaken in het kerkelijke leven niet was voorzien. Ds. Zeydner geloofde echter meer heil te moeten verwachten van het bloeien van het kerkelijke gesprek in de ambtelijke vergaderingen.

Spr. erkende echter, dat hier een conflict ontstaat tussen de kerkorde en het historisch gegroeide, een gewortelde realiteit. Daarvoor heeft de synode eerst de overgangsbepaling 235 geschapen: voor kerkeraden, „die menen de verantwoordelijkheid voor het geestelijke leven van een modaliteit niet alleen te kunnen dragen" door een volgens voorgeschreven procedure „nevenvoorziening in het pastoraat te treffen" in overleg met de provinciale kerkvergadering, bijv. door het stichten van een predikantsplaats voor buitengewone werkzaamheden enz. Spr. constateerde echter, dat behoudens één enkele uitzondering alle kerkeraden deze mogelijkheid naast zich neer hadden gelegd.

Ds. Zeydner somde daarbij de voordelen op van het dragen van medeverantwoordelijkheid. Maar hij vergat daarbij, dat deze medeverantwoordelijkheid dragen toch verantwoordelijkheid is. Hoe is het mogelijk voor een kerkeraad, die de belijdenis der kerk wil handhaven en zich in gehoorzaamheid wil stellen onder Gods Woord, om medeverantwoordelijkheid te dragen voor een onschriftuurlijke prediking?

Het zijn daarna vooral de middenorthodoxe evangelisaties op de Veluwe geweest, die hebben aangedrongen op een regeling. Dat heeft de Persschouwer in het referaat van ds. Zeydner gemist, dat het vooral ging om deze evangelisaties en tegen de gereformeerde kerkeraden. Dat is zo jammer, daar het de taak is van de kerk om de gemeenten te vergaderen rondom het Woord Gods, dat zuiver gepredikt moet worden. In elk geval, overgangsbepaling 238 werd in het leven geroepen.

Ds. Zeydner zeide, dat na 1940 opmerkelijke resultaten waren bereikt in de geest of door de inspanning van gemeenteopbouw. „Of de resultaten echter na het aannemen van de nieuwe kerkorde in 1951 zich vermeerderen, ik betwijfel het", aldus ds. Zeydner. Hij zeide nu meer verontrusting in de kerk te vinden. In deze geest moet men ook een verder gaande tijdelijke oplossing beschouwen, die is neergelegd in de overgangsbepaling 238 a-h. Met nadruk zeide spr. dat het niet juist is, als zou men hiermede „nieuwe zelfstandige gemeenten" of „scheurgemeenten" stichten. Wanneer overgangsbepaling 238 a-h telkenmale zou worden toegepast, zou dat een ontwikkeling ten gevolge hebben, die de generale synode allerminst begeert. De geestelijke worsteling, het kerkelijke gesprek vooral, moeten voortgang blijven hebben. Het is niet een „noodkerkeraad", maar een delegatie van de provinciale kerkvergadering, die ten behoeve van een minderheidsgroep de geestelijke verzorging van zulk een groep gedurende een bepaald tijdsbestek regelt, wanneer de kerkeraad te dien aanzien in gebreke is te stellen. Om die reden wenst de synode deze bepaling niet in het corpus van de kerkorde zelf op te nemen.

Ziende op zijn ervaring als visitator-generaal zeide spr. een goede indruk te hebben ontvangen van vele kerkeraden en besturen van minderheidsgroepen, al twist men in het onderlinge verkeer vaak over „kleingoed". Spr. acht de situatie niet wanhopig. Wel releveerde hij, hoe moeilijk het is om die meerderheid te omlijnen, daar die meerderheid vaak uiterst zwak is; zij vormt meestal een „middengroep" en bestaat niet uit eigen kracht of kwaliteit. Dit maakt het handelen zeer moeilijk, want, kent de kerkorde geen rechten of groepen, zij kent wèl plichten voor de meerderheid.

Over dat in gebreke blijven van de plaatselijke kerkeraad wanneer deze een Schriftgetrouwe prediking brengt, heeft ons blad reeds een en ander gezegd. Wanneer men deze redenering van ds. Zeydner volgt, dan kan elke groep in de kerk, ook al wijkt ze af van Gods Woord en de belijdenis der kerk, de kerkeraad in gebreke stellen. Maar dat is toch wel zeer onkerkelijk gedacht. Daarom moet deze redenering in de kerk worden afgewezen. Ze getuigt niet van gehoorzaamheid aan het Woord Gods. Wie een ander evangelie brengt dan hetgeen ik verkondigd heb, zegt de apostel, is vervloekt. De kerk mag met dit woord zeker rekening houden, ja zij moet met dit woord ook rekening houden.

Ook wordt een kort verslag van de bespreking gegeven:

Na het referaat hebben zich tal van sprekers gemeld, die dikwijls inleiders optimisme bestreden en nimmer die openheid of bereidheid hadden gevon-

den in hun plaats of streek, waarvan inleider gewag had gemaakt. Ook trok men het eenheidskarakter van de term modaliteit sterk in twijfel. Anderen vonden, dat overgangsbepaling 238 a-h niet een bescherming van de belangen van de bemoeilijkte minderheid vormden, maar een bescherming van de kerkeraad, die jegens een deel van de gemeente zijn plichten verwaarloost. Weer anderen zagen hier toch het gevaar, dat men op den duur een „noodvoorziening" niet meer als nood en als voorlopig gevoelt. Evangelisaties en minderheidsgroepen kan men billijkerwijze onmogelijk over één kam scheren, zo betoogden anderen. Uit de praktijk spraken sommigen, die in het kerkelijke gesprek geen toenadering hadden kunnen vinden en op hun vragen door de synode nooit waren beantwoord. Gebrek aan bereidheid tot toenadering had anderen weer genoopt het kerkelijke gesprek op te geven, afgezien nog van kleingeestige belemmeringen.

lemmeringen. Dr. G. J. Streeder te 's-Gravenhage verbaasde er zich over, dat de kerk zozeer in gebreke bleef zich leerstellig nader te omlijnen. Een leertuchtoefening in justitioneel opzicht zou op een volslagen breuk neerkomen, aldus spr., die dit denkbeeld daarom volkomen verwierp. Maar hij miste een groei van een judiciële leertucht jegens bepaalde zienswijzen — niet tegen personen! < — van bepaalde groepen.

In zijn antwoord constateerde ds. Zeydner, dat er wel verschuivingen hier en daar waren op te merken, omdat de jongere generatie niet klakkeloos in het spoor der ouden doorgaat. Daartegenover gaf hij toe, dat in de groepenstrijd vaak concurrentienijd en persoonlijke motieven meespeelden en dat het vaak moeilijk bleek tot de principiële achtergronden af te dalen. Strijk en zet blijkt het, dat men aan handen en voeten gebonden wordt door de vrees: de achternacht! — in een als wel redelijk gezien voorstel te treden zou naar hun mening een te groot verlies aan trouwe leden met zich brengen. Er gaat een enorme zuiging van die evangelisaties en van de sfeer daar rondom heen uit. Verder wilde spr. niet in bijzonderheden treden, daar zijn kerkelijke functie een vertrouwenspositie is, waarop hij geen inbreuk wilde maken.

Ook uit dit verslag is het duidelijk, in welk een impasse de kerk in onze dagen verkeert. Bovendien voelt men goed, welk een gevaarlijke weg men met overgangsbepaling 238 is opgegaan. Want deze oplossing bindt niet samen, maar verscheurt. Ds. Zeydner moge dan de naam scheurgemeente afwijzen, deze oplossing maakt nu eenmaal niet anders dan scheurgemeenten, ten spijt van de mooie voorstelling van zaken, die men tracht te geven op dit punt. De oplossing van overgangsbepaling 238 brengt de kerk in steeds grotere impasse en de ontbinding gaat voort.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 augustus 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 augustus 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's