Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

SIMSON (34)

Toen kwamen zijn broeders af, en het ganse huis zijns vaders, en namen hem op en brachten hem opwaarts, en begroeven hem tussen Zora en tussen Esthaol, in het graf van zijn vader Manoach; hij nu had Israël gericht twintig jaren, Richteren 16 : 31.

Nu we aan het einde gekomen zijn van onze beschrijving van het leven van Simson en zijn plaats in de heilsgeschiedenis, moeten we vaststellen, dat Simson een van de merkwaardigste figuren uit de Bijbel is. Een man van ontzaglijke kracht en toch zo ontzettend zwak, iedere keer vallend in de zonde. Geleid door Gods Geest en toch telkens toegevend aan de lusten van het vlees. Onstuimig in de strijd, verschrikkelijk in zijn wraak, en toch een instrument Gods om Israël te verlossen.

Hij is een beeld van het volk Israël zelf in die tijd der richteren. Hij is een beeld ook van de worsteling tussen vlees en geest in het mensenleven. Want Simsons

zonde is Israëls zonde. En Simsons zonde is ook onze zonde.

Israël was een afgezonderd volk, door de Heere geroepen om Hem te dienen en te verheerlijken. Maar Israël heeft zijn Nazireërschap en zijn priesterschap, waartoe het van God geroepen was, verbroken en ontwijd. Dat komt uit in Simson, de vertegenwoordiger des volks. God maakt in hem Israëls schuld openbaar. Daarvoor heeft Simson moeten boeten, alleen heeft hij moeten boeten als geroepene Gods, als Nazireër en priester. Want Simson is in zijn sterven priesterlijk. Hij sterft als ambtsdrager Gods, als Nazireër, zoals we de vorige keer hebben gezien. En in deze weg gaat Israël vrij uit. Er is in het sterven van Simson een begin van de verlossing van Israël, die straks door Samuël en David wordt voltooid.

Maar zo heeft God Zijn Zoon, de grote Nazireër, zonde voor ons gemaakt. Hij stierf alleen, priesterlijk, om onze zonde en ongerechtigheid. Maar zo wij met onze schuld door het geloof mogen schuilen bij die Christus dan kunnen we wel struikelen en vallen, maar God blijft de Getrouwe, die ons weer opricht en vasthoudt.

Dat zien we duidelijk in het leven van Simson. Wel is deze Nazireër diep gevallen. Doch Gods genade richt hem weer op. Daar staat hij in Dagons tempel; hij moet zingen en spelen ter ere van die afgod. Om zijnentwil wordt de naam des Heeren gelasterd en gesmaad. Maar dat kan niet, dat mag niet, daar kan hij zich niet toe lenen. Hij moet de ere zoeken van zijn Heere en God. En dat doet zijn geloof weer doorbreken. Dan gaan zijn uitgebluste ogen naar boven: „Heere, Heere, gedenk toch mijner". En dan blijkt dat God hem ook in zijn val heeft vastgehouden. Hij is weer de Nazireër Gods, de geroepene des Heeren, afgezonderd tot de dienst aan de Koning van hemel en aarde. Daar omvangt hij de kolommen waar de tempel van Dagon op rust, ze knappen af, ze breken... en daar stort de glorie van Dagon met zwaar geweld ineen.

Zo zien we hier, dat God toch door zwakke mensen zijn wil volbrengt, dat Hij zondaren in zijn dienst gebruikt. Simson is, niettegenstaande al zijn zonden, toch Gods knecht gebleven. Zo mag Simson sterven met de Heere, in dienst van zijn God, zoekende de eer van zijn Schepper en Verlosser.

Zo staat de naam van Simson ook in de rij der geloofshelden, omdat in al zijn zwakheid toch de kracht Gods openbaar wordt, omdat over dit donkere leven toch valt het licht van Gods genade. Zo heeft de genade Gods overwonnen in deze mens Simson, in deze zondige mens. En zo mogen wij, arme zondaren, moed scheppen uit zijn behoudenis.

Simson is gestorven met de Filistijnen. Maar dit sterven maakt ook Israël wakker. Bij het begin van Simsons optreden als richter zien we hem helemaal alleen strijden ten behoeve van zijn volk. Hij is een eenzame strijder wiens richterlijke daden niet de minste weerklank vinden bij dat volk. Ja men levert hem zelfs over in de handen van de Filistijnen, wanneer hij een begin maakt met de verlossing van Israël van onder het zware juk van hun aartsvijanden.

Daarom kan de vraag wel bij ons opkomen of al dat werk van Simson eigenlijk niet tevergeefs is geweest. Israël v/ilde niet eens verlost worden. Door de angst en de vrees voor het machtige Filistijnse volk, kruipen ze voor hun vijanden. En is dan al het werk van Simson niet voor niets verricht? Waar is immers de oogst op al die arbeid? Waar is nu het begin van Israëls verlossing waartoe Simson geroepen was? Bleef hij niet de eenzame strijder tot in het uur van zijn dood?

En zie nu, in en door zijn dood openbaart de Heere aan Israël wie Simson eigenlijk is. Daarin komt zijn ambt als richter zo duidelijk openbaar. In zijn dood heeft hij meer Filistijnen gedood dan in zijn leven. Wanneer Simson dan zo sterft, zich opofferende voor Israël, dringt er iets door van het besef, dat hij de verlossing des Heeren bracht. En terwijl ze zich altijd van Simson afzijdig hebben gehouden en hem niet hebben erkend als hun richter vanwege de angst voor de Filistijnen, erkennen ze hem nu in zijn ambt waarin hij door de Heere was gesteld. Zijn familie besluit hem uit te graven uit de tempelruïnes en hem in zijn geboorteplaats een eervolle begrafenis te geven. Toen kwamen zijn broeders af, en het ganse huis zijns vaders, en namen hem op en brach" ten hem opwaarts, en begroeven hem tussen Zora en Esthaol, in het graf van zijn vader Manoach (vers 31a).

Dit is ontegenzeggelijk een moedige daad geweest. Onder het oog van de verbitterde vijanden, midden in een Filistijnse stad, of in ieder geval in haar onmiddellijke nabijheid, wanneer de tempel buiten de stadsmuren was gebouwd, moest Simson worden gezocht. Dagenlang is men bezig geweest met het wegruimen van puin. Maar men trotseerde de gevaren en het waagstuk werd volbracht. Sommigen menen, dat een bijgelovige vrees de Filistijnen heeft bewogen die mensen hun gang te laten gaan. Dat is niet onmogelijk. Maar we moeten niet vergeten, dat deze laatste slag, die Simson aan de Filistijnen had toegebracht, zeer zwaar is geweest. In elk geval was het een zeer moedige daad van de familie van Simson. En ook een ontroerende daad. Dat hebben ze nu toch voor Simson over. Ze willen hem een eervolle begrafenis geven, hun richter. En zo wordt het gekneusde lichaam van Simson onder het oog van de Gazieten weggevoerd en begraven op vaderlandse bodem. En zo heeft God zijn knecht na zijn dood genade en ere gegeven.

Simsons zon is wel ondergegaan; nochtans blijft haar licht het pad verlichten van Israël en richt de voeten van het volk op het pad des vredes.

En deze geschiedenis besluit met de mededeling: Hij nu had Israël gericht twintig jaren (vers 31b). Dit was ook al meegedeeld naar het slot van hfdst. 15. Zo zou men kunnen spreken van een onnodige herhaling. Maar de Kanttekening van de Statenvertaling ziet er terecht iets anders in: „Dit besluit, hier herhaald, geeft te verstaan, dat deze laatste daad van Simson tot zijn Richterambt zowel behoorde als de andere voorgaande". En inderdaad, ook in zijn dood is Simson richter. Hij mag geen zelfmoordenaar genoemd worden, zoals we de vorige keer hebben vastgesteld. Hij sterft voor de eer van zijn God ten goede van zijn volk. En vooral hierin is hij — we wijzen daar ook in dit slotartikel nog eens op — het type van de Christus. Het sterven van Simson droeg vrucht, zoals we gezien hebben. Maar het sterven van Christus draagt nog veel groter vrucht in de oogst van de schare, die niemand tellen kan, en die door zijn dood geleid wordt tot het eeuwige leven, tot de heerlijkheid van het Koninkrijk Gods.

Christus ging ook de weg van de eenzame. Hij streed zijn strijd alleen. Zijn volk wierp Hem uit. Zijn discipelen verlieten Hem allemaal, wegvluchtende. Hij was de Eenzame, de Borg, die het pad des vredes alleen heeft gebaand door zijn dood en bloedstorting. Maar wanneer Hij in zijn dood zijn ambt heeft vervuld, dan doet de Heere ook rijpen de eerste vruchten van de oogst, die uit zijn vergoten bloed zal beginnen te groeien en heerlijk tot Gods eer zal bloeien. Bij de begrafenis van Christus zien we Nicodemus naar voren treden en Jozef van Arimathea, twee mannen, die te voren om de vreze der Joden in hun schuilhoeken waren blijven zitten. En Christus, de gevloekte en verworpene in zijn dood, is in die dood bij de rijke geweest.

En de discipelen, die op Pasen nog angstig achter de gesloten deuren zitten, kennen op Pinksteren geen vrees meer, maar prediken vrijmoedig het evangelie van de Heere Jezus Christus en die gekruisigd. En zo gaat Gods werk voort tot de laatste zal zijn toegebracht tot de gemeente die zalig wordt.

Simson richtte Israël twintig jaar. Toen ging naar de mens gesproken zijn zon onden. Maar de zon van de grote Simson, onze Heere Jezus Christus, gaat nooit onder. Hij blijft Koning in alle eeuwigheid. En al de dagen staan in het teken van Hem, de Richter van hemel en aarde. En voor elk die in het duister dwaalt, verstrekt deze Zon een helder licht.

Lafen we dan komen tot deze Zonne der gerechtigheid. Laten we ons koesteren in de warme stralen van Zijn liefde. Laten we vragen om de genade des Heiligen Geestes, om tot Hem getrokken te worden, om van genade te leven en van die genade te blijven leven. Zo moeten we telkens weer terug naar Hem. Keer weder gij afkerige kinderen.

En eenmaal zal de Zon des heils in eeuwige luister stralen en wij zullen — na volbrachte strijd — voor eeuwig onze voeten richten op het pad des vredes in het Koninkrijk der hemelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 augustus 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 augustus 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's