Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DEBORA (4)

Toen zeide Barak tot haar: Indien gij met mij trekken zult, zo zal ik heen trekken; maar indien gij niet met mij trekken zult, zo zal ik niet trekken.

En zij zeide: Ik zal zekerlijk met u trekken, behalve dat de eer de uwe niet zal zijn op deze weg die gij wandelt; want de Heere zal Sisera verkopen in de hand ener vrouw. Alzo maakte Debora zich op en toog met Barak naar Kedes. Toen riep Barak Nafthali bijeen te Kedes en hij toog op, op zijn voeten, met tienduizend man; ook toog Debora met hem op.

Richteren 4:8-10.

Toen Debora Barak bij zich ontboden had was deze gekomen. Zij had hem de opdracht des Heeren overgebracht om ten strijde te trekken tegen de onderdrukkers van zijn volk. Hij moest een leger van tienduizend man samenbrengen en daarmee ten strijde trekken tegen Jabins opperbevelhebber Sisera. En Barak krijgt de belofte des Heeren erbij, dat hij de overwinning zou behalen.

Nu wordt de naam Barak genoemd in de lijst van geloofshelden die we in het elfde hoofdstuk van de Hebreënbrief vinden. Maar ook een geloofsheld is in eigen kracht niets. Dat blijkt ook hier weer duidelijk. Barak wil de opdracht wel aanvaarden, maar aan de andere kant is er toch een zekere aarzeling bij hem. Hij wil wel gehoor geven aan de roepstem Gods, maar dan moet Debora met hem mee trekken. Hier komt duidelijk uit dat het geloof van Barak in de belofte Gods een zwak geloof was. Die belofte moest hem immers genoeg zijn. Bovendien is zijn gehoorzaamheid hier maar gebrekkig. Want hij stelt als voorwaarde, dat Debora met hem mee zal gaan. Dat hij Debora graag bij zich wilde hebben is te begrijpen. Zij was een profetes. En wanneer er vragen kwamen en wanneer men niet goed wist hoe te handelen, dan kon hij uit haar mond Gods Woord vernemen. Bovendien zou zij tot de mannen bezielende woorden kunnen spreken wanneer deze ten strijde zouden moeten optrekken. Daarom voelde Barak behoefte aan de blijvende tegenwoordigheid van deze profetes om de grote onderneming met 's Heeren hulp tot een goed einde te brengen. Dat is op zichzelf niet verkeerd. Maar hij had het niet als voorwaarde mogen stellen. Hij zegt nu immers: als gij niet meegaat dan ga ik ook niet. En hierin staat hij schuldig. Natuurlijk mag hij de wens te kennen geven, dat Debora als profetes bij hem zal blijven. Maar het is geen wens, het is geen verzoek, doch een voorwaarde die Barak hier stelt: Toen zeide Barak tot haar: Indien gij met mij trekken zult, zo zal ik heentrekken; maar indien gij niet met mij trekken zult, zo zal ik niet trekken (vers 8).

Nu wil Debora wel met hem meetrekken maar zij zal daarbij niet op de voorgrond treden. Dit is het werk van een man en Barak had in vertrouwen op het woord des Heeren moeten gaan, ook al zou de profetes niet meegaan. Daarom ligt er zonder enige twijfel in het antwoord van Debor^ een afkeuring en bestraffing van het kleingeloof van Barak. Neen, wij willen hem daarom niet verachten. Want elk mens, die geleerd heeft van de wegen des Heeren en van de wandel daarop, zal nog achter Barak gaan staan. Hoe menigmaal vinden we immers dat kleingeloof en die twijfel in ons hart naast het geloof. Ja hoe dikwijls nemen kleingeloof en twijfel de overhand ook in ons hart en leven. Nu mogen we dat vanzelfsprekend nimmer goedkeuren zoals sommigen doen, die menen dat dan pas het ware leven er is wanneer men heen en weer geslingerd wordt en het vaste geloof bedolven wordt onder een berg van twijfel en ongeloof. Het ware geloof wordt wel beproefd en het ware geloof wordt wel gelouterd. Maar dat is een andere zaak. Kleingeloof en twijfel moeten bestraft worden. Daarom klinkt in het woord van de profetes Debora tegenover Barak die bestraffing ook door: En zij zeide: ik zal zekerlijk met u trekken, behalve dat de eer uwe niet zal zijn op deze weg, die gij bewandelt (vers 9a).

Debora geeft dus gehoor aan de eis van Barak, dat zij met hem mee zal gaan, maar ze wijst er tegelijk op, dat hij zich daarmee de eer onthoudt, die hij anders van het volk zou ontvangen. Nu zal immers de Heere de eer geven aan een vrouw. Daarmee bedoelt Debora niet zichzelf, maar de vrouw die straks Sisera doden zal: want de Heere zal Sisera verkopen in de hand ener vrouw (vers 9b). Dit is eigenlijk een straf op het kleingeloof van Barak. Want Barak zou vanzelfsprekend gaarne deze eer gegeven hebben aan Debora, de profetes, die naar menselijk oordeel zeer veel tot de overwinning heeft bijgedragen en door haar profetisch woord het volk in geestdrift heeft doen ontvlammen voor de vrijheidsstrijd. Maar nu zal deze eer toekomen aan een andere vrouw, een betrekkelijk onbekende vrouw, de huisvrouw van een zekere Heber.

Op zichzelf genomen zal Barak vanzelfsprekend deze strijd niet begonnen zijn om eigen eer en roem te oogsten. Het ging hem in de diepste grond van de zaak om de bevrijding van zijn volk uit de verdrukking door koning Jabin. Ja, we geloven, dat het nog dieper ligt. Het ging hem om de eer des Heeren. Nu konden de heidenen zeggen: Wie is toch die God van Israël, Die zijn volk niet kan verlossen uit de hand van de vijanden? Zij begrepen er immers niets van, dat de Heere zelf zijn volk bezig was te kastijden vanwege de zonden en de ongerechtigheden. Maar toen dat volk zich bekeerde kon de Heere de verlossing schenken. Toen riep Hij Barak. En daar moet deze held iets van hebben gevoeld, dat het nu ging om de ere Gods. Maar hij voelde zich zo zwak en zo nietig. Daarom verlangt hij in deze strijd des Heeren naar het gezelschap van Debora, de profetes van God. En dan deed het er tenslotte niet toe wie van de mensen de eer zou ontvangen. Want dan ging het immers om de ere Gods. De naam des Heeren zou in deze weg verheerlijkt worden.

Zo trekken dan Barak en Debora samen op om het volk te vergaderen: Alzo maakte Debora zich op en toog met Barak naar Kedes. Toen riep Barak Zebulon en Nafthali bijeen te Kedes en hij toog op, op zijn voeten, met tienduizend man; ook toog Debora met hem op (vers 10).

De bevolking van de beide stamgebieden is terstond bereid om gehoor te geven aan de oproep van Barak. Ook het profetisch woord van Debora zal er toe bijgedragen hebben, dat de mannen van alle kanten samenkomen, zodat het leger van tienduizend man spoedig bijeen is. Ze hebben geen ijzeren wagens, geen tanks, het zijn allemaal voetknechten. Maar in de kracht des Heeren zullen ze machtige daden doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 december 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 december 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's