Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE KOMST DES HEEREN TOT DE ZIEL EENS ZONDAARS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE KOMST DES HEEREN TOT DE ZIEL EENS ZONDAARS

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(OUDEJAARSAVOND EN NIEUWJAARSDAG)

Daarom komende in de wereld, zegt Hij: Slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij het lichaam toebereid;

Brandofferen en offer voor de zonde hebben 11 niet behaagd; Toen sprak lk: ie, lk kom (in het begin des boeks is van Mij geschreven), om Uw wil te doen, o God. Hebreeën 10 : 5— 7.

Door de werking van Woord en Geest heeft de Heere g^ oken in het hart van al de Zijnen O T ? l het Oude Verbond. Daarbinnen, wa D men aan het eind raakte met zijn bi en doffers en zondoffers, waar men geen tot verlossing meer had en alleen scnuld zag, daarbinnen was »het dan zo vertroostend, zo bemoedigend:

, , Toen zeide Ik: Zie, Ik kom." En waar Hij spreekt als Machthebbende — waar het woord des Konings is, daar is heerschappij — daar wordt het ongeloof gebroken, daar wordt het geloof in het harte gewerkt, daar komt het tot een gelovig aanvaarden van de beloften Gods. Zo is het gegaan met de gelovigen van de oude dag. Op die beloften Gods hebben zij leren hopen, leren pleiten. Naar de vervulling ervan hebben zij verlangd en uitgezien. Een Simeon, een Anna, de herders, zij hebben, levend bij, en werkzaam met de beloften, de vertroosting Israëls verwacht.

En moet het zo niet gaan met elke ziel, ook nu nog? Wij moeten weten niet alleen van een adventstijd der wereld voor Christus' komst, van een adventstijd in het kerkelijk jaar, voor Kerstfeest, wij moeten ook kennis krijgen aan een adventstijd voor eigen hart en leven. Die tijd breekt aan, als Gods Geest door middel van het Woord u zó bearbeidt, dat gij met al uw offers niet meer voor God kunt bestaan, als gij arm wordt en schuldig. Dan komt er plaats voor de beloften Gods. Een grote zegen is het er wel eens een te ontvangen. Alleen! onderzoek uzelf, of het waarlijk is een belofte van Gód. Een kenmerk van Gods beloften is, dat ze passen op de toestand, dat ze niet groot en hoog maken, maar klein en werkzaam, dat ze de Cristus prediken. In Gods beloften is het tot een mens, die niet komen wilde: , , Toen sprak Ik: Zie, Ik kom."

Een kenmerk van Gods beloften is ook, dat Hij het geloof schenkt, om ze te aanvaarden. Waar God komt, daar brengt Hij immers alles met Zich mee. Dan behoeft, dan mag er niets van het onze bij. Door Gods genade gaat er kracht uit van Zijn beloften. Zo wordt het een biddend pleiten op die beloften, een vurig verlangen naar de vervulling, een uitzien naar de komst van Hem, nl. Christus Jezus, Die beloofd is, maar ook van Hem, nl. God de Vader, Die beloofd heeft.

Zo worden doorleefd aangename tijden, tijden van spanning der ziel, van inwendige werkzaamheid des gebeds. Het is de Adventstijd, die aan het Kerstfeest voorafgaat. Het is in beginsel de overgang uit het oude in het nieuwe. Er is aan het komen en kennen een droevig eertijds van duisternis, van zonde en ellende, maar ook een vreugdevol heden van genade en van vergeving. Het ogenblik begint aan te lichten, waarin het is, veel sterker en veel dieper dan bij de wisseling des jaars, Oudejaarsavond en Nieuwjaarsmorgen, het is: , , Het oude is voorbijgegaan; ziet, het is alles nieuw geworden!"

Hebt gij, mijn lezer, er kennis aan? Weet gij, wat het betekent, door Woord en Geest te leren uitzien naar de Heere Jezus, heilbegerig te verlangen naar het nieuwe, naar het geestelijke, naar het eeuwige leven, dat is geopenbaard in Hem, Die zeggen kan: , Ik ben de opstanding en het leven, wie in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven; en een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid." — En wat mag uw antwoord zijn, als de Heere Jezus daarop laat volgen de indringende, ontdekkende vraag: Gelooft gij dat? " Martha, de zuster van Maria, en van de gestorven Lazarus, mocht daarop vrijmoedig en blijmoedig antwoorden: , Ja, Heere; ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zoon Gods, Die in de wereld komen zou" (Joh. 11 : 25—27). Mogen wij, volmondig en van harte, met die Martha van Bethanië instemmen? Weten wij reeds van een Oudejaarsdag in ons persoonlijk leven, in ons zieleleven, waarin onze oude mens met Christus in beginsel is gekruist, gestorven en begraven? Weten wij reeds van een Nieuwjaarsdag in ons persoonlijk, geestelijk leven, waarop de nieuwe mens is gekomen tot de opstanding uit de geestelijke dood door de zonden en de misdaden?

Dit is wel de moeilijkste Oudejaarsavond, die een mens doorleven kan, want die afsterving van de oude mens, dat is een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben, en dezelve hoe langer hoe meer haten en vlieden. O, die verloren levenstijd perst bittere tranen uit de ogen.

Dat is ook de heerlijkste Nieuwjaarsdag, die wij ooit beleefd hebben, als wij kennis krijgen aan het jaar van het welbehagen des Heeren voor ons eigen hart, want de opstanding van de nieuwe mens is een hartelijke vreugde in God door Christus, en lust en liefde, om naar de wil Gods in alle goede werken te leven. O, welk een diepe en hoge vreugde geeft toch het nieuwe leven! „Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten."

, , Toen sprak Ik: Zie, Ik kom!" — Zo is het in de belofte, zo is het ook in de vervulling geweest, in de volheid des tijds, bij de geboorte van het Kindeke Jezus. De volheid des tijds, dat was Gods tijd. Duidelijk was het gebleken, dat er in de weg der Wet geen zaligheid te vinden is. Het bloed van stieren en bokken kan de zonde nimmermeer wegnemen. Telkens zijn die offeranden herhaald; ieder Paasfeest, iedere Grote Verzoendag, op elk feest, somtijds zeer talrijk, iedere dag het brandoffer, 's morgens en 's avonds. En toch; geen verzoening, en

toch! geen vrede. Ja, in die offeranden geschiedde gedurig gedachtenis van de zonde. Zij brachten een aanklacht: uw schuld staat open.

Maar nu komt de Middelaar Gods en der mensen. Hij wordt de broederen in alles gelijk, uitgenomen de zonde. Hij laat Zich neerleggen in de kribbe van Bethlehems stal. En op die kribbe staat voor het geloofsoog geschreven:

Brandofferen, noch offer voor de schuld Voldeden aan Uw eis, noch eer. Toen zeid' Ik: Zie. Ik kom, o Heer'.

En telkens weer, bij Zijn Doop, bij de verzoeking in de woestijn, bij Zijn optreden als Profeet onder Israël, bij al Zijn spreken, bij al Zijn wonderen, bij al Zijn volbrengen van de Wet, bij Zijn dragen van de straf, telkens weer is het dat bereidwillige, dat liefdevolle, dat diepe: „Zie, Ik kom."

Zo was het in het bijzonder in Zijn laatste lijden, bij Zijn genageld worden en hangen aan het kruis, het vertolkt ons alles dat: , , Zie, Ik kom." Waar niemand helpen kan, daar kom Ik, om het alles, alles te doen, zo volkomen, dat kan worden uitgeroepen: , , Het is volbracht!"

Welk een bereidwilligheid, welk een offer!

„Toen sprak Ik: Zie, Ik kom!" — Het moet voor ons eigen hart en leven niet alleen adventstijd worden. Die adventstijd is wel een in menig opzicht gezegende tijd, een tijd van ontdekking, van ontlediging, van rijke beloften, van zoete ogenblikken in Gods nabijheid, van rijke vertroostingen, maar toch ook een tijd, waarin wij er telkens weer aan worden herinnerd: , , Ik ben er nog niet; mijn ziel is nog nie* gered; ik heb wel beschamende en ook wel vertroostende woorden uit de Heilige Schrift ontvangen, maar Hem, de volkomen Zaligmaker, ken ik nog niet als mijn Zaligmaker; het is bij mij nog niet gekomen tot dit vrijmoedige en blijmoedige geloof en geloofsgetuigenis; tot , , dit zekere vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest in mijn hart heeft gewerkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om de verdienste van Christus' wil" (Heidelb. Cat. zondag 7, antwoord 21).

Het moet dus niet alleen adventstijd worden, maar er moet, juist in de adventstijd, zijn, en dat zal er ook zijn. als het alles waarheid in het binnenste is. een verlangend, een verwachtend, een biddend uitzien naar de volheid des tijds voor eigen hart en leven. Die volheid des tijds in zo strikt persoonlijk opzicht komt er, en zal er dus zijn, als de Heere Jezus door de kracht des Heiligen Geestes, als de Werkmeester, door het geloof, als het middel, in ons hart geboren wordt, als het Kindeke Jezus wordt neergelegd in de ledige kribbe onzer ziel. Dan is het zo heel persoonlijk de volheid des tijds. Dan gaan wij in het nieuwe jaar in ons leven, het jaar van het welbehagen des Heeren, een jaar, dat wel een begin heeft, een Oudejaarsavond en een Nieuwjaarsmorgen, maar dat daarna geen Oudejaarsavond meer kent.

Het heeft alleen — het is wonderlijk om het te zeggen! — een Oudejaarsavond en ook een Nieuwjaarsmorgen aan het begin. En op dat begin volgt geen einde. Het is het begin van het ééuwige leven. En dus dat jaar van het welbehagen des Heeren. dat eerste jaar van een kind in Zion geboren, dat heeft verder nooit meer een Oudejaarsavond en een Nieuwjaarsmorgen. Een kind in Zion geboren, wordt wel al ouder, d.w.z. al langer op de levensweg, maar een kind in Zion geboren, blijft altijd, ja zelfs eeuwig, jong. Als Gods kinderen geestelijk zo oud schijnen te worden, als ze niets meer weten te vertellen van wat zij in het heden ontvangen, als het al maar is oude kost uit die goede oude tijd. als er geen kracht zit in hun optreden, in hun levensopenbaring, in hun spreken, dan zijn zij ziek. Maar bij Zijn , , Zie, Ik kom" voor eigen hart en leven, wordt door en in de Verlosser ontvangen het leven, dat niet sterft, het leven in der eeuwigheid. , , Wie de Zoon heeft, die heeft het leven, wie de Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet" (1 Joh. 5 : 12). Dan is het Kerstfeest van binnen en tevens Oudejaarsavond en Nieuwjaarsmorgen, het jaar van het welbehagen des Heeren.

Eerst is het: , .Zie, Ik kom", in de weg der ontdekking, om u door Mijn heilige Wet kennis van zonde te geven, om u te leren beven voor Mijn recht. „Zie, Ik kom", om uw onrustige hart te verkwikken door de rijke beloften van Mijn Woord, toegepast aan uw ziel, door Mijn heilige Geest.

Doch het moet ons meer en meer te doen worden om de Christus Zelf. De beloften te ontvangen en te hebben, dat is kostelijk, maar de Beloofde door en in het geloof deelachtig te zijn. dat is nog veel rijker. Dat is, Immanuël, God met ons. — Dat is met Jesaja 9 : 6: , Want een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam: onderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst." — Dat is met de oude Simeon zingen: Mijn ogen hebben Uwe zaligheid gezien; een licht tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van Zijn volk Israël."

Groot, wonderlijk groot, is het, als de Heere Jezus bezit komt nemen van ons hart, als Hij daar gaat uitroepen het nieuwe jaar, het jaar van het welbehagen des Heeren, als Hij daar Zijn troon opricht en Zich daar gaat openbaren als Koning Jezus, Die de Zijnen regeert met de scepter van Zijn genade.

„Toen sprak Ik: Zie, Ik kom!" — Met welk een innerlijke, rijke zieleblijdschap wordt er dan geluisterd naar die Evangeliestem door een verbrokene van hart, een verslagene van geest!

Zij het, mijn lezer, nu wij het Kerstfeest weer mochten vieren, nu wij de Oudejaarsavond doorleefd hebben, en nu wij op de Nieuwjaarsmorgen het jaar 1958 mochten ingaan, onze dringende en volhardende bede: „Dierbare Heere Jezus! zeg ook tot mijn ziel: „Zie, Ik kom." Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij inij zegent."

„Toen sprak Ik: Zie, Ik kom!" — Ja, zo gaat het bij élke zondaar, die onder de ontdekkende werkzaamheid van de Heilige Geest, waarlijk zondaar in eigen oog is geworden. Na de weg van het ontledigen, van het plaats maken, van de beloften, als wij geheel aan het eind zijn gekomen, als het van onze zijde is geworden een afgesneden zaak, dan is het van des Heeren zijde, want bij God zijn alle dingen mogelijk: „Zie, Ik kom." Hij is gekomen in de wereld. Hij is gekomen in Bethlehems stal, als de Middelaar Gods en der mensen, als de Immanuël, om te zoeken en zalig te maken wat verloren was, om zondaren met God te verzoenen, om goddelozen te rechtvaardigen.

En, als Hij tot onze ziel komt, dan brengt Hij alles met Zich mee, ook het gebed, ook het geloof. Dan bereidt Hij ons het Kerstfeest in onze ziel. Wat is dat een onuitsprekelijk gebeuren! In een wereld, die niet weet, wat eigenlijk feestvieren is, is dat eerst waarlijk féést. Zie het in de herders, in Simeon, in Anna. in allen, die waren „verwachtende de Vertroosting Israëls".

En dat: „Zie, Ik kom!" wordt telkens weer in het leven van Gods volk herhaald. Ach! wat een afwijken, wat een ronddwalen, ook na ontvangen genade! En wij, wij kunnen Hem, Die wij door eigen schuld zijn kwi)'^ raakt, niet terug vinden. Maar nu wil h, '.de Eerste weer zijn. Nu is Hij, na zo\ ie struikelingen, afzwervingen, zonden, e isternissen. toch telkens weer de Eerste geweest met Zijn: „Toen sprak Ik: Zie, Ik kom."

Strekke zich daarnaar uit. ook in dit nieuwe jaar, al onze lust en al ons zielsverlangen! Dan zullen wij bij Zijn komst het ook weer moeten belijden: „Ja, Heere, ik zou nooit tot U gekomen zijn, en nu komt Gij in grote trouw toch weer tot mij. Alles, alles heb ik te danken aan Uw: „Zie, Ik kom."

Mocht dit. mijn nog onbekeerde lezer, u dit jaar eens te beurt vallen. Vraag er maar veel om, voordat het te laat is!

Z.

S.v.D

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 januari 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE KOMST DES HEEREN TOT DE ZIEL EENS ZONDAARS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 januari 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's