Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE VERLOSSING VAN GEBETENEN DOOR DE OUDE SLANG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE VERLOSSING VAN GEBETENEN DOOR DE OUDE SLANG

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

Johannes 3 : 14 en 15.

De vorige week was onze gemeenschappelijke meditatie al een voorbereiding op de lijdensweken. Wij hebben toen met elkander overdacht de verho-«rgging door Mozes van de slang in de woestijn, opdat een iegelijk, die door een vurige slang was gebeten, daarop in het geloof zou zien, en zo genezing zou vinden, zelfs van die dodelijke beet. Wij mochten ons onder de leiding van Gods Woord in Numeri 21 en in Joh. 3:14 en 15 verplaatsen naar de woestijn, in het midden van het volk van Israël, zondig en schuldig, en ten gevolge daarvan onder het schrikkelijk oordeel Gods van de vurige slangen met hun dodelijk venijn, maar ook, delend in Gods vrije goedheid bij het zien op de door Mozes verhoogde koperen slang, en het alzo ondervindend: , Bij de Heere, de Heere, zijn uitkomsten tegen de dood." O, welk een wonderlijke uitreddingen heeft de Heere toen geschonken onder een hardnekkig en tegensprekend volk!

Wij waren dus in onze gedachten, al mediterend, in de woestijn. Wij zagen daar in de geest de koperen slang, door Mozes verhoogd op een steng, opdat het gehele leger van Israël, opdat de gebetenen door een vurige slang, te midden van hun pijnen en angsten, de dood voor ogen, op die verhoogde koperen slang zouden kunnen zien, in die dag der benauwdheid de Heere aanroepend, en het ervarend: „Ik zal er u uithelpen."

Doch door middel van Joh. 3 : 14 en 15 worden wij uit de woestijn geleid in onze overdenkingen, naar Golgotha, naar de gekruisigde Verlosser, die daar als de Zoon des mensen verhoogd is aan de kruispaal. , , Gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden", zo heeft de Zaligmaker Zelf gesproken bij dat nachtelijk bezoek van Nicodemus, een van de leden van het Sanhedrin, de hoge Raad van de Joden. Hij is verhoogd aan het hout van smart, van schande en van vloek, opdat zondaren, uit Jood en heiden, Hem zouden kunnen zien en in Hem zouden vinden de verlossing van de dodelijke beet van de oude slang, van de duivel, in het Paradijs.

Wij werden er ook bij bepaald, door Calvijn, maar in de diepste zin toch eigenlijk door de Leermeester van Calvijn, door de Heilige Geest, Die ook onze Leermeester moet zijn in de verklaring van de Heilige Schrift, dat dit verhoogd worden van de gekruisigde Christus nog altijd moet gebeuren in de prediking van het lijdensevangelie. Paulus wist dat ook door dezelfde Geest: , Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onze Heere Jezus Christus, door Welke de wereld mij gekruisigd is, en ik der wereld. Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel. En zovelen als er naar deze regel wandelen, over dezelve zal zijn vrede en barmhartigheid en over het Israël Gods" (Gal. 6 : 14^16).

Och, dat wij dan toch in de lijdensweken luisteren mochten, als gebetenen door de oude slang, en die zich als zodanig met schrik en smart hebben leren kennen, in de weg der ontdekking door Gods Woord en Geest, dat wij zo luisteren mochten naar de gezanten van Christus, die Hem, naar Zijn onderwijs in Joh. 3 : 14 en 15, verhogen in de lijdensprediking als de borgtochtelijke Lijder in de plaats van een schuldig, vloekwaardig volk!

Welzalig zij, die, naar Zijn reine leer, In Hem hun heil, hun hoogst geluk beschouwen; Die Zions Vorst erkennen voor hun Heer'; Welzalig zij, die vast op Hem betrouwen.

, , Gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe."

De weg der verlossing is geopenbaard in de gekruisigde Christus. Jezus Christus en Die gekruisigd, dat is de weg tot het Goddelijk Vaderhart voor zondaren, die gebeten zijn door de oude slang met een dodelijke beet.

En nu bestaat de rijkdom der verlossing hierin, dat er geen verdoemenis is voor degenen, die in Christus Jezus zijn, dat zij deelgenoten zijn van het eeuwige leven.

Al wie in de woestijn de koperen slang aanzag, werd geen prooi van de dood, maar keerde, als van de rand van het graf, in het leven terug. En al wie de Heere Jezus leert kennen als zijn Borg, komt niet in het verderf, hij wordt ontrukt aan de macht des doods, en beërft het eeuwige leven. Dat is genade, vrije genade. Dat is enkel en alleen om niet.

De Israëlieten hadden het zich waardig gemaakt om te komen. Dat zou geweest zijn de gerechte straf voor al hun ontrouw en opstand. En wij, wij hebben het verderf verdiend. Juist Gods kinderen krijgen dit te zien en leren het meer en meer belijden.

Het eeuwig verderf verdiend, cn dan toch van dat verderf door Christus te worden verlost, zie, dat is groot! wonderlijk groot! ,

Ten verderve, verloren te gaan, het is zo vreselijk. Dat is uitgeworpen te worden in de buitenste duisternis, waar is wening en knersing der tanden. Dat is zijn eigen pak, zijn eigen schuld te moeten dragen. Dat is onder Gods vloek voor altijd te moeten zuchten. Dat is te lijden het eeuwig verderf van voor het aangezichte Gods. Dat is af te dalen in die' plaats, waar de worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt. En dan dat knagen en wroegen van het geweten: , , het is door uw eigen schuld". Dat roepen der verlorenen in één ontzaglijk jammerkoor: „Ik lijd smarten in deze vlam!" En dan dat: , , Er is geen mogelijkheid, er is geen

kans meer, het is voor eeuwig te laat." O, dat voor eeuwig zonder enige hoop, in zwarte nacht van ongekende wanhoop! Het is ondragelijk, en toch zal het gedragen moeten worden.

Maar, hoe groot is het dan niet van dat verderf te worden verschoond, verlost te worden door Christus' kruis van het geweld des duivels, van de vloek der Wet, van de toekomende toorn!

Ja, dat is heerlijk, doch het is nog niet alles. De verhoogde Christus aan het kruis is niet alleen het middel om de straf te ontgaan, maar ook om weder tot genade te komen. Hij doet geen half werk. Hij is een volkomen Zaligmaker. Hij is het, Die zondaren verlost van het hoogste kwaad, dat is de zonde, dat is de vervreemding van God, en Die ze brengt tot het hoogste goed, dat is de schuldvergiffenis, dat is God Zelf, het allerhoogst en eeuwig Goed. Hij schenkt aan Zijn volk de weldaad van het eeuwige leven. Dood door de zonden en door de misdaden, geestelijk dood, worden zij uit de dood overgezet in het leven.

Wel hem of haar, die ligt voor rekening van de getrouwe Zaligmaker. God Zelf draagt het ons op, o, gij klein kuddeke: , , Zeg de rechtvaardige, dat het hem wel zal gaan." Het is des Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven.

Wat wordt dit alles ons heerlijk, bemoedigend, uitlokkend bezongen in Psalm 147:

Hij heelt gebrokenen van harte. En Hij verbindt z' in hunne smarte, Die, in hun zonden en ellenden, Tot Hem zich ter genezing wenden. Hij telt het groot getal der starren.

Die 't scherpst gezicht op aard' verwarren. Hij roept dat talloos heir tezamen En noemt die alle bij haar namen.

En dan gaat de psalmist voort zo liefelijk vertroostend, Hij heeft het blijkbaar zelf ondervonden:

De Heer' betoont Zijn welbehagen Aan hen, die need'rig naar Hem vragen; Hem vrezen. Zijne hulp verbeiden, En door Zijn hand zich laten leiden; Die, hoe het ook moog' tegenlopen, Gestadig op Zijn goedheid hopen.

O Salem! roem de Heer' der heren; Wil uwe God, o Zion! eren.

Onnaspeurlijk is de rijkdom der verlossing, die de vrucht is van de verhoging aan het kruis. „Opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe." Dit leven, dat de Christus door Zijn dood en opstanding aan het licht bracht, dat is eerst waarlijk leven.

Het leven in de wereld en in de zonde, dat is geen leven, dat is de dood. De wereldling zelf ervaart daar reeds iets van. Hij vindt er geen voldoening, geen bevrediging in. Hij kan er zo moe van worden en zo ongelukkig. En toch zoekt hij het telkens weer in de dingen, die beneden zijn. Laat u door geen schijn bedriegen. Het is een ongelukkig bestaan, het leven dergenen, die zonder Christus, en dus zonder God in de wereld zijn.

Gij, die ontdekt zijt aan de ijdelheid. aan de ledigheid van de wereld met haar begeerlijkheden, gij weet, dat zij uw ziel niet kunnen voeden. In oprechtheid hebt gij wel eens uitgeroepen: „Dat is geen leven, dat is de dood!"

Leven, eeuwig leven, dat wordt door en in Christus Jezus het deel van al Zijn duurgekochten. Het is het leven, dat gewekt wordt in de wedergeboorte. Het is het leven met zijn hartelijk leedwezen over de zonde, met zijn hartelijke vreugde in God, met zijn haten en vlieden van het kwade, met zijn lust tot alle gerechtigheid. Het is het leven, dat u aanklaagt vanwege zoveel ontrouw van uw zijde, maar dat nog luider getuigt van zoveel trouw van 's Heeren zijde. Het is het leven, waarin gij minder moet worden, doch uw Heiland wassen. Het is het leven, dat gij, ondanks alles, toch niet meer zoudt kunnen, niet meer zoudt willen missen. De genade, de gemeenschap, de dienst des Heeren is u somtijds zó liefelijk, dat gij stamelt: „Bij deze dingen leeft men en in dit alles is het leven van mijn geest."

Dit leven eindigt bij de dood niet. Dan juist zal het zich nog voller en rijker ontplooien. Het is hier nog maar een beginsel der eeuwige vreugde, maar na dit leven zal Gods kind, in het volkomen kennen, het zalig genieten, het heerlijk dienen van God, deel krijgen aan wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgeklommen. O, wat is de rijkdom der verlossing toch groot! Verlost van het eeuwig verderf, dat wij verdiend hebben, en een erfgenaam van het eeuwige leven, hetwelk een genadegift is. Dat zijn gedachten en schatten, die wij kunnen tellen noch bevatten. Dat zijn vruchten van het bitter lijden en sterven van de lijdende Verlosser, van het kruis van onze Heere Jezus Christus.

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 februari 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE VERLOSSING VAN GEBETENEN DOOR DE OUDE SLANG

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 februari 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's