Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De grote Medicijnmeester

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De grote Medicijnmeester

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Brengt hem tot Mij. Marcus 9:19 (laatste ged.)

Wij hebben met elkander mogen nagaan, dat de grote Medicijnmeester, de Heere Jezus Christus, met innerlijke ontferming bewogen was over ellendigen. Een toonbeeld van ellende was de jongen, wiens vader zich richtte tot de Heere Jezus, vallende voor Hem op de knieën en smekende: „Heere! ontferm U over mijn zoon, die een stomme geest heeft, en is in zwaar lijden." Een toonbeeld van ellende zijn wij allen van nature, doordat wij als zondaren, van het Paradijs af aan in ons hondshoofd Adam van God afgevallen, en de duivel toegevallen, zijn in het geweld van de duivel en melaats van de hoofdschedel af tot aan de voetzool toe. Doch over zulke zondaren, die zichzelf moeten leren verfoeien in stof en as, is de Heiland met innerlijke ontferming bewogen.

Voor zulke zondaren, zelfs voor de voornaamste der zondaren, mag er nog hope zijn. Luisteren wij maar naar wat de apostel Paulus schrijft aan zijn geliefde, geestelijke zoon Timotheüs, in grote liefde, in ootmoedige verwondering, ter ere van Gods vrije en rijke genade: , Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben. Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeel dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven" (1 Tim. 1 : 15 en 16).

En zingt de ganse strijdende Kerk daar niet van tot roem van Gods genade, in diepe verslagenheid, maar ook in onuitsprekelijke vreugde? Hier mogen wij elkander herinneren aan Psalm 32 : 3:

'k Bekende, o Heer', aan U oprecht mijn zonden; 'k Verborg geen kwaad, dat in mij werd gevonden; Maar ik beleed, na ernstig overleg, Mijn boze daan; Gij naamt die gunstig weg. Dies zal tot U een ieder van de vromen, In vindenstijd met ootmoed, smekend, komen; Een zee van ramp moog' met haar golven slaan, Hoe hoog zij ga, zij raakt hem zelfs niet aan.

En nu is het daartoe niet genoeg, dat wij zuiver zijn in de leer, dat wij de Heihge Schrift erkennen als het Woord van God, dat wij de reformatorische beginselen toegedaan zijn en voorstaan. Dat is goed, zeer goed zelfs. Doch! wij kunnen er voor eeuwig mee verloren gaan. Als het alleen in ons hoofd zit, dan zit het twee voet te hoog. Het moet ons worden een hartezaak en hartetaal. Lezen wij niet in onze Héidelbergse Catechismus van de afsterving van de oude mens: „Het is een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben en dezelve hoe langer hoe meer haten en vlieden"?

Het is dus het werk van de Heilige Geest om door Gods Wet onze zonde en ellende te leren kennen. Als dit met ons gebeurt, dan komen wij terecht in de diepte van onze schuld, dan leren wij met Job klagen en onszelf aldus veroordelen: , Daarom verfoei ik mij, en heb berouw in stof en as" (Job 42:6), Ja, het gaat door de verootmoediging tot de verhoging, door de droefheid tot de blijdschap, door de strijd tot de vrede, door de dood tot het leven.

De Zone Gods is mens geworden, is als het Kindeke Jezus in de kribbe van Bethlehem neergelegd, is in de wereld gekomen, niet om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering. Hij is gekomen voor zondaren, die neerliggen in de diepten van hun zonde en ellende.

Met betrekking nu tot zulke ellendigen, ellendig naar de ziel, aan de dood onderworpen ook naar het lichaam, zegt de liefdevolle Verlosser nu met zoveel aandrang, zo vol van innerlijke ontferming: „Bréngt hem, brengt haar tot Mij."

„Brengt hem tot Mij." — Dat gold allereerst die ongelukkige zoon, maanziek, en van een dove en stomme geest bezeten, voor wie zijn vader bad en smeekte: , , Heere! ontferm U over mijn zoon, want hij is in zwaar lijden, " En zij hebben hem gebracht. Wij lezen immers met nadruk: „En zij brachten dezelve tot Hem." Dat was het werk van de omstanders, van vrienden. Dat was vooral natuurlijk het werk van die vader in zijn grote nood, die vaderlijk medeleed met zijn zoon. Zijn vaderhart brak, als hij zijn kind zag in zo'n zwaar lijden. O, welk een vreugde zal het voor hem geweest zijn de grote Medicijnmeester te horen zeggen met zulk een innerlijke ontferming: „Brengt hem tot Mij."

Doch dit liefderijke woord van de Heiland heeft een verdere, een wijdere strekking, , , Brengt hem tot Mij". — Dat is een opdracht, een genadige vergunning vooral, aan allen, die met ellendigen naar de ziel, maar ook naar het lichaam, in aanraking komen, die dezulken op hun levensweg ontmoeten.

En, zoals uit de stof van onze overdenking duidelijk blijkt, hebben wij dit: „brengt hem tot Mij", zeer in het bijzonder toe te passen op de jongeren van jaren, met wie wij naar Gods voorzienig bestel in aanraking komen. De Heiland Zelf heeft het getoond tijdens Zijn rondwandeling op aarde, dat Hij heeft een warmkloppend hart voor jonge mensen, voor kinderen, voor kleine kinderen zelfs. Toen die moeders met haar kinderen tot de Heere Jezus kwamen, heeft Hij ze niet afgewezen, Neen, Hij heeft Zijn discipelen, die dit wilden doen, bestraft en gezegd en genodigd: , , Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert ze niet, want derzulken is het Koninkrijk der hemelen, "

Wij vinden hier dus een opdracht, een genadige vergunning, voor onderwijzers en leraars van onze christelijke scholen, voor allen, die op onze Zondagsscholen de Bijbelse geschiedenissen hebben te vertellen, voor herders en leraars, die zo'n schone taak hebben ook met betrekking tot de jeugd van de gemeente. Hier is een heerlijk arbeidsveld in het bijzonder voor allen, die de Heere mogen vrezen, O, wat is dat begeerlijk aan de harten van jonge mensen in de middellijke weg te mogen arbeiden!

, , Brengt hem tot Mij, " — In de allerbijzonderste zin geldt dit woord van de Heere Jezus, de hoogste Profeet en Leraar, voor vaders en moeders met opzicht tot de kinderen, die zij als geleende panden van God hebben ontvangen. Ach, wat wordt door vele vaders en moeders tegen dit uitlokkende, tegen dit

genadevolle woord van de Heiland gezondigd! Er zijn zoveel vaders, en ook moeders, die in deze koudweg zeggen: , , ik laat mijn kinderen in de godsdienst maar vrij. Of ze naar de kerk of naar de catechisatie willen gaan, dat moeten ze zelf maar weten." Nu, het is geen vraag, wat er dan van deze gewichtige zaken terecht komt.

Er zijn ook in onze christelijke kringen en huisgezinnen zoveel vaders en moeders, die zelf nog niet tot de Heere Jezus zijn gekomen, die Hem nog nooit hebben ontmoet, die Hem nog niet nodig hebben gekregen, die Hem nog niet hebben leren kennen. O vaders en moeders, als het zo met u gesteld is, dan zijt ge diep ongelukkig! Ongelukkig voor uw eigen persoon, zonder God in de wereld. Maar ook ongelukkig als vader en als moeder. Dan kunt ge niet eens een rechte vader of een rechte moeder zijn. „Als de blinde de blinde leidt, dan vallen zij beiden in de gracht."

Mocht deze gedachte, mocht deze waarheid u eens zo aangrijpen en vasthouden, dat gij er ongelukkig en onrustig onder wordt. In die weg krijgt gij de nood van uw hart en de nood van uw huis te zien. Zo wordt het uw vurige bede: „Trek mij, Heere, dan zal ik li nalopen, bekeer mij, dan zal ik bekeerd zijn." In die weg krijgt gij ook medelijden met uw kinderen, die in zonde zijn ontvangen en in ongerechtigheid geboren, en gij vraagt wel eens in ootmoed: „Heere, geef mij, dat ik, zelf tot LI gebracht, lere ook mijn kinderen tot U te brengen."

Er zijn echter ook vaders en moeders, die door Gods grote genade de enige en volkomen Zaligmaker wel hebben leren kennen, maar die zo traag en nalatig zijn in de geestelijke dingen. Zij bemoeien zich zo zelden met hun kinderen in zake de belangen van hun onsterfelijke ziel. Met anderen wordt dan nog wel eens over de eeuwige dingen gesproken, over de wegen, die de Heere met Zijn volk houdt. Maar wanneer gaat het over deze zaken in het eigen huis, met de eigen kinderen? Dit is een grote breuk in zo menig gezin. Dit is zonde tegen het toch zo opwekkende, dringende woord van de Heiland: „Brengt hem tot Mij." Vaders en moeders, in wie de Heere toch een goed werk begonnen heeft, moge dit u al meer en meer tot zonde worden. Vergeet toch niet, dat de opdracht van de verhoogde Verlosser aan Zijn discipelen was: „Beginnende van Jeruzalem", d.w.z. dichtbij beginnen, beginnen bij uw eigen persoon, beginnen bij uw eigen huis.

„Brengt hem tot Mij." - — Ja, zelfs zijn er vaders en moeders, die toch niet vreemd zijn van Gods genade, van het bedenken van de dingen, die boven zijn, die in plaats van hun kinderen tot de Heere Jezus te brengen, een hinderpaal voor hen zijn, b.v. doordat er in het geestelijke zo weinig kracht van hen uitgaat. Wij denken hier aan de hogepriester Eli, die zijn zonen Hofni en Pinehas nog niet eens zuur aanzag, als zij zich vervloekt maakten. En wat kunnen in het oog lopende gebreken van vaders en moeders, die wandelen op het enge pad, voor kinderen tot een hinderpaal zijn, om te begeren naar een leven in de dienst des Heeren! Zij zien zo weinig iets van de begeerlijkheid, van de schoonheid van zulk een leven. Vaders en moeders, och, dat gij daarvoor moogt vrezen. Tot Abraham werd gezegd, en in hem ook tot ons: „Wees een zegen." Bidt de Heere ootmoedig en vurig, dat Hij u dit geve, dat gij, door Hem gezegend, ten zegen gesteld moogt worden voor uw kinderen, dat u op het hart gebonden moge worden het woord van onze overdenking: „Brengt hem tot Mij."

Het is een groot voorrecht, dat wij hier niet mogen en niet behoeven te eindigen. Er zijn door Gods rijke genade ook vaders en moeders, die wèl werkzaam zijn met dit woord van de hoogste Profeet en Leraar, Jezus Christus: „Brengt hem tot Mij." Hoe menigmaal zijn vaders en moeders al ten zegen gesteld voor hun kinderen. Hoevele ouders spreken nog, nadat zij gestorven zijn. Welk een gezegende invloed gaat er menigmaal uit van een godvruchtige vader, van een biddende moeder! Er zijn er wel onder degenen, die deze overdenking lezen, en daarin, al mediterend, meeleven, die daarvan ervaring mogen hebben, en die daarvan dus levende getuigen mogen zijn tot roem van Gods ontferming. Het blijft toch Zijn werk. Doch het behaagde Hem een vader of een moeder tot dat werk te gebruiken.

God zal Zijn waarheid nimmer krenken, Maar eeuwig Zijn verbond gedenken; Zijn woord wordt altoos trouw volbracht, Tot in het duizendste geslacht; 't Verbond met Abraham, Zijn vrind, Bevestigt Hij van kind tot kind.

„Brengt hem tot Mij!" zo zegt de Heere. Hij heeft recht op onze kinderen. Hij heeft ze het leven geschonken. Hij heeft bij de Heilige Doop Zijn driemaal Heilige Naam, de Naam van Vader, Zoon en Heilige Geest over ze laten uitroepen.

„Brengt hem tot Mij." De jonge kinderen hebben de Heere Jezus zo nodig, naar lichaam en naar ziel, voor de tijd en voor de eeuwigheid. „Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden" (Matth. 6:32). Dat geldt ook voor uw kinderen. Neen! gij kunt uw kinderen niet bekeren. Wedergeboorte en bekering, dat is Gods werk alleen. Dat is Gods werk geheel. Maar een grote zegen is het kinderen in de weg der middelen tot de Heiland te brengen.

„Brengt hem tot Mij." Door ze te brengen onder Zijn Woord, in het huisgezin, op school, in kerk en catechisatie. De Schriften zijn het, die van Hem getuigen.

Brengt ze tot Hem, door ze in de binnenkamer voor Hem biddend neer te leggen, met al hun nood en ellende, naar lichaam en naar ziel.

Welk een nodige, welk een schone taak! Wat zou het rijk zijn, als gij een middel mocht zijn voor uw kinderen, al was het maar voor een enkele. Dat geve de Heere in Zijn rijke genade!

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 september 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De grote Medicijnmeester

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 september 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's