Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DIE IN DE HEERE STERVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DIE IN DE HEERE STERVEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Openb. 14:13.

„Ik heb u dan gezegd, dat gij in uw zonden zult sterven; want indien gij niet gelooft, dat Ik die ben, gij zult in uw zonden sterven" (Joh. 8 : 22). Dat is een van die ontzaglijke woorden, zoals er door de hoogste Profeet en Leraar Jezus Christus zovele zijn gesproken. Het is een uitspraak, die geldt van mensen, die in grove zonden leven. Gij, die ook uitwendig zo uitbreekt in allerlei boze woorden en werken, de Heere Jezus komt in deze ogenblikken tot u, om u te waarschuwen, om u tot bekering op te roepen, als Hij zo ernstig ook tot u Zich richt: indien gij niet gelooft, dat Ik die ben, gij zult in uw zonden sterven."

Deze ontroerende uitspraak geldt echter niet alleen die mensen, die in grove zonden leven. Zij is zelfs niet allererst tot hen gericht door de Heere Jezus, maar tot de Schriftgeleerden en de Farizeën. Het is dus een waarschuwing ook voor deugdzame, ook voor kerkelijke, zelfs voor uitwendig zeer vrome mensen. Tot menigeen, door de anderen om zijn vroomheid hooggeacht, tegen wie wordt opgezien, spreekt de grote Hartenkenner en Nierenproever: „indien gij niet gelooft, dat Ik die ben, gij zult in uw zonden sterven." - — Dan is er toch wel alle reden, om met dit woord van Hem, Die niet alleen is de opstanding en het leven en de weg tot het leven, maar Die ook de waarheid is, tot onszelf in te keren en te vragen: wat heeft dit woord mij te zeggen?

Mijn lezer, wat blijkt uit dit aangrijpende woord weer duidelijk, tot onze waarschuwing, tot onze terechtwijzing, dat het in leven en in sterven voor ons aankomt op het oprechte geloof in de Christus der Schriften. Niets en niemand kan ons redden. Zonder het zaligmakende geloof in de Middelaar Gods en der mensen is op ons allen van toepassing het woord: „Indien gij niet gelooft, dat Ik die ben, gij zult in uw zonden sterven." Het hangt alles, het leven, de vrede, de blijdschap, de vrijspraak, de gerechtigheid, de enige troost, de zaligheid, het hangt alles aan het geloof in de enige en volkomen Zaligmaker.

Zonder dat geloof blijft het: „Gij zult in uw zonden sterven." Vreselijk, in uw zonden te sterven! Die zonde niet te hebben leren kennen, betreuren, belijden; niet van die zonden in beginsel gescheiden te zijn; niet aan die zonden in beginsel gestorven te zijn, in die zonden, al is het ook onder fijne vormen, al is 't ook in het verborgene van uw hart, in die zonden nog te leven, dat alles doet op u van toepassing zijn het: „Gij zult in uw zonden sterven."

Ontzettend, in onze zonden te sterven! Wat zal dan de eeuwigheid niet zijn. Want onze zonden volgen met ons. Onze zonden zijn op ons voor Gods aangezicht. Zij laten ons nooit los. Zij volgen met ons in de wroeging van ons geweten, in het loon, dat zij verdienen. Er is dus oorzaak te over, om onszelf en elkander met de psalmist op te wekken en te waarschuwen met deze woorden:

Zo gij Zijn stem dan heden hoort, Gelooft Zijn heil-en troostrijk woord; Verhardt u niet, maar laat u leiden.

Wij moeten leren sterven, voordat wij sterven. Het moet komen tot een hartelijk bidden en zuchten om het geloof in Hem, Die is de opstanding en het leven.

Dan zal ook op ons van toepassing zijn het uitlokkende, ontroerend tere woord van onze overdenking uit Openbaringen 14 : 13: En ik hoorde een stem uit de hemel, die tot mij zeide: chrijf, zalig zijn de doden, die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid, en hun werken volgen met hen."

In Openbaringen 14 wordt ons beschreven een van de heerlijke gezichten, die de apostel Johannes op het rotseiland Patmos heeft mogen ontvangen. Hij krijgt te zien, hoe het onder de mensheid in de hemel en op de aarde zal zijn bij het naderen van de grote dag des gerichts.

In de hemel ziet hij het Lam staande op de hemelse berg Zion, en met dat Lam het volle getal der gezaligden, nl. 144.000, een symbolisch getal, dat de volheid aangeeft, de ganse triumferende Kerk. En die 144.000, zij hebben de naam des Vaders geschreven aan hun voorhoofden. Zij zijn het, die het Lam volgen, waar het ook heengaat, gekocht uit de mensen, tot eerstelingen Gode en het Lam. En zij zongen als een nieuw gezang voor de troon.

Daarna wordt de blik van de ziener Johannes gericht op de aarde. Hij aanschouwt achtereenvolgens drie engelen. De eerste zag hij vliegende in het midden des hemels, en hij had het eeuwig evangelie, om dat nog te verkondigen aan degenen, die op de aarde wonen. Hij ziet een tweede engel volgen, en deze kondigt aan de val van Babyion, de stad des mensen, staande tegenover Jeruzalem, dat is de stad Gods. „Zij is gevallen, zij is gevallen, Babyion, die grote stad." En op deze tweede volgt een derde engel, die nog eens wijst op het schrikkelijk lot van degenen, die het beest aanbidden en zijn beeld en die ontvangen het merkteken aan hun voorhoofd. Zij zullen drinken uit de wijn des toorns Gods, die ongemengd ingeschonken is in de drinkbeker Zijns toorns.

Die laatste tijd voor het gericht zal voor de strijdende Kerk op aarde zeer bang zijn. Doch zij, die er toe behoren, zullen bewaard worden in de kracht Gods. Dat ligt in de woorden: „Hier is de lijdzaamheid der heiligen, hier zijn zij, die de geboden Gods bewaren, en het geloof van Jezus" (vers 12).

En om hen te sterken in de strijd, te troosten bij het naderen misschien van de marteldood, volgt er in het woord van onze overdenking uit Openb. 14 : 13: n ik hoorde een stem uit de hemel, die tot mij zeide: chrijf, zalig zijn de doden, die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen met hen.

Wij vinden in deze woorden, die wij gaan overdenken:

1. Een wonderspreukig woord. 2. Een nodig onderricht. 3. Een blij vooruitzicht.

„Zalig zijn de doden" — zo zegt een stem uit de hemel. Wij hebben hier waarlijk te doen met een wonderspreukig

woord. Dit woord uit de hemel wordt op aarde door onderscheidene mensen ook wel overgenomen en nagesproken, of, laten we liever zeggen, nageklaagd en nagezucht. Wat zijn er een boeken zonder licht. Wat zijn er een gedichten vol van donkerheid! Het leven is zo zwaar, zo vol van ellende. Het leven is zo zonder doorzicht en zonder uitzicht, dat het eigenlijk niet de moeite waard is om geleefd te worden. En zo komt het, niet in blijde jubel als van die stem uit de hemel, maar in grote moeheid en in doffe moedeloosheid, tot een gelukkig prijzen van de gestorvenen: „Gelukkig zijn de doden."

Ja, zelfs kinderen Gods zijn niet altijd vreemd van deze klacht. Daar komt het meermalen toe, als de doodsvijanden aanstormen en aanvechten, als de strijd zo zwaar en bang is, als de weg zo donker is, als het zo anders gaat, dan wij hadden verwacht. Dan zit een Elia in de woestijn onder een jeneverboom, en zucht: , , Het is genoeg, neem nu, Heere, mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn vaderen."

Dan wordt deze klaagzang in het hart en ook wel op de lippen gevonden:

Geef 't wild gediert', dat niets in 't woên ontziet, De ziele van Uw tortelduif niet over; Laat, grote God, om een gehate rover Uw kwijnend volk niet eeuwig in 't verdriet.

Hoe geheel anders echter is het in de stof van onze overdenking! Dat is een stem uit de hemel, die tot Johannes zegt, niet mat, niet somber, niet als een doffe klacht, integendeel, zo krachtig, zo blij, als een hemels lied: „Zalig zijn de doden."

Zalig zijn de doden, als een blij gezang, dat is een raadsel, dat is zo wonderspreukig. Zalig zijn de doden? De doden zalig? —' En zij hebben alles achter moeten laten: hun goederen, hun werk, hun vrouwen, haar mannen, hun kinderen. En zij zijn bezweken, wie weet aan welke vreselijke ziekten. Zij zijn gesloopt door de ouderdom. Zij zijn aan de ontbinding overgegeven. Zij zijn gebracht naar het kerkhof, neergelaten in het donkere graf. En hun ziel, is die wel gered en geborgen? En dan toch: „Zalig zijn de doden? "

Neen, zo zegt ons natdurlijk verstand. Neen! zo bevestigt ons aardsgezinde hart. Neen! zo verzekert onze boze en verkeerde wil. Neen! zo roept alles wat in ons is. Neen! zalig zijn niet de doden. Dat zijn de levenden. Heerlijk is het te leven, te werken, te genieten. Heerlijk is het vooruit te komen. Heerlijk is het in een kring van huisgenoten, van verwanten, van vrienden, op aarde te verkeren. Zalig zouden de doden zijn? — O, spreek mij van de dood toch niet! Zeg mij, hoe heerlijk het is jong te zijn, kracht te hebben, hoe schoon het leven is.

Gelukkig zijn de levenden, dat is ook menigmaal nog de heimelijke gedachte van mensen, die toch een ander leven hebben leren kennen. O neen! wij zullen het zo niet uitspreken. Wij hebben het anders gehoord. Wij hebben het in beginsel misschien ook anders geleerd. Maar toch, o die aardse dingen, die vleselijke betrekkingen, alles wat wij hier beneden hebben en zijn, ach, wat zitten wij er aan vast! Het is zo zelden, zoals ik het eens een jonge man hoorde zeggen, die in die tijd veel had doorgemaakt en veel had mogen ontvangen en genieten van de Heere: „En nu gevoel ik mij zo vreemdeling", om daarna onder tranen voort te gaan: „Ik zou zo gaarne zijn, waar de Heere is."

Ach, wat is er toch, in plaats van zulk een heimwee, veelal een hier beneden thuis zijn, een vastzitten aan het leven en alles wat het ons biedt, een al dieper inslaan van de pinnen in de aarde! Dan zijn wij het in de grond ook niet eens met de verzekering van Openb. 14 : 13: Zalig zijn de doden". In zulke tijden is het maar al te veel en al te sterk: Gelukkig zijn de levenden." En wij klemmen ons vast aan het leven, al is het ook vol van allerlei moeite en verdriet.

In de diepere zin van het woord, ziende op wat God aan Zijn volk in Christus geeft, dan is het wel heerlijk waar: Zalig zijn de levenden, met betrekking tot degenen, die wederom geboren en bekeerd zijn. „Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven." De kinderen Gods wórden niet alleen zalig, zij zijn het hier reeds.

Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort! Zij wand'len, Heer', in 't licht van 't godd'lijk aanschijn voort; Zij zullen in Uw naam zich al de dag verblijden.

Ja, het leven in de dienst des Heeren op aarde is een schoon, is een rijk, is een zalig leven. Als wij daarin mogen verkeren, dan zingen wij gaarne en van harte: Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten.

Het volk des Heeren trekt niet alleen wissels op de eeuwigheid, zoals het ongeloof spot, waarvan het nog de vraag is of ze betaald zullen worden. Neen, met betrekking tot degenen, die van de brede weg zijn overgebracht op het smalle pad, die weer tot genade zijn gekomen, die een wélgevallen trekken van de Heere, geldt het: „Zalig zijn de levenden." Mijn lezer, ik wens u van harte toe, dat gij lust zult mogen hebben of krijgen in zulk een leven met en in de Heere, in het leven des geloofs.

Doch het blijft daar staan, al klinkt het nog zo wonderspreukig, een stem uit de hemel heeft het gezegd: „Zalig zijn de doden." Ja, maar niet allen, niet de doden hoofd voor hoofd, niet de doden zo in het algemeen, zonder meer. Het wordt vaak te algemeen gemaakt. Luister maar bij begrafenissen, in de sterfhuizen, aan de geopende groeve. Hij of zij is zo rijk aan deugden geweest; heeft zo voor zijn, voor haar gezin geleefd, heeft zoveel gedaan voor kerk en armen en zending. Neen, mijn lezer, niet van allen geldt het: „Zalig zijn de doden." Al blijven wij buiten het oordeel over bepaalde personen, er zijn er toch velen, zegt de Heiland, die langs de brede weg ingaan door de poort van het eeuwig verderf. Onze zaligheid ligt alleen in de Zaligmaker, de Heere Jezus Christus, door het geloof in Hem. De stof onzer overdenking zegt het zo duidelijk: „Zalig zijn de doden, die in de Heere stervèn." Zal dat ook ons deel zijn?

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 oktober 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DIE IN DE HEERE STERVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 oktober 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's