Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overgegeven en weggeleid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overgegeven en weggeleid

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johannes 19 : 16 en 17

Door Gods goedertierenheid mogen wij weder in onze bedehuizen tezamen komen op de zeven Zondagen van de lijdensv/eken. Reis op reis mogen wij ook met elkander overdenken het Evangelie van de lijdende Borg!

Welk een genade heeft God ons daarin bewezen in onderscheiding van zovele anderen! O, dat wij onszelf afvragen, wat dit alles bij ons heeft uitgewerkt, wie wij zijn geweest onder de prediking van Jezus' lijden.

Een van de grote gebreken, die ons daarbij in de regel aankleven is zeker wel, dat wij menen: zoveel smaad en hoon, zoveel onrecht, zoveel lijden zou ik de Heere Jezus niet aandoen. Wij staan gedurig weer verwonderd en vragen: , , hoe is het mogelijk, dat de Joden zó konden handelen met Hem, Die het land doorging, goed en goeddoende? Hoe is het mogelijk, dat een Pilatus de Rechtvaardige, van Wiens onschuld hij overtuigd was, zo kon behandelen? "

En als wij zo gedurig weer vragen: „hoe is dat mogelijk? " •— dan ligt daaronder de gedachte: ik zou gans anders hebben gehandeld.

Die gedachte, mijn lezer, toont, dat wij onszelf in het geheel niet, of niet genoeg kennen. Als wij zien, wie wij zijn tegenover de Heere, dan zullen wij in dat lijden van de Man van smarten onze eigen zonde opmerken. O zeker, wat Joden en heidenen tegen de gezalfde Koning durfden te bestaan, was verschrikkelijk en gruwelijk. Stekeblind voor onze eigen schuld zijn wij echter, als wij daarbij blijven staan, ons daarover verwonderende en vertoornende.

Hiertoe moet het met ons komen, voor het eerst, en telkens opnieuw, dat wij belijden met een verbroken hart: mijn zonden hebben zoveel lijden over U gebracht. Ik sta hier schuldig. Ik heb U verworpen. Ik heb U het spotkleed omgehangen. Ik heb U de doornenkroon gevlochten. Ik heb U aan het kruis gebracht. Ik heb U handen én voeten doen doorboren door al mijn ongerechtigheden. Het is toch de belijdenis van de Kerk van alle eeuwen, en niet minder van de Kerk der eeuwigheid:

„Hij is om onze overtredingen verwond; om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld."

Gelukkig, die zichzelf schuldig leert keuren aan dat bitter lijden van de Knecht des Heeren. Dan gevoelen wij: , , Ik heb naar het recht Gods de hel verdiend." Maar dan ook wordt het dal Achor, het dal der beroering, voor ons een deur der hope. Op ons angstig vragen: , , Is er enig middel, waardoor ik deze welverdiende straf kan ontgaan, en weder tot genade komen? ", mogen wij gewezen worden op de Middelaar Gods en der mensen, de mens Christus Jezus, op Hem, Die aan het kruis van Golgotha triumferend mocht roepen met grote stem: „Het is volbracht."

O, dat wij in deze gestalte mogen zien in deze lijdensweken op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Die voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht en is gezeten aan de rechterhand van de troon Gods!

De stof van onze overdenking is ons opgetekend in Johannes 19:16 en 17:16. Toen gaf hij Hem dan hun over, opdat Hij gekruist zou worden. En zij namen Jezus, en leidden Hem weg.

17. En Hij, dragende Zijn kruis, ging uit naar de plaats Hoofdschedelplaats, welke in het Hebreeuws genaamd wordt Golgotha.

Zwaar was het lijden van de Heere Jezus, de Man van smarten, toen Hij terecht stond voor de Stadhouder der Romeinen, Pontius Pilatus. Wat moet het voor Hem niet geweest zijn geplaatst te worden naast een Bar-abbas, en dan aan te horen die wilde kreet van het volk: „Weg met deze! en laat ons Bar-abbas los!" Barabbas, die de doodstraf verdiend heeft, wordt losgelaten, en de Heere Jezus, Die het land doorgegaan was, goed en goed doende, wordt in zijn plaats aan de dood des kruises overgegeven. Zie daar ons voor ogen gesteld, dat Christus, de lijdende Verlosser, de plaatsvervanger wil zijn van schuldige zondaren, dat Hij voor dood-en doemschuldigen de dood wil ingaan, om zo volkomen voor de Zijnen te voldoen aan het recht van God.

Vreselijk is ook geweest het ogenblik, waarop de Stadhouder water nam, de handen wies voor de schare, zeggende: „Ik ben onschuldig aan het bloed dezes rechtvaardigen. Gijlieden moogt toezien." Toen immers antwoordde al het volk: „Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen." Het bloed des Nieuwen Testaments wordt hier onrein geacht. Het oude Bondsvolk roept over zich in Gods vloek. Voorwaar! Jezus' lijdensbeker was bitterder dan gal.

En nog was 't niet genoeg! Pilatus gaf Jezus aan de geseling over. De krijgsknechten maakten een spotkoning van Hem, door Hem een purperen mantel om te doen, een kroon van doornen gevlochten op te zetten, een rietstok in Zijn hand te geven en door dan voor Hem op de knieën te vallen, zeggende: „Wees gegroet, gij Koning der Joden!" — Hoe moet dit alles Jezus' tedere ziel hebben gepijnigd!

Nog eens brengt Pilatus de Heere Jezus uit, dragende de doornen kroon en het purperen kleed en op de Lijder in Zijn deerniswaardige toestand wijzende, spreekt hij: „Zie, de mens!" — Niets echter baat. Zodra zij Jezus zien, roepen zij: „Kruis Hem, kruis Hem." Tenslotte dreigen zij Pilatus. „Indien gij Deze loslaat, zo zijt gij des keizers vriend niet." En eindelijk gaan zij zover, dat zij op Pilatus' vraag: „Zal ik üw Koning kruisigen? " antwoorden: '„Wij hebben geen koning dan de keizer."

Hij is tot het Zijne gekomen, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Het volk van Israël heeft zijn Messias verworpen en afgezworen. En dan volgt er in de stof van onze overdenking:

„Toen gaf hij Hem dan hun over, opdat Hij gekruisigd zou worden. En zij namen Jezus, en leidden Hem weg. En Hij, dragende Zijn kruis, ging uit naar de plaats genaamd Hoofdschedelplaats, wel-

ke in het Hebreeuws genaamd wordt Golgotha."

Achtereenvolgens overdenken wij met elkander:

1. Dat de lijdende Verlosser overgegeven wordt.

2. Dat de lijdende Verlosser weggeleid wordt.

3. Dat de lijdende Verlosser uitgaat, dragende Zijn kruis.

„Toen gaf hij Hem hun dan over." < — Er was met de overpriesters en met de Joden niets meer te beginnen. Zij dorstten naar het bloed van het Lam Gods. Niet echter om er door gereinigd te worden van hun zonden, niet tot een volkomen verzoening voor al hun zonden. Neen! zij werden gedreven door vijandschap en haat.

Pilatus durft zich niet langer te verzetten tegen het opgewonden volk en zijn leidslieden. In verband met zijn eigen positie acht hij het verstandig de Heere Jezus over te geven, opdat Hij gekruisigd zou worden. Het is een aangrijpend feit van verstrekkende betekenis, dat ons in deze weinige, sobere woorden gemeld wordt. O, Pilatus, als gij eens wist, Wie gij overgeeft. Pilatus, het zal u niet baten, dat gij water genomen hebt om uw handen in onschuld te wassen. Het water van alle rivieren, van alle bronnen, van alle zeeën, is niet genoeg om u rein te wassen. Welk een onrecht een onschuldige, deze Onschuldige, over te geven tot de dood des kruises!

't Gruwelijkst onrecht zegeviert hier. Maar ook in deze duisternis gaat een heerlijk licht op. Er ligt voor een schuldig zondaar zulk een rijke troost in, dat de Heere Jezus als een onschuldige is overgegeven. Wij hebben een Middelaar nodig, Die is rechtvaardig mens, want een mens, die zelf een zondaar is, kan niet voor anderen betalen. Zo schoon zegt ons Gods Woord: „Want zodanig een Hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en hoger dan de hemelen geworden." O, gij, die schuldig zijt geworden in eigen oog in de weg der ontdekking, er is er Een, Die voor u kan betalen, er is er Een, Die juist voor zulken, voor zondaren, voor goddelozen, voor schuldigen in zichzelf, onschuldig tot de kruisdood is overgegeven. Neem dan met uw schuld, hoe groot, hoe zwaar ook, tot Hem de toevlucht. Door onschuldig te lijden van het gruwelijkst onrecht heeft Hij aan het récht Gods voldaan voor alle schuldigen in eigen oog.

O, kinderen Gods! Zelf had de Borg geen schuld, en nu liet de Borg Zich overgeven om uw schuld te boeten.

Pilatus gaf de Heere Jezus over, opdat Hij gekruisigd zou worden. De stadhouder der Romeinen geeft Hem over, omdat hij zijn rust, zijn positie, de gunst van de keizer, in één woord: omdat hij zichzelf zo liefhad. Het was er verre van af, dat hij zijn leven zou willen verliezen om Jezus' wille. Pilatus was overtuigd van Jezus' onschuld. Doch! er stond zoveel op het spel. Zijn eerzucht, zijn gemakzucht, zijn zelfzucht drongen hem er toe, om te handelen, zoals hij heeft gedaan. Zij drongen hem er toe, om de Heere Jezus over te geven aan de wil van de Joden.

Zien wij hier in Pilatus niet de vertegenwoordiger van de natuurlijke mens, ons aller beeld dus zonder wedergeboorte? W~ij gelijken zo sprekend op die stadhouder, die Jezus overgaf, opdat Hij gekruisigd zou worden. Wij zijn wellicht zeer godsdienstige, zeer rechtzinnige mensen, maar als het er op aankomt, als wij voor de keus gesteld worden, wie kiezen wij dan van nature? •— Dan kiezen wij de Heere Jezus niet. Wij kiezen onszelf, ons eigen ik.

En wij zien niet, dat wij, Hem overgevende, onszelf overgeven aan het strenge recht Gods, aan het eeuwig verderf. Ach, wat zijn wij toch blind. Dat wij de Heere te voet mogen vallen met de smeking: „Heere, dat ik ziende mag worden!"

Doch, hoe vaak wordt de Heere Jezus nog overgegeven, zelfs door hen, die toch niet meer buiten Hem kunnen. Wij kunnen het dikwijls zo gemakkelijk lezen of aanhoren, dat men de Heere Jezus de kroon van het hoofd neemt. O, dat er meer liefde, meer ijver ware bij Zijn volk voor hun Zaligmaker. Geef Hem, Die Zich voor u liet overgeven, toch niet zo telkens weer over aan Zijn vijanden. Dat moet ons smarten en een oorzaak van diepe schaamte zijn.

Pilatus heeft de lijdende Verlosser overgegeven, opdat Hij gekruisigd zou worden. O Pilatus, als gij eens wist,

Wiens raad gij hier ondanks uzelf moet uitvoeren!

In dat overgeven van de Heere Jezus zien wij Gods hand. Zelfs een Pilatus moest, evenals bij de geboorte een Augustus, onbewust meehelpen aan het ten uitvoer leggen van het raadsbesluit der verlossing.

Dit overgeven van de Zaligmaker bepaalt ons bij het: „Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft"; of bij het: „Welke overgeleverd is om onze zonden"; of bij het: „Die ook Zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven."

God geeft Zijn Zoon over tot in de vloekdood van het kruis. En dat, opdat zondaren van de vloek zouden worden verlost en zouden delen in Zijn rijke zegen. O, welk een gezegend feit is die overgave van Jezus door Pilatus! Hij aan de dood overgegeven, opdat zondaren van de dood zouden worden gered. Ook de Heere Jezus, de meerdere Jozef, kunnen wij in de mond leggen het woord van Jozef: „Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, opdat Hij deed gelijk het ten dezen dage is, om een groot volk in het leven te behouden." Ja, Hij, Die door de Vader werd overgegeven om gekruisigd te worden, Hij is het leven van een groot volk, van een schare, die niemand kan tellen. Welk een voorrecht is het tot dat volk te behoren.

Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort!

Z.

S.v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 februari 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Overgegeven en weggeleid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 februari 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's