Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZIE HET LAM GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZIE HET LAM GODS

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johannes 1 : 29b.

Op de vele vergaderingen, die hier op aarde worden gehouden, niet het minst in onze tijd, horen we meestal niets van de eeuwige dingen, van de grote werken Gods. In den regel beginnen ze bij de mens, en eindigen ze in de mens. Voor omstreeks 1900 jaren echter is er een vergadering gehouden, een vergadering nog wel van het Sanhedrin, de grote raad der Joden, waarin eeuwigheidswoorden zijn gesproken. Al was die vergadering bitter vijandig, dat verhinderde Petrus niet te zeggen, vervuld zijnde van de Heilige Geest: , , En de zaligheid is in geen ander, want er is ook onder de hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welke wij moeten zalig worden."

Die eeuwigheidswoorden zijn al wat menigmaal herhaald, en nog zijn ze niet afgezaagd, en zullen het ook nooit worden. Nog bevatten ze diepten, die het menselijk verstand niet kan peilen. Nog gaat er een kracht van uit, die de duivel doet sidderen en de neergebogenen opricht. Nog bevat het een les, waaraan Gods kind zijn leven lang heeft te leren, namelijk deze les, dat wij nodig hebben de strijdende, lijdende en overwinnende Verlosser. Nog is het de hoofdinhoud van iedere prediking, die is naar het Woord van God.

De Christus moet worden gepredikt als de lijdende Knecht des Heeren. Dat is de prediking, waardoor de mens op het diepst wordt vernederd en God op het hoogst verheerlijkt. Dat is de blijde boodschap, die een door schuldbesef verslagen ziel bemoedigt en vertroost.

In het bijzonder in de samenkomsten der gemeente ter voorbereiding voor het Heilig Avondmaal, die in de laatste lijdensweken gehouden zullen worden, moet naar de enige en volkomen Zaligmaker worden heengewezen. Zijn volbracht werk alleen is een betrouwbare grond om op te bouwen. In Zijn verzoenend lijden en sterven alleen moet de vrede onzer ziel worden gezocht. Versterking van het zwakke geloof kan alleen worden gevonden in Zijn offerande aan het kruis. O, onderzoeken wij toch in deze laatste lijdensweken, of wij, als een ellenlendige en onwaardige in onszelf, ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken!

Jezus Christus en Die gekruist, daarnaar moet ons hart uitgaan ook in de ure der belijdenis, als wij, als jongeren of ook als ouderen, daarvoor staan of gestaan hebben in de lijdensweken van dit jaar.

Ik weet geen andere naam, en er is ook geen andere naam, die onder de hemel, die onder de mensen gegeven is, door welke wij moeten zalig worden. „Het zal zijn, dat een iegelijk, die de naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden."

O. moge het door Gods vrije genade onze keuze zijn, of onze keuze worden, die enige naam te kennen, die naam te belijden. Moge dat zo zijn, al is het ook, dat ons belijden nog maar zal zijn als het stamelen van een jong kind, dat pas begint te praten.

Tot onze opwekking tot dit alles overdenken wij thans met elkander Johannes 1 : 29b: Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt."

In het Evangelie van Johannes wordt de doop van de Heere Jezus door Johannes de Doper niet vermeld. Het gedeelte, waarin de stof onzer overdenking te vinden is, is waarschijnlijk gesproken, toen de verzoeking in de woestijn door de grote Strijder was afgewezen. Johannes getuigde hier immers: „Ik heb de Geest zien nederdalen als een duif." De doop en de verzoeking, die er terstond op volgde, hadden dus wel plaats gehad.

Johannes de Doper had op de school des Geestes deze les geleerd: „Hij moet wassen, en ik minder worden." In alle ootmoed beleed hij dan ook voor de priesters en de levieten, die door de Joden tot hem gezonden waren: „Ik ben slechts de stem des roependen in de woestijn; maakt de weg des Heeren recht."

De lust van Johannes de Doper is het van de Christus te getuigen, Die na hem komt, maar voor hem geworden was, Wiens schoenriem te ontbinden hij niet waardig was. Zo wijst hij de afgezondenen van de Joden op de heerlijkheid en op de majesteit van de Christus, Die op aarde gekomen was.

De dag daarop kwam de Heere Jezus tot Johannes de Doper, om hem als Zijn heraut en wegbereider te eren, en ook om door de gezant van Zijn Vader te worden aangewezen als de vervulling van de gehele dienst der schaduwen. Als Johannes dan ook de Heere Jezus tot zich ziet komen, spreekt hij door de Heilige Geest geleerd en gedreven: „Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt."

Wij hebben dus als de stof van onze overdenking: de noodzakelijkheid van het zien op het Lam Gods.

Drie noodzakelijke toestanden komen onder die overdenking op ons aan:

1. Zie het Lam Gods met een verbroken hart.

2. Zie het Lam Gods met een heilbegerige ziel.

3. Zie het Lam Gods met afzien van alles en allen.

Op de Heere Jezus is ten allen tijde veel gezien. De ogen van velen in de wereld zijn op Hem gericht. Velen zien op Hem met de koude blik van de nieuwsgierigheid. Anderen bespieden Hem met de onderzoekende blik van de wetenschap. Weer anderen richten op de Zaligmaker van zondaren de vurige, afwijzende blik van de vijandschap. Doch, Gode zij dank, behoeven wij het hierbij niet te laten. Er zijn er ook altijd geweest, en zij zijn er nog, die onder de ontdekkende werkzaamheid van de Heilige Geest op de Zaligmaker van zondaren zien met een verbroken en verslagen hart.

Zo op de lijdende Verlosser te zien is een grote zegen. Met droefheid in ons hart, met tranen in onze ogen vanwege onze zonde en schuld moeten wij, zal het wel zijn, leren zien op het Lam Gods. Dat is één van de gedachten, die in de stof van onze overdenking zijn vervat.

De Heere Jezus wordt ons hier voorgesteld als het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt, dat wil dus zeg-

gen als het offerlam, dat ter slachting wordt geleid, opdat er door Zijn bloedstorting vergeving zou geschieden. Geen zondaar kan van de dood worden gered dan alleen in de weg van het offer, van het grootste offer, dat God zelf kon brengen. Hier zien wij, wat wij door onze zonden verdiend hebben, nl. de dood, de dood in al zijn verschrikkelijkheid, de lichamelijke, de geestelijke en ook de eeuwige dood. De prediking van het Lam Gods brengt ons met grote kracht de verpletterende tijding: , , De bezoldiging der zonde is de dood."

Hier zien wij ook, hoe vreselijk de zonde is in de ogen van God. Hij moet krachtens Zijn heerlijk wezen en Zijn schitterende deugden de zonde tegen Zijn Oppermajesteit bedreven, straffen met de hoogste, dat is met de eeuwige straf beide aan lichaam en aan ziel. En om ze te kunnen vergéven moet Hij Zijn eigen Zoon opofferen als het ware Paaslam. O zie dan niet alleen op Sinaï, maar zie ook op Golgotha, wat zonde is in de ogen van de heilige en rechtvaardige God, en beef bij de gedachte daaraan.

Zie het Lam Gods. Hier zien wij ook, wat de zonde de Heere Jezus gekost heeft. Zijn bloed heeft er voor moeten vloeien. Zijn leven heeft Hij er voor moeten afleggen. Gods toorn heeft deswege tegen Hem gebrand. O, ontzettende zonde, die slechts tot zulk een prijs kon worden weggenomen! Hebben wij er al over leren treuren?

Worden wij door Gods Geest ingeleid in deze zaken, dan wordt ons hart er onder verbroken, en onze geest verslagen. Hoe kan de zonde ons dan drukken en ons worden tot een zware last, die wij niet dragen kunnen!

Het zien op het Lam Gods met een verbroken hart is dan ook een zien met diepe smart. Het is een zien met grote schaamte. Het is een zien, waarbij wij onszelf veroordelen en het recht Gods toevallen.

Zie, het Lam Gods met een verbroken hart. Daar is reden voor ook als wij een week van voorbereiding ingaan en het Avondmaal hopen te vieren. Daar mogen wij alleen als zondaar aangaan, onszelf aanklagend, als een overtreder van de Wet des Heeren, waarvan wij geen van Gods geboden hebben gehouden, maar zwaarlijk tegen alle hebben gezondigd. O, dat wij dan de Heere maar veel mogen bidden en smeken om de Geest der uitbranding en des oordeels, opdat wij een mishagen aan onszelf mogen hebben en ons voor God verootmoedigen. Het is zo'n onwaardeerbaar voorrecht, als wij aan mogen gaan aan de tafel des Heeren, ziende op het Lam Gods, met de bede in een verbroken en verslagen hart: , , 0 God! wees mij zondaar genadig." En gewis! de troost van Gods genade mag bij brood en beker nog wel eens kennelijk genoten worden en onze zielen heerlijk verkwikken.

Zie het Lam Gods met een verbroken hart. — Daarvoor is ook oorzaak, als jongeren en ouderen in deze lijdensweken komen tot het afleggen van belijdenis des geloofs. Die belijdenis is ook immers een belijdenis van zonde en schuld, een toevallen van de gerechtigheid Gods. Ach, dat onze harten meer en meer verbroken mochten worden door het oordeel, dat over ons gaat door de heilige Wet Gods, maar ook door de aangrijpende boodschap van het Offerlam Gods, dat plaatsbekledend de dood moest ingaan, en die ons ook in de lijdensweken van het jaar onzes Heeren 1959 telkens weer is, en wordt gebracht.

..Zie het Lam Gods met een verbroken hart." Ja, daartoe moet het bij ons komen, zal het wel met ons zijn in het leven en in het sterven, voor de tijd en voor de eeuwigheid. Een andere weg tot redding en zaligheid, tot verzoening en vrede met de heilige en rechtvaardige God is er niet. Al ónze wegen lopen uit op het ontzettende: , , Dewelken zullen tot straf lijden het eeuwig verderf van voor het aangezicht Gods."

Zonder het zien op het Lam Gods met een verbroken hart blijft ons leven een arm leven zonder ware vrede en zonder echte vreugde. Diep ongelukkig reeds in het leven is de mens, die geen behoefte heeft aan de schuldovernemende Borg. En wat zal het einde zijn van zulk een leven zonder Christus en zonder God? De Heere Zelf bepaalt er ons bij met grote ernst, als Hij van dezulken zegt: „Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk de duivel en zijn engelen bereid is."

Zo gij Zijn stem dan heden hoort, Gelooft Zijn heil-en troostrijk woord; Verhardt u niet, maar laat u leiden.

Gelukkig de zondaar met wie het daartoe komen mag, voordat het voor eeuwig te laat is. Nog staat de lijdende Verlosser, maar ook de volkomen Zaligmaker, lokkend en nodigend met uitgebreide armen: , , Komt herwaarts tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven."

Moge Zijn rust, door lijden en strijden verworven, en die heerlijk is, ook ons deel zijn, mijn lezerl Dat maakt een zondaar zalig.

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 maart 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

ZIE HET LAM GODS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 maart 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's