Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KINDEREN DES VERBONDS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KINDEREN DES VERBONDS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Veertien dagen geleden, in het nummer van 18 april 1959 maakte ik melding van de bekende term: houden voor. Ik wees toen op het tegenstrijdige er van, dat men alle kinderen der gelovigen meent te moeten houden voor erfgenamen van Gods Koninkrijk en er toch weer geenszins allen hoofd voor hoofd daarvoor durft te houden. Ik meen dat dit niet te handhaven is. Men zal hier moeten kiezen. Wat is nu eigenlijk de gereformeerde of reformatorische gedachte? Daarvoor gaan we vanzelfsprekend naar Calvijn. Hield hij alle kinderen der lidmaten of alle kinderen van ware gelovigen voor wedergeboren en voor ware deelgenoten aan de weldaden van het verbond?

Dr. W. van den Bergh heeft daar reeds een hoofdstuk aan gewijd in zijn proefschrift: alvijn over het genadever bond. Over deze kwestie handelend bespreekt hij eerst de verklaring van Calvijn bij Gen. 17 : 7 en schrijft: Calvijn maakt hier onderscheid tussen twee soorten van kinderen des verbonds, tweeërlei soort van aanneming en dus tenslotte tweeërlei verkiezing".

Calvijn spreekt dus niet, zeggen wij, van twee verbonden, evenmin als hij van twee kerken sprak. Maar wel maakte hij in het éne verbond en in de éne kerk onderscheid. Die dubbelheid heeft Calvijn telkens weer nodig om de ware stand van zaken te beschrijven: hij spreekt van een algemene en bijzondere verkiezing, een uitwendige en inwendige roeping en zo ook van een uitwendige en een verborgen, een zichtbare en een onzichtbare kerk. Daar is één genadeverbond, maar zowel hypocrieten als gelovigen bevinden zich daarin.

Bij Deuteronomium 32 : 6 tekent Calvijn aan: dat de Heere een bijzondere zaak aan Israël heeft gegeven door ze te onderscheiden boven alle volken. Zij kregen daarvoor een betere staat als volk genomen. Maar tegelijk merke men op, dat deze genade der vernieuwing in velen uitgewist wordt, omdat zij er geen prijs op stellen. Daaruit volgt dat de kerk op tweeërlei wijze een werk en maaksel Gods genoemd kan worden, n.1. in het algemeen door de uitwendige roeping, maar bijzonder, wat de uitverkorenen aangaat, door

de wedergeboorte uit de Geest. Want het verbond der genade is aan hypocrieten en gelovigen gemeènschappelijk".

Daar is dus één verbond der genade. V. d. Bergh merkt op: „Het verbond met Abraham en zijn kroost gold allen, die uit hem zouden geboren worden". Genieten zij nu allen dezelfde weldaden van dit verbond? Neen, hier liggen de verschillen. „Toch is even waar, dat door God als de wettige kinderen van Abraham alleen zij beschouwd worden, die door het geloof in hem ingeplant één huisgezin vormden".

Als er nu tweeërlei kinderen des verbonds zijn, heeft dan de ene groep alles en de andere niets? Zo is het ook niet. De eerSte weldaad is aan allen gemeen, want het volk in zijn geheel is als Abrahams kroost aangenomen, zodat de belofte'voor allen gelijk was en aan allen het eeuwige leven is aangeboden.

Wat is dan het verschil? „Wanneer niettemin van tweeërlei soort van kinderen in de kerk sprake is, geschiedt dit, omdat wel het gehele lichaam des volks door een en dezelfde stem in de schaapstal Gods verzameld is, allen zonder uitzondering in dit opzicht kinderen worden genoemd en aan allen gemeenschappelijk de naam van de kerk toekomt: maar in het verborgen heiligdom Gods geen anderen tot zonen van God worden gerekend, dan in wie de belofte door het geloof bevestigd is".

We geven nu nog enkele sprekende uitspraken van Calvijn zelf hierover. Het staat vast, zegt hij, dat God Zijn verbond sluit met Abrahams kinderen, die van nature uit hem zouden voortkomen. In zoverre zijn dus alle nakomelingen van Abraham in het verbond. Zij zijn er echter niet allen op dezelfde wijze. Daar zijn trappen in de aanneming tot kinderen. De eerste trap was dat het gehele volk van Israël in de schaapskooi Gods is opgenomen, terwijl de overige volken geen schapen genoemd mogen worden doch als het ware als wilde dieren bleven zwerven over bergen en door bossen.

Deze genadige aanneming strekte zich beslist over allen (ad omnes ipsos) gemeenschappelijk uit. „Uit het feit dat Paulus de volken buiten God en het eeuwige leven stelt, volgt, dat alle Israëlieten huisgenoten der Kerk, kinderen Gods en erfgenamen des eeuwigen levens geweest zijn."

Toch worden alleen de kinderen der belofte zalig. Wat is dan die belofte, want zij hebben toch allemaal de belofte? Zo zeggen tegenwoordig velen: ij hebben toch de belofte, waarmede zij dan de uitwendige roeping bedoelen. Calvijn wijst dit nadrukkelijk af. Hij bedoelt de kinderen der belofte uit Romeinen 9 : 8 en zegt:

„Daar wordt de belofte niet algemeen genomen alsof het hetzelfde was als het uitwendige Woord, waardoor God Zijn genade zowel aan verworpenen als aan verkorenen gelijkelijk toekent, maar dit woord moet beperkt worden tot de krachtdadige roeping, die Hij inwendig bezegelt door Zijn Geest. Voor Calvijn staat het vast en hij spreekt dat uit, dat in de belofte, die aan allen gemeenschappelijk is de eeuwige zaligheid wordt aangeboden. Door die belofte zijn ze tot kinderen aangenomen. Maar dan maakt Calvijn een groot verschil tussen de uitwendig aangeboden genade en die welke door de uitverkorenen krachtdadig is ontvangen. Hier cluikt dus voor ons een dubbele reeks van kinderen in de kerk op. Al de uitwendig geroepenen heten kinderen en heten Kerk. Maar in Gods verborgen heiligdom worden geen andere als kinderen Gods beschouwd dan zij, in wie de belofte door het geloof van kracht geworden is.

Deze tweeërlei kinderen des verbonds komen bij Calvijn gedurig terug. Zo spreekt hij bij de uitleg van Hosea 12 : 3— 5 over het vreemde, dat van de nakomelingen van Jacob gezegd wordt, dat zij in Jacob zijn uitverkoren en dat zij toch van God zijn afgeweken. Hoe kan nu een uitverkorene van God afvallen? De Heere rechtvaardigt toch die Hij verkiest? Antwoord: e verkiezing Gods ten opzichte van dit volk was tweeërlei: ij was algemeen en zij was bijzonder. De verkiezing van de godvruchtige Jacob was bijzonder, want hij was werkelijk één der kinderen Gods. Er was nog een algemene verkiezing ook, want hij bood aan allen Zijn verbond aan. Intussen waren niet allen wedergeboren, zij waren niet allen begiftigd met de geest der aanneming. Deze algemene verkiezing had dus niet in allen kracht.

Hier is alzo sprake van een verbond voor allen. Dit heet ook wel de algemene verkiezing. Die daarin delen zijn in zekere zin uitverkoren. Hoor maar! „Opgelost is dus nu de kwestie, dat geen der uitverkorenen zal omkomen; want het gehele volk was niet met deze bijzondere verkiezing uitverkoren; maar God wist, wie Hij uit dat volk had uitverkoren, en deze begiftigde Hij, gelijk wij reeds zeiden, met de Geest der aanneming, en voorzag Hij met Zijn kracht, opdat zij nooit zouden af-

vallen. Anderen echter waren in zekere zin uitverkoren d.i. God heeft hen het verbond der verlossing aangeboden. Doch door hun ondankbaarheid hebben zij gemaakt, dat God van hen heeft afgezien en hen niet als Zijn kinderen erkend".

Hieruit is duidelijk, dat aan alle bondelingen het verbond wordt aangeboden. Dit hebben zij allen, gemeen. Het is ondankbaarheid als zij daar niet op ingaan.

Zijn dat nu kinderen des verbonds? Neen, Calvijn maakt onderscheid tussen bastaarden en wettige zonen. Zij maken echter zichzelf tot bastaarden. In Handelingen 3 : 25 lezen we: , Gijlieden zijt kinderen der profeten en des verbonds hetwelk God met onze vaderen opgericht heeft".

Calvijn wijst bij deze tekst er o.a. op, dat het niet toevallig is als ons het evangelie wordt gepredikt. Dat heeft God zo verordend. Zo is het verbond een verordening, die ook betrekking heeft op nog niet geboren kinderen, dat hen het evangelie moet worden gepredikt.

Inderdaad zijn vele kinderen van gelovigen bastaarden, doch dat is hun eigen schuld. Zij hebben hun afkomst verlaten door hun ongeloof. Maar dit verhindert niet, dat God het zaad der gelovigen roept en ontvangt om deel te hebben aan Zijn genade. En aldus opent de algemene verkiezing, ofschoon zij niet in allen krachtdadig werkt, de deur tot de bijzondere verkiezing: Dus de uitverkorenen komen niet buiten de algemene verkiezing om tot de bijzondere. Dat geldt natuurlijk ook van de algemene roeping. Het zijn geen twee roepingen: de inwendige en de uitwendige roeping. Er bestaat geen zelfstandige inwendige roeping. Er bestaat wel een uitwendige roeping, die zonder krachtdadige roeping blijft, maar niet omgekeerd, extraordinaire gevallen daargelaten. Maar de regel is dat in de krachtdadige roeping de uitwendige roeping werkzaam en van kracht wordt. Zo opent de algemene verkiezing de deur tot de bijzondere verkiezing. Eerst de aanbieding der genade in het verbond en dan de aanneming der genade door de kracht van de Heilige Geest.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 mei 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

KINDEREN DES VERBONDS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 mei 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's