Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Verlosser, Die tot Sion komt...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Verlosser, Die tot Sion komt...

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , En daar zal een Verlosser tot Sion komen, namelijk voor degenen, die zich bekeren van de overtreding in Jacob, spreekt de Heere". Jesaja 59 : 20.

I. De Verlosser, Die komt. II. De Verlosser, Die tot Sion komt. III. De Verlosser, Die tot Sion komt, dat zich bekeert.

I. Uit heel Jesaja 59 blijkt, in welke desolate toestand het volk Israël was, toen God aan dat volk gedacht. Zijn arm bracht Hem heil aan. Dat heil gaat nu komen. Een Verlosser. Dat dat heil veel verder reikte dan de verlossing uit de ballingschap, blijkt wel uit het feit, dat Paulus in Romeinen 11, vers 26 dit vers aanhaalt. Daar staat: „Gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en de goddeloosheid afwenden van Jacob". Hier is dus niet te denken aan Cyrus of Kores, die als een verlosser is opgetreden voor het volk dat in Babel woonde. Dat wij hier aan een andere verlosser hebben te denken, dan aan Kores, blijkt ook uit het feit, dat hier aan die verlossing een geestelijke achtergrond is gegeven. Er wordt hier toch gesproken van een zich bekeren van de overtreding in Jacob. 't Kon zijn, dat de verlossing van Israël door Kores alleen gold degenen die zich van hun zonde bekeerden. Maar dan past weer niet Paulus' aanhaling in de Romeinenbrief, dat namelijk die Verlosser de ongerechtigheden van Jacob afwendt. Dat heeft Kores nooit kunnen doen. En het derde dat pleit voor de opvatting, dat het niet Kores betreft, dat is het woordgebruik van deze Verlosser.

Hij wordt genoemd een Goël, een Losser. Nu was een losser een bloedvriend. Hij moest in de eerste plaats uit de bloedverwantschap zijn van degene die gelost moest worden. Verwantschap op zichzelf was niet voldoende, bloedverwantschap moest het zijn. Aangetrouwde verwanten waren daardoor nog niet van enen bloede en daarom rustte op hen niet de plicht van het losserschap. Maar bloedverwanten werden geacht zoveel met degenen, die met hen uit enen bloede waren, op te hebben, dat zij de plichten, die het losserschap met zich bracht, wilden aanvaarden. Nu was het menigmaal zo dat bloedverwanten zich het lot van hun nabestaanden niet aantrokken. Lees Ruth 4 : de nadere losser ging voorbij, d.w.z. weigerde de plicht van het losserschap te vervullen. Het is niet altijd zo, dat bloedverwanten elkander liefhebben. Als nu de komst van de Heere Jezus voorzegd wordt, en als gemeld wordt, dat Hij een Goël, een Losser zal zijn, dan is Hij dat ten volle. Hij is een bloedverwant van Sion. Uit enen bloede is Hij met Israël gesproten. Tot in de vroegste geslachten is Zijn afkomst door ons — zoveel het vlees aangaat — na te gaan. Hij is niet geboren uit een geslacht, dat van elders introuwde in Israël, maar Hij is gesproten uit het zaad van David. En nog verder gaat Zijn geslacht terug: op Abraham en op diens voorgeslacht. Waarlijk uit enen bloede met gans Israël. Hij kan Losser zijn!

Maar zal Hij het ook willen? Zal Hij bloed-, .vriend" zijn? Niemand heeft er die onbekende losser uit Bethlehem's poort in de geschiedenis van Ruth op aan kunnen spreken, dat hij niet wilde lossen. Zal deze Losser willen? Als nu de Vader ontzet was over Israëls desolate toestand, zal dan God de Zoon dat niet zijn? Hij is gewillig, Hij is vol ontferming bewogen over zondaren. Hij doet niet liever dan zondaren redden uit hun diepe nood. jawel, nu moest een losser verarmde bloedverwanten redden uit hun nood, en dat kon door allerlei omstandigheden geschieden: tegenslag, sterfte onder het vee, misgewas, sterfgevallen. Dat een losser dan wilde lossen, dat is begrijpelijk. Maar als nu iemand door eigen schuld verarmd was, zou hij het dan ook willen doen? En stelt nu al het geval, dat een goël zozeer bloedvriend" was, dat hij bereid was te lossen, dan zou hij dat misschien kunnen doen in één enkel geval, misschien ook bij enkele verarmde familieleden. Maar als nu heel de familie verarmd was door schuld, welke bloedvriend moest er dan gevonden worden om die allen te lossen? Hoe rijk en hoe gewillig moest die Bloedvriend niet zijn. Hoe rijk om een vólk, dat verarmd was, te kunnen helpen en redden. En hoe gewillig om Zijn liefde te willen uitbreiden tot een vólk, dat enkel en alleen uit doorbrengers bestond, een volk dat enkel en alleen in armoede vervallen was door eigen schuld.

Onze Heere Jezus Christus is zo'n Bloedvriend, echt uit ons vlees en bloed, echt een Vriend, Die met innerlijke ontferming bewogen is om schulden af te doen, en Hij is zo hijk, dat Hij machtig is om véler schulden te betalen. Hij is de Goël, Hij is de Losser. Hij is rijk in barmhartigheden. Nooit klopt een verarmde bij Hem aan, tot wie Hij zou moeten zeggen: „Gij komt te laat, Mijn vermogen is op. Gij komt Mij niet gelegen, want uw schuld is groot, Ik kan die niet betalen". Hij is de Losser.

II. De Verlosser, die tot Sion komt.

„Er zal een Verlosser tot Sion komen". Dat staat daar zo eenvoudig, maar het is diep van zin. Sion, gij weet het, dat is het volk Israël. Gij weet ook, dat dat de Christelijke Kerk is, gebouwd uit Joden en heidenen. Tot Israël is Christus gekomen. Hij was uit hun bloede. En Hij trekt Zich het lot van Zijn bloedverwanten aan. Uit Israël zijn de vele duizenden eerstelingen Zijner Kerk gekomen. Ook al Zijn apostelen waren uit dat volk. Het is niet zomaar als spel gezegd, toen Hij tot de Kananese vrouw zei: „Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis Israël". Een losser trekt Zich Zijn bloedverwanten aan. Maar 't is ook niet zomaar, dat Hij gezegd heeft: „Ik heb nog andere schapen, die van deze stal niet zijn, deze moet ik ook toebrengen". De middelmuur der volkeren is afgebroken. En de volheid der heidenen gaat in naar Romeinen 11: zij gaat in tot de erfenis van het zaad Abrahams. Dat is de Kerk, dat is Sion.

Nu moet de Losser familie van Sion zijn, wil op Hem de verplichting van het lossen rusten, maar ook moet Sion familie van die Losser zijn, wil zij aanspraak kunnen doen gelden op Zijn lossing. Er staat duidelijk in de tekst: „Er zal een Verlosser tot Sion komen". Wij moeten in engere zin tot Israël behoren, of in de ruimere zin tot de Kerk uit Joden en heidenen. Heeft Hij niet Zelf gebeden: „Vader, Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen, die Gij Mij gegeven hebt"? Het behoren tot de Kerk is van onschatbare waarde. En het niet-behoren tot de Kerk is een vreselijk ding. Er wordt tegenwoordig zo gemakkelijk over de buitenkerkelijken gesproken, alsof dat haast een privilege, een voorrecht was. Onthoudt dat voor goed: „Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis Israëls". Een heiden is wel welkom, mits hij gelooft, mits hij zich bekeert. Maar heiden blijven en zalig worden, dat gaat niet. Hij komt tot Sion. Komt Hij dan alleen tot goeden, die het al zijn, die het al hebben? Neen, Hij komt tot een arm, verarmd, schuldig Sion. Zo arm, zo schuldig kunt gij niet zijn, of gij moet tot de Kerk, tot Sion behoren. Dan komt Jezus tot u in het aanbod Zijner genade.

III. De Verlosser, Die tot Sion komt, dat zich bekeert.

Tot Sion komt Hij, tot Israël, tot de Kerk. „Namelijk voor hen, die zich bekeren van de overtreding in Jacob, spreekt de Heere". Daar hebt ge de keerzijde van de medaille. Vraag nu maar niet: „Kan Sion zich bekeren? Kan een mens zichzelf bekeren? " Daar is in de Schrift allang op gerekend. Als deze tekst in Romeinen 11

vers 26 wordt aangehaald, dan wordt er gezegd: „Hij zal de goddeloosheden afwenden van Jacob". Dat is toch immers hetzelfde: bekeerd worden en zich bekeren. Als een een mens zich bekeert, dan wordt hij bekeerd. En als een mens bekeerd wordt, dan bekeert hij zich. God doet het. En de mens wordt er ten hoogste actief in. Onthoudt dit voorgoed, dat God u nooit grond geeft voor lijdelijkheid. En onthoud dit er bij, dat hoe ook een mens werkzaam wordt, God alleen de eer krijgt. De Schrift stelt in onze tekst maar één ding, namelijk zich bekeren. Laat mij u een eenvoudig en voor-de-hand-liggend voorbeeld uit de Schrift geven. Ging Ruth tot Boaz, of ging Boaz tot Ruth? In haar onbewustheid ging zij tot Boaz, geleid door hoger hand, en als zij hem ontmoet, dan vraagt zij: „Vanwaar kent gij mij, daar ik een vreemde voor u ben? " Zich bekeren. Zich bekeren!

„Namelijk die zich bekeren van de overtreding in Jacob". Overtreding is altijd een schuldig en opzettelijk iets. Vraag dat aan de Nederlandse justitie en politie. Nu is de overtreding tegen het hoogste gezag, tegen God, dubbel erg, omdat zij tegen het hoogste gezag begaan is. Daarom is het ook ten hoogste noodzakelijk, dat Sion zich bekeert van de zonde. Wat is toch de zonde van Sion? De tekst noemt die de zonde in Jacob. Dat is geen vergoelijking. Dat Jacob zondigde, was erger dan dat een heiden zondigde, want hij zondigde binnen de sfeer van het Verbond, hij zondigde terwijl hij bekend was met de geboden en verboden Gods. En die geweten zal hebben goed te doen en het niet zal hebben gedaan, die zal met dubbele slagen geslagen worden. Daarom is de zonde in Jacob altijd overtreding, moedwillige zonde. Hier wordt de oude naam van de patriarch genoemd. De zonde wijst altijd op de staat der onbekeerdheid. Als Jacob aangezien wurdt in zijn bekering, dan heet hij altijd Israël; zondigt hij na zijn bekering, dan wordt hij altijd weer genoemd Jacob.

Nu komt Christus, de Losser, altijd tot een volk dat zich bekeert. De zonde doen en Christus verwachten, dat verenigt zich nooit. Daarom blijven velen buiten Christus, omdat zij de zonde niet kunnen loslaten. Zodra gij de zonde loslaat en u bekeert, zeer reëel van al die zonden, die u in het begin van dit hoofdstuk gemeld worden, dan zal Christus tot u komen als de Losser. Dan krijgt ge meer te doen met de schuld der zonde dan met de zonde zelf. Dan gaat ge minder zonde doen en meer zondaar worden. Dan krijgt ge een Losser nodig, Die de schuld afdoet. „Gij zijt de Losser, los mijn lossing voor U", zegt ge dan tot Jezus. En Hij zal lossen, tot de laatste penning toe, al uw schulden. En Hij zal zal u in het bezit stellen van uw voorvaderlijk erfgoed, niet minder dan een verloren paradijs.

„Spreekt de Heere", zegt tenslotte onze tekst. De profeet is gewoon deze woorden als een zegel van de zekerheid der nadrukkelijke belofte van de Messias te hechten aan zijn prediking. Zo waarachtig als de Heere leeft, Hij komt tot Zijn Sion, gelijk Hij geboren is in de Kerstnacht, gelijk Hij komt tot elk, die zich bekeert.

Katwijk aan Zee.

W. L. Tukker.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1959

Gereformeerd Weekblad | 18 Pagina's

De Verlosser, Die tot Sion komt...

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1959

Gereformeerd Weekblad | 18 Pagina's