Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Herders

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Herders

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Naar aanleiding van Lukas 2 : 15^20) (2)

De herders komen in de stal en vinden Jozef en Maria. Wat was dat voor een vrouw? Was zij in zijde en fluweel gekleed? Met grote kostbaarheden, met edelgesteenten en paarlen versierd? Was het een vrouw die de herders kon helpen, die hen 500 schapen kon teruggeven als zij er één verloren hadden? Ach neen, zij vonden haar immers in de stal met een kindje in de kribbe, op hooi neergelegd, in doeken gewonden. Maar ben ik van hetzelfde Koninkrijk, dan zet ik mij daarnaast en ben even arm en even rijk. De herders hadden gezocht niet naar hetgeen de wereld geeft, maar naar waarheid; niet naar een waarheid voor het verstand, om zich daarover in bespiegelingen te verdiepen, maar naar de waarheid des levens tot behoud van hun ziel. En zij hebben het uit de mond van Maria vernomen, dat een engel haar verschenen was en gezegd had: Uw Zoon zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden en God de Heere zal Hem de troon van zijn vader David geven. En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijn Koninkrijks zal geen einde zijn.

En zij vonden Jozef, en hij verhaalt hun de geschiedenis van een arm zondaar. Hij verhaalt hun hoe hij ongelovig was geweest, alles in twijfel had getrokken en achterdocht had gekoesterd omtrent de rechtvaardige maagd, zodat hij haar had willen verlaten en zo de ene zonde op de andere zou hebben gestapeld; hoe echter God in genade zijn engel had gezonden, die hem het raadsbesluit Gods had verkondigd en hem van de zonde had teruggehouden. Zij hebben van Maria gehoord: Mijn ziel verheugt zich in God mijn Zaligmaker. Want grote dingen heeft aan mij gedaan Hij die machtig is en heilig is zijn Naam. Hij heeft machtigen van de tronen afgetrokken, en nederigen heeft Hij verhoogd... En dit Kind is de vergeving der zonden, is mijn Kind en mijn God en Heiland.

En dan zien zij het Kindeke in de krib-

be, het arme Kindeke Jezus. Wie onzer weet of hij om zes of zeven uur nog zal leven? En indien niet, wat dan? Wat baat dan eer en rijkdom? Wat heeft dan verdriet, nood en tegenspoed geschaad? Wat al hetgeen men om des Woords wil heeft geleden en gedragen?

Als men sterft is men doodarm of oneindig rijk, al naar men hier beneden heeft geleefd. Het Kindeke in de kribbe kan niets en heeft niets, het kan niet spreken, het spreekt noch van vrede noch van verdoemenis, het zegt niet of de schapen in veilige bewaring zijn of niet. En toch maakt het rijk allen die arm zijn. God maakt arm door nood, tegenspoed en zonde. Allen moeten doodarm worden, zeer klein en gans verbrijzeld* opdat zij zien op het Kindeke Jezus in de kribbe. Dat belooft niets en brengt niets mee in zijn handen. Maar er ligt een wonderbare vrede in zijn oogjes en die dringt door tot de ziel, tot het verslagen gemoed.

Het is u gezegd, o mens, wat goed is en wat de Heere van u eist: houdt zijn geboden. Dat is goed. Blijft bij zijn geboden, bij zijn Woord, dan zult gij arm en ellendig worden. Dat is het kenmerk of het waar is in het hart des mensen, dat hij de geboden Gods wil. De mens wordt wel is waar al maar zondiger, maar het gebod wordt niet prijsgegeven. Daar komt dan God de Heere, die de mens kent van binnen en van buiten en geeft hem zijn Woord, zijn belofte, geeft hem het woord: Zie het Kindeke Jezus, Hij is uw toevlucht, al zinkt ge nog zo diep in nood en zonde, zodat tranen uw spijze zijn dag en nacht — alles is betaald. Daar ligt het Kindeke in de kribbe, het spreekt niets, heeft niets, weet niets, kan niets naar het zichtbare. Maar hoe ziet het er uit naar het onzichtbare? Een menigte des hemelsen heirlegers vol lof en prijs. Is ook het Kindeke zwak en machteloos, deze ene macht is mij het liefst, dat Hij de ganse berg mijner zonde en schuld op Zich neemt en achter zijn rug in de zee werpt. Als dat zo is laat ik al het andere aan Hem over. Hij zal het wel maken. Hij zal de dood wel weten te doden. Hij zal de duivel wel aan de keten houden, zodat hij wel mag blaffen, maar toch niet zal kunnen bijten; hij zal u niet hebben, gij zult er wel doorkomen.

Hebt gij Hem reeds gezien met het oog des harten, met het wenend oog vol tranen, zodat gij niets anders meer ziet? Dank Hem en verkondig het ook aan anderen. Maar zijn er in Bethlehem ook mensen die Hem aannemen? Een goddeloze stad is het. Zij hebben Maria niet opgenomen, maar bij alle deuren afgewezen. Maar God had hun de ogen gesloten, omdat Hij h et hun niet moeilijk wilde maken. Zij zouden Maria niets geven, het Kind niets brengen. Maar nochtans zou Hij hun Heiland zijn. De herders verkondigen alom: De Messias is u geboren, de Zaligmaker. — Wat is de Messias? wat, waar is Hij, waar, waar? •— Daar in de stal ligt Hij in de kribbe... Weg ijlen zij en kloppen verder aan, zij hebben geen tijd om zich langer op te houden. Maar waar een broeder of een zuster is, daar snellen zij heen. Wat zal er veel verteld, veel gepraat, veel gesproken zijn van hetgeen geschied was. Maar dit is zeker: van de duizenden in Bethlehem zijn er een of twee heengegaan naar de stal om te zien of het zo was en om te aanbidden. Overigens gaat de wonderbare geschiedenis wel van mond tot mond, maar niemand verzet er een voet voor. En de Heere God komt en zendt nood in de huizen en lijden en tegenspoed, klopt aan met zijn vinger, alles uit loutere genade; maar de vogels komen en pikken van de hardgelopen weg des harten het goede zaad weer weg en alles wordt weer weggeworpen en vergeten... Van ons hart zullen we een goede bewaarplaats maken, om dit Kind op te nemen en daarin te bergen, gelijk wij van Maria lezen: Zij bewaarde deze woorden alle te zamen, overleggende die in haar hart. Netjes bij elkaar leggen zullen we hetgeen God ons geeft, en er spaarzaam mee zijn; wat wij vandaag niet gebruiken, gebruiken wij morgen en wellicht overmorgen. Wederkomen, dat is de hoofdzaak. O, het is zo noodzakelijk, want de golven van twijfel en ongeloof willen alles weer wegspoelen. Dat gaat steeds op en af. Maria wat had zij voor ogen? Een Koningskind was haar beloofd en als een arm Kind lag het daar voor haar in de kribbe. Rijk aan alle schatten was Hij en toch arm en naakt. De hemel der hemelen kunnen Hem niet omvatten, en Hij ligt daar in een voerbak van het vee. Vergeving der zonden zal Hij schenken en eeuwige vrede en Hij is een hulpeloos Kind. Dit Kind is mijn Kind, mijn Heere en Heiland, Die mij wast en reinigt van alle zonden — en ik moet het voeden aan de moederborst. Welk een tegenstrijdigheid. Wat zal de duivel Maria voor gedachten hebben ingefluisterd? ... maar het Kindeke Jezus leeft!

H. F. Kohlbriigge.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 januari 1960

Gereformeerd Weekblad | 13 Pagina's

De Herders

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 januari 1960

Gereformeerd Weekblad | 13 Pagina's