Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MISVERSTANDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MISVERSTANDEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een lezer is het met Calvijn niet eens. Van de reformator van Genève heb ik in het nummer van 8 oktober j.1. de uitspraak doorgegeven, dat de prediking des Woords het ware instrument des Geestes is.

Onze lezer reageert hierop met deze woorden: , , Ik wil geen afbreuk doen aan de verkondiging van het Woord Gods. Ik acht dit nuttig en nodig. Maar met de zin: „door middel van de prediking schenkt God de Heilige Geest en deze verkondiging is het ware instrument des Geestes'' kan ik niet meegaan. Ik meen daaruit te moeten opmaken, dat gij en ook andere predikanten de mening zijt toegedaan, dat God hun macht heeft gegeven boven de macht van de Heilige Geest".

Wat moet ik hier nu weer op zeggen? Met een gerust hart kan ik onze lezer verzekeren, dat ik bij Calvijn niets gevonden heb, dat in deze richting wijst. Het is ook wel moeilijk, lijkt me, om dit er uit af te leiden. Neem een timmerman en een zaag als voorbeeld. De zaag is het instrument van de timmerman om te zagen. Zo is de verkondiging van het Woord het ware instrument des Geestes om zondaren te bekeren en tot het geloof te brengen. Weet de geachte lezer nog een ander instrument? Ik-ben daar nieuwsgierig naar Wacht even, zegt hij, mensen kunnen dwalen. Hoe kan nu een dwalend mens enige invloed hebben op de werking des Geestes. Zo schrijft hij. Maar mijn beste vriend, zeg ik, als een prediker dwaalt, verkondigt hij Gods Woord niet. Dat is punt één. En het volgende punt is, dat de prediker de Geest Gods niet leidt, doch omgekeerd. Heerst de zaag over de timmerman? Heeft de zaag invloed op deze houtbewerker? Het is een instrument. De zaag wordt in de hoek gelegd of gebruikt naarmate de timmerman wenst. Deze heerst volkomen over de zaag. Zo is de Heilige Geest volkomen meester over de prediking. Hij stoot zelf predikers uit. Hij bekwaamt ze. Hij gebruikt ze naarmate het Hem behaagt.

Welke heerschappij kan de prediker over Gods Geest hebben? Men leze in dit verband Jesaja 10 : 15. Nu zegt onze briefschrijver, dat hij de verkondiging van het W T oord Gods nuttig en nodig acht. Zij is echter meer. Deze prediking is onmisbaar.

Dat schreef Calvijn, zoals de lezers van onze artikelen weten. En wat zegt het Woord? In Romeinen 10 leren we: „Want een iegelijk die de naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden. Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in welke zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven, van welke zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder die hun predikt? En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden".

De prediking is dus onmisbaar voor ons. Goed verstaan: de reme prediking. Maar ook de zuivere prediking is nog maar instrument, dat de Heilige Geest gebruiken kan, naarmate het Hem behaagt. Welke macht heeft de prediker dan over de Heilige Geest? Dat moet een misverstand zijn.

Een andere lezer kan zich ook niet met

Calvijn verenigen. Deze schrijft immers, dat de prediking geen nut doet en op zichzelf niets is tenzij God van binnen spreekt.

Onze goede vriend echter meent, dat de prediking altijd wat doet. Als zij niet ten leven is dan is zij ten dode. Ik heb dat in de stukken over deze zaak ook meermalen betoogd. Calvijn bedoelt met zijn uitspraak, dat de prediking op zichzelf niets is, dat zij niet nuttig is tot zaligheid, tenzij Gods Geest krachtdadig werkt. Wat Calvijn ontkent is dit, dat de Geest Gods zodanig in elke prediking is ingesloten, dat altijd dezelfde werking van het gepredikte Woord tot zaligheid uitgaat en dat het nu van de hoorder afhangt of hij de kracht van Gods Woord blijft weerstaan. Dan wordt de beslissing in de macht van de hoorder gelegd. Daar zijn veel predikers, die geen onderscheid meer willen maken tussen de algemene en bijzondere, de uitwendige of inwendige roeping. Alle prediking zou op dezelfde wijze krachtdadige roeping zijn. Het zou dan voorts mensenwerk zijn en niet onwederstaanbare kracht Gods, dat iemand tot het geloof komt. Dit is een zeer bedriegelijke prediking. De zondaren, die door Gods Geest bearbeid worden komen er mee in de grootste nood, want hun wordt gezegd, dat zij van God niets meer te wachten hebben. Zij hebben de prediking. Daarin zit alle kracht Gods opgesloten. Het geloof moeten zij er zelf bijvoegen. Zij moeten zelf hun verstand verlichten en hun hart overbuigen. God geeft niets meer dan aan elk de prediking en daarin een even grote mate van genade, die niet onwederstandelijk is. De eigengerechtigen staan hier bij te juichen. In hun handen is nu de beslissing gelegd. En zonder rechte ontdekking grijpen zij Jezus aan en komen aan het Heilig Avondmaal en eigenen zich alles toe. Zo worden zij door hun predikers bedrogen.

Calvijn heeft tegen deze opvatting zeer ernstig gewaarschuwd. De Geest Gods is niet altijd op dezelfde wijze werkzaam door het Woord. Dat is de dwaling van de latere Lutherse orthodoxie. Zij hebben de werking van de Geest en de werking

van het Woord eenvoudig gelijk gesteld.

Dit baart een gevaarlijke prediking. Zij is niet meer trinitarisch maar beperkt zich tot de verkondiging van God de Vader en God de Zoon. Voor God de Heilige Geest mist men de plaats. Als men aan de toepassing toekomt, zegt men Amen.

Over het werk des Geestes heeft men niets te zeggen. Over de wedergeboorte evenmin. Men brengt de prediking en nu behoeft de mens maar met zijn natuurlijk verstand ja of neen te zeggen. Voor deze predikers reikt het natuurlijk verstand toe om de predking aan te nemen. Jezus heeft alle mensen liefgehad en nu behoeft men zijn naam maar in te vullen. De prediking alleen stelt ons daartoe in staat. Dat is de dwaling die hieruit ontstaat, dat men de Heilige Geest in het Woord der prediking opsluit. Maar aan de andere kant drage men zorg, dat men niet een scheiding predikt tussen Woord en Geest. De Geest werkt door het Woord. Wij hebben ons in de weg te stellen door dat Woord te lezen en de prediking te horen. Dan is God vrij om het voor ons te zegenen.

Wij hebben te planten en nat te maken al weten we, dat het God is, die de wasdom geeft. Nu pleegt men in dit verband nog al eens aan te halen, dat het Woord Gods zo krachtig is, dat het rotsen verbrijzelt. Maar zou het niet goed zijn hier een onderscheiding te maken? Is de prediking altijd zo verbrijzelend? Laat men nu eens de praktijk aanzien. Elke zondagmorgen zitten er veel rotsen in de kerk.

De dominee verkondigt Gods Woord. Worden nu al die rotsen verbrijzeld? Ieder weet, dat er in de regel van deze aard niets gebeurt. Ligt daarin niet de bevestiging van menige uitspraak van Calvijn, dat de prediking op zichzelf geen kracht doet tot zaligheid. Ik geloof wel, dat de prediking verhardt, maar verharding is toch wat anders dan verbrijzeling van rotsen. Onze prediking is heel vaak krachteloos. Dat is zij altijd voorzover het onze prediking van het Woord Gods is. Voorzover het gepredikte Woord Gods alleen door ons mensen wordt gepredikt doet het geen nut, het treft alleen het oor en bereikt niet het hart. Mijn ervaring is, zover men met enige zekerheid mag spreken, dat wij bij zeer veel mensen niets bereiken. Ons woord verbrijzelt geen rotsen. Waarover wij met geladenheid en met ernst preken werkt 't wel bij sommigen tot overdenking en tot een lichte beroering, doch de rotsen blijven onverbrijzeld. Doch voorzover Gods Geest zich voegt bij het gepredikte woord geldt dat woord van het verbrijzelen en van alle werkingen, die aan het Woord Gods worden toegeschreven. Dan doet het op allerlei wijzen nut, meer dan wij weten. Hier vertroost het iemand, daar roept het een zondaar een halt toe, ginds brengt het in benauwdheid, maar het werkt. Nu echter niet als alleen door mensen gepredikt Woord Gods, maar als een prediking waar de Geest zich bij heeft gevoegd.

Dat onze prediking geen kracht doet ligt aan de mens, die vijandig is en hoogmoedig en daarom blind. De onmacht van de mens is geen passieve maar actieve onmacht en daarom schuld. Onze menselijke verkondiging van Gods Woord verbrijzelt deze rotsen niet, ook niet de rots in ons eigen hart, want een dominee is van nature ook een rots en er is niet de minste waarborg in ons predikant-zijn, dat wij nu ook verbroken zijn. Ik meen dat de praktijk wel een andere richting uitwijst. Het helpt ook niet of wij gereformeerd preken, wij moeten hoofd voor hoofd wedergeboren worden, ook de leraars in Israël (Joh. 3 : 10).

Dit is geen nieuws voor ons, maar moet toch ook weer niet al te veel als bekend verondersteld worden. Dus is het onderscheid, dat wij moeten maken: er is een verkondiging van Gods Woord door ons mensen, dat alleen de lucht treft en geen nut doet, omdat zij het hart niet bereikt. Er is ook een verkondiging van Gods Woord door mensen, daar de Geest Gods zich aan paart, dat met 's Heeren Geest verbonden is en deze prediking verbrijzelt steenrotsen, schenkt gevangenen vrijheid

en is een balsem Gileads. Deze kracht van het gepredikte Woord is er niet altijd en zonder onderscheid, doch alleen daar, waar het God behaagt met de verborgen kracht van die Geest zo te werken (Calvijn Jes. 35 : 4).

Men make echter deze kracht des Geestes niet los van de prediking des Woords. God heeft deze ingesteld en daar hebben wij ons zeer aan te houden. Het is ook het Woord, dat indringt in de harten en daar werkt door de kracht des Geestes. Maar wanneer alleen de menselijke verkondiging van het Woord Gods tot ons komt, is dat niet levend en krachtig op de wijze van Hebr. 4 : 12 en verbrijzelt het niet onze harten. Pas door de kracht van de Heilige Geest doet de prediking haar nut. Zelfs de stem van Christus, hoe krachtig ook, vermocht toch niet in de harten door te dringen.

Nu een andere vraag: kan ik Gods Geest tegenwerken? Dat kan altijd en de mens doet het van nature altijd. Daarom is er ook onwederstaanbare kracht nodig. Van het volk Israël sprak Stefanus: , .Gij wederstaat altijd de Heilige Geest". Calvijn merkt op, dat dit woord niet spreekt van de inwendige werkingen, maar van de prediking door de dienaren des Woords of de profeten. Zo is het. Het gaat hier over Israël als volk. Maar ook als enkeling weerstaan wij Gods Geest zolang wij kunnen. Als dan ook de Heere Zelf zijn volk niet overwon zou er niemand zalig worden. Daarom is het goed te onderscheiden tussen de algemene en bijzondere werkingen des Geestes.

Ja maar, hoe moet het dan als ik de Heilige Geest tegenwerk? Wat zouden we anders kunnen doen dan onszelf daarvan bij God aanklagen en vragen om de allesoverwinnende kracht Gods. Ieder mens, vergeet dat niet, moet door genade zalig worden en niet door zijn medewerking. Als God een zondaar trekt tot Christus doet hij, de hele weg langs, van nature, niets anders dan God tegenwerken. Wat hij meewerkt is door God gewerkt.

Hoe kan ik tot klaarheid komen? vraagt iemand. Wel, zeg ik, door te leren, dat u nooit iets anders kunt uit en van uzelf dan tegenstaan. Ja maar, wat dan? Ge zult als een goddeloze gezaligd moeten worden, man. Het is verbazingwekkend hoe slecht de reformatorische leer onder ons ten huidige dage nog bekend is. Ja maar, hoe zal ik weten of de werkingen in mijn hart van Gods Geest zijn of van mijn eigen geest? In het algemeen kan men antwoorden, dat de werkingen in uw hart met de Schrift moeten overeenstemmen. De Geest nu overtuigt van zonde. Dat zijn werkingen des Geestes. Hij brengt ook tot Christus. Onderzoek of deze twee werkingen in u zijn.

Maar kunnen het geen algemene werkingen ziin? Ja zeker, en daarom moet ge onderzoeken of ze blijvend zijn dan wel of de wereld of de zonde ze weer verstikt. Dus moeten we toezien, dat de kennis der zonde zover doorwerkt, dat wij gans verloren voor God komen te liggen. Wij moeten goddelozen, radelozen in ons zelf, moedelozen, verlorenen, hongerigen worden, zodat ons niets geen gerechtigheid in onszelf overblijft. Wij moeten iedere hoop verliezen van eigen kracht of bevinding. Daartegenover moet Christus ons al dierbaarder en noodzakelijker worden, totdat wij geheel in Hem overgaan. Alles wat in deze richting werkt is een goed werk, mits wij in deze werkingen niet rusten. Alles wat ons in onszelf armer maakt is van Gods Geest en alles wat ons hartelijker bindt aan Christus Jezus is Geesteswerk. Ja maar, ik zou toch wel eens willen weten of het wel echt was bij mij. Als je vast overtuigd bent, dat je waard bent om verloren te gaan en dat je dit met je leven en zijn volkomen verdiend hebt, en als het dan ontzettend veel pijn doet, omdat je God er mee in het aangezicht geslagen hebt, dat is ongetwijfeld echt. Maar vijanden worden met God verzoend en als ge dat moogt leren is het ook echt. Alle roem is uitgesloten. Dat is echt.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 november 1960

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

MISVERSTANDEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 november 1960

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's