Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zieleslaap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zieleslaap

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In één van zijn boeken wijst ds. A. K. Straatsma op het merkwaardige feit: „dat daar een stel jonge kerels een uur lang, met grote belangstelling over een open Bijbel gebogen, bij elkander konden zitten". Dit is zijn manier om de ouderwetse jongelingsvereniging te prijzen. Hij schrijft ook: „Ik herinner mij de spot van een grote-stads-dominee op een Utrechtse predikantenvergadering, met wat hij noemde de jong-gelings-vereniging en het verontwaardigd protest daartegen van de man, die jarenlang bondsvoorzitter geweest is. De kerk kan zich de luxe van spotternij met deze beweging niet permitteren, daarvoor heeft zij veel te veel aan haar te danken. Hoeveel kerkeraadsleden zouden er in de loop der jaren uit de jongelingsverenigingen gerecruteerd zijn? "

Gelukkig hebben onze J.V.'s nog veel van dat goede ouderwetse en daar komen dan onze Mannenverenigingen bij. Wat blijkt nu echter ook dikwijls? Dat een mens van nature niet gereformeerd is, ook al vormen we een vereniging op gereformeerde grondslag. Gereformeerd, dat weten we, betekent: van dwalingen gezuiverd. Ik hang de gedachte aan, dat de reformatorische leer naar de Schriften is en gezuiverd van de dwalingen, die in de kerkleer binnengeslopen waren of door ketters werden verkondigd. Onder die uitgezuiverde dwalingen behoort de leer van het vagevuur. Origenes is in bijzondere zin de geestelijke vader van deze leer. Hij beschouwde het vagevuur echter als een louteringsplaats voor gelovigen en ongelovigen, want hij leerde, dat tenslotte alle mensen zalig worden. In de roomse kerk kwam daarna de gedachte naar voren, dat alleen de gelovigen naar het vagevuur gingen om te boeten voor zonden, waarvoor op aarde geen voldoening was gegeven. Een andere gedachte groeide daarnaast: voor gestorven gelovigen konden nog voorbeden en offeranden gedaan worden.

Op het concilie van Florence is toen in 1439 vastgesteld, dat de gelovigen niet terstond naar de hemel gaan, maar dat zij door een louteringsvuur worden heengeleid. Daar betalen zij dan hun schulden af, geholpen door goede werken, misoffers en gebeden van hun kinderen e.a. Het is maar een klein getal uitverkoren martelaren en heiligen, die dit vagevuur mislopen. Dit vagevuur heeft onze Catechismus weggeveegd met de woorden: Dat... mijn ziel na dit leven van stonde aan tot

Christus, haar Hoofd, zal opgenomen worden... (vs 57). Luther noemde dit louteringsvuur een spook van de duivel.

Maar nu de leer van de zieleslaap. Zij is weer opgedoken op een van onze mannenverenigingen. „Er waren enkele leden", schrijft de secretaris, , , die van oordeel waren, dat de ziel wel direct naar de Schepper keert, doch aldaar rust totdat de Zoon Gods weer op aarde zal komen om te oordelen de levenden en de doden. Hoe zou ook een ziel zonder lichaam God groot kunnen maken? "

Dit is echt een leer van de secten. Zij kwam voor in de tijd van de Oude Kerk en vond een thuis in Arabië en Armenië. De bekende Wederdopers uit de tijd der Reformatie waren van oordeel, dat er met de dood een onafgebroken nacht voor de zielen aanbreekt, waarin zij slapen, onbewust van alles bewaard worden tot de dag der opstanding. De Arminianen vindt men ook in het gezelschap van hen, die alle werkzaamheden aan de doden ontzeggen. Men noemt deze toestand van gedurige nacht voor een ziel psychopannychia.

Deze gedachte vindt nog altijd aanhangers. In de reformatietijd is zij echter door Calvijn zeer schep bestreden in een apart geschrift getiteld: Psychopannychia. Hij toont daarin aan, dat deze dwaalleer lijnrecht ingaat tegen de duidelijke openbaring Gods.

De aanhangers van de leer van de zieleslaap beroepen zich met kracht op de teksten, die de dood vergelijken met een slaap. (Dan. 12 : 3; Matth. 9 : 24; Joh. 11 : 11-—13). Paulus noemt sterven: ntslapen in Jezus (1 Cor. 15 : 20; 1 Thess. 4 : 13). Maar als we Johannes 11 nauwkeurig lezen vinden we daar eerst het woord: Lazarus, onze vriend, slaapt." Doch in vers 14 lezen we: , Lazarus is gestorven". We kunnen dus uit dat woord slapen niets afleiden voor een zieleslaap. Het gaat er meer om, dat een dode voor ons een slapende lijkt. Het is verder heel goed mogelijk, dat de Heere Jezus dit Griekse woord met zijn twee betekenissen opzettelijk gebruikt. Het betekent immers zowel slapen als overlijden.

Nu zou de Heere Jezus kunnen bedoelen, dat Lazarus niet van de aarde weg is. Men zegt wel eens; wat zal dat treurig geweest zijn, dat de gestorvenen als de jongeling van Naïn en het dochtertje van Jaïrus en Lazarus weer uit de hemel naar de aarde moesten. Ik zou zeggen: daar moeten we maar niet te veel over fantaseren. God had met Lazarus en de verdere genoemde andere bedoelingen, dan gewoonlijk. Dat woord ontslapen, hetwelk voor sterven gebruikt wordt zegt dus niets over een bewusteloosheid direct na de dood. Het is wel een mooi woord met het oog op de opstanding. De kinderen Gods — van ons uit gezien •— slapen en zullen op Gods tijd opstaan. Maar aan de overzijde van het graf slapen zij niet, maar hebben hun bewustzijn en werkzaamheid.

Nu zegt men wel eens, dat dit niet kan, want de ziel kan niets beginnen zonder de zintuigen. De levende mens hoort door zijn oor en ziet door zijn oog, maar wat moet hij zonder deze? Wel, wat kunnen de engelen zonder lichaaam? Daar zijn veel mogelijkheden voor de ziel, ook zonder lichaam, die wij niet kennen. Maar och. wat zullen wij redeneren. Laten we luisteren naar de Heilige Schrift. Deze leert ons een tweeheid van ziel en lichaam. Daar wordt in Matth. 10 : 28 gesproken van mensen, die het lichaam kunnen doden, maar de ziel niet kunnen doden. Lichaam gevoelloos, de ziel niet gevoelloos.

Wat gebeurt er bij het sterven? Dan breekt de band tussen ziel en lichaam. Jezus gaf de geest (Matth. 27 : 50). Sterven is, dat we heengaan uit ons lichaam. Dan wordt ons aardse huis afgebroken (2 Cor. 5:1), Het lichaam wordt gezaaid in de aarde (1 Cor. 15 : 42), niet de ziel. Paulus begeerde heen te gaan (Fil. 1 : 23). Waar zijn de zielen dan? Dat is niet met één woord te zeggen. De rijke man is , , in de pijn". Lazarus is , , in Abrahams schoot". Onder Israël was dit de hoogste plaats. Hij genoot in de nauwste gemeenschap met Abraham de zaligheid des hemels. Wat een tegenstelling tussen deze twee. Er is in deze gelijkenis niets dat op een slaap wijst na dit leven. Aan de rijke man worden ogen toegeschreven. Zijn lichamelijke ogen liggen in het graf. Hij kan dus op enigerlei wijze zien zonder lichamelijke ogen. Volgens Openb. 6 roepen de zielen. De leer van de zieleslaap vindt in de Bijbel geen steun.

Waar zijn de zielen? De moordenaar werd het paradijs beloofd. Voor de Joden is het paradijs een deel van de hel. Dit klinkt vreemd. Maar de zaak zit zo. In het Nieuwe Testament komt het woord Hades voor. De Statenvertaling geeft het weer door hel, de Nieuwe Vertaling met dodenrijk. De geleerden zeggen, dat er een oudere voorstelling is onder de Joden, volgens welke de zielen van rechtvaardigen en onrechtvaardigen beide in de Hades verblijven en dat er daarnaast een gedachte is, dat de rechtvaardigen zich in het paradijs bevinden. Dus zou onder de Joden het woord Hades twee betekenissen hebben: de verblijfplaats van alle gestorvenen of de verblijfplaats der goddelozen.

Als dit de opvatting der Joden is, hoe is het dan in het Nieuwe Testament? Daarvan zou ik willen zeggen, dat de Statenvertaling dichter bij de betekenis van het woord Hades komt dan de Nieuwe Vertaling. Ik houd niet van het woord dodenrijk. Maar het is meestal niet juist ook. Er wordt onderscheid gemaakt in het Nieuwe Testament. De rijke man is in de Hades, maar bij Lazarus wordt dat woord niet gebruikt. Wel past de vertaling dodenrijk in Handelingen 2:27, 31. Daar wordt blijkbaar het paradijs ook onder de Hades begrepen. Maar de moordenaar gaat mee naar het paradijs en niet naar de Hades of het dodenrijk. Voor de plaats waar Gods kinderen zijn tot aan de dag der opstanding worden allerlei namen gebruikt: n de schoot Abrahams (Luc. 16 : 23); bij de Heere (2 Cor. 5:8); met Christus (Fil. 1 : 23); het hemelse Koninkrijk (2 Tim. 4 : 18); hemels Jeruzalem (Hebr. 12 : 22); woningen in het huis des Vaders (Joh. 14 : 2).

W'at is nu de hoofdzaak van al deze plaatsen? Dat staat al in Lucas 23 : 43: Gij zult met Mij in het paradijs zijn." Het gaat niet om de schoonheid van een plaats, het gaat om de Koning in zijn schoonheid. Stefanus zegt: Heere Jezus, ontvang mijn geest." Leest u de teksten nog maar eens na, dan zult u zien, dat dit de heerlijkheid des hemels is. Maar de Hades is een vreselijke plaats en daar is in de regel dodenrijk een veel te mooi woord voor.

Het is dus niet zoals de mannen stelden, dat de ziel naar de Schepper keert. De vrome gaat tot zijn Heere en Heiland. Men krijgt hiervan heel niet de indruk, dat het paradijs een verzameling van almaar slapenden is. De apostel zegt, dat het zeer verre het beste is om met Christus te zijn. Dan moet er toch wel een genieten zijn van de liefde van Christus.

Of is het zo best om eeuw in eeuw uit half of heel slapend ergens te zijn? Immers wat staat er in Fil. 1 : 21 - —23? De apostel heeft uitgesproken, dat hij geheel in Christus opgaat. Wanneer de Heiland maar groot gemaakt wordt is het hem goed. En hij hoopt en verwacht, dat dit gebeuren zal, of hij nu leeft of sterft. En dan zegt de apostel: oor mij is te leven: hristus. Het leven is voor hem niet eer of aanzien of genot, geld of goed of heerschappij, maar Christus. En hoe meer hij nu die Christus dienen mag, hetzij door te leven, hetzij door te sterven, hoe beter hij het naar zijn zin heeft. Daarom is sterven hem helemaal gewin, want dat brengt hem dichter bij zijn Heere en Heiland.

Door zijn sterven zal hij bevrijd worden van alles wat nu de ontplooiing van zijn leven nog verhindert. Maar als nu sterven betekent: dan gaat Paulus in bewusteloosheid onder, welke winst zit daarin? Omdat het sterven hem alleen maar dichter bij Christus kan brengen, weet hij niet, wat hij zou moeten kiezen. Mag hij blijven leven, dan zal hij kunnen werken en vrucht dragen voor de gemeente des Heeren en voor de Heere.

Hij weet niet, wat hij kiezen moet. Hij wordt echter wel erg gedrongen van de begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn. Wat is dat? Het is meer dan hij in dit leven mag genieten. Hier heeft hij bewuste gemeenschap met de Heere Jezus (Gal. 2 : 20). Van het sterven verwacht hij iets beters. Dat betere is: ersoonlijk bij de Heere zijn, Hem zien, in Zijn omgang mogen delen, verkeren in Zijn tegenwoordigheid. Dat is veel meer, dan hier op aarde kan worden genoten.

Nog eens: er is weinig in deze woorden, of beter: niets, dat wijst op een verlangen om het bewustheid van de liefde van Christus te verliezen en een eeuwenlange nacht in te gaan.

Ik heb daar straks over de Hades geschreven. Laat mij van deze „helletoestand" ook dit nog zeggen, dat zij met de opstanding eindigt. Voor de plaats der goddelozen na de jongste dag gebruikt

het Nieuwe Testament: gehenna = hel. We hebben gezien, dat Hades ook reeds is, wat wij hel noemen. De Nieuwe Vertaling brengt op een dwaalspoor door altijd met dodenrijk te vertalen. Het onderscheid tussen Hades en Gehenna is, zegt mijn woordenboek: , , Dat de Hades de goddelozen slechts voor de tussentijd tussen sterven en opstanding opneemt, terwijl de Gehenna de strafplaats is na de grote Oordeelsdag; in de Hades lijden de goddelozen slechts een voorlopige straf, maar in de Gehenna de eeuwige pijn. Voorts zijn de zielen in de Hades zonder lichaam en in de Gehenna met ziel en lichaam.

Waartoe is het nodig, dat wij dit weten? Opdat wij niet in slaap zouden blijven, maar wakker beginnen en voortgaan te vrezen de toorn van de hemelse Rechter. Geen offer is te groot in de strijd tegen de zonde (Marcus 9 : 43 v.v.). Daar is wel een zieleslaap, dacht ik, maar die is hier op aarde. Pas er voor op (Ef. 5 : 14).

D.

L.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 april 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De zieleslaap

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 april 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's