Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op de doortocht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op de doortocht

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

En Gij hebt Uw goede Geest gegeven om hen te onderwijzen, en Uw man hebt Gij niet geweerd van hun mond, en water hebt Gij hun gegeven voor hun dorst. Nehemia 9 : 20.

Er is een volk op de doortocht, waarvoor de Heere op wonderlijke en verblijdende wijze zorgt. Dat is op schaduwachtige wijze te zien in Israël, het oude Bondsvolk, als het is op de doortocht door de woestijn naar Kanaan, het land der belofte. Daarvan spreekt de stof van onze overdenking op duidelijke en Godverheerlijkende wijze. Het is een roemen in Gods goedertierenheden, die zo vele zijn.

Wij hebben het met elkander reeds overdacht, hoe groot het is, dat God in Zijn nederbuigende goedheid aan Mozes en de 70 oudsten, als de vertegenwoordigers van het volk, Zijn goede Geest heeft gegeven, om hen te onderwijzen. Wat is een volk toch bevoorrecht, als het onder zulke leiding mag staan. Vooral daaraan denkend mogen wij wel met de Psalmdichter zingen: Die gunst heeft God Zijn volk bewezen, Opdat het altoos Hem zou vrezen, Zijn Wet betrachten, en voortaan Volstandig op Zijn wegen gaan. Men roem' dan d' Oppermajesteit, Om zoveel gunst, in eeuwigheid.

Maar hierbij bleef het niet. De Heere zorgde ook voor het tijdelijke leven, voor de nooddruft des lichaams. Wij lezen in Nehemia 9 : 20 tot verheerlijking van Gods zorg en goedheid: , En Uw man hebt Gij niet geweerd van hun mond." Daar ligt deze verootmoedigende waarheid in opgesloten: at zou rechtvaardig geweest zijn, als de Heere Zijn manna geweerd had van, onthouden had aan het murmurerende volk; maar neen! dat heeft Hij naar de rijkdom van Zijn barmhartigheid niet gedaan. Daar zingen wij met de Psalmist van: ij werden daag'lijks begenadigd; Met manna, hemels brood, verzadigd.

Doch, wat van Israël, het oude Bondsvolk, geldt op schaduwachtige wijze, dat geldt in veel diepere zin van het geestelijk Israël, van het volk van God van alle tijden en van alle plaatsen. Aan dat volk in het bijzonder geeft de Heere Zijn goede Geest om hen te onderwijzen. Wat is dat toch een wonderlijk en genadevol voorrecht voor een arm en ellendig volk, dat op de naam des Heeren mag vertrouwen, onderwezen te worden door Gods goede Geest, Die Hij hun gegeven heeft, omdat zij buiten die hogere, Goddelijke leiding, buiten dat onderwijs van de Heilige Geest, niet kunnen. Dat wist David wel, de liefelijke in Psalmen, toen hij biddend mocht zingen:

Heer', ai, maak mij Uwe wegen Door Uw Woord en Geest bekend; Leer mij, hoe die zijn gelegen, En waarheen G' Uw treden wendt. Leid mij in Uw waarheid, leer IJv'rig mij Uw Wet betrachten; Want Gij zijt mijn heil, o Heer', 'k Blijf U al de dag verwachten.

De Heere ook is het, Die Zijn geestelijk Israël op de doortocht door de woes-, tijn dezer wereld naar het land der belofte, dat in de hemel is, van de zo onmisbare spijze voorziet. Hij is het, Die ze leert hongeren en Hij is het ook, Die ze te eten geeft. Zo wordt in hen in zijn diepe zin vervuld de belijdenis van Nehemia: , , En Uw man hebt Gij niet geweerd van hun mond." Dat geestelijke, hemelse manna, dat Brood des levens, dat is voor hongerige zielen geschonken in de Heere Jezus Christus. Hij is het toch, Die het Zelf aan alle hongerig gemaakten verzekert: , , Ik ben het brood des levens... Dit is het brood, dat uit de hemel nederdaalt, opdat de mens daarvan ete en niet sterve." — Vandaar dan ook, dat de Heiland kan zeggen: , , Ik wil hen niet nuchteren van Mij laten, opdat zij op de weg niet bezwijken." Die verzekering gaat nog altijd door. De Heere Jezus weet, wat de Zijnen op de doortocht door de dorre woestijn behoeven. Hij is de Goede Herder, Die zo voor Zijn schapen zorgt, dat zij bij tijden en ogenblikken mogen getuigen: , , De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. Hij richt de tafel toe voor mijn aangezicht tegenover mijn tegenpartijders." Wat wordt er hier op aarde, wat wordt er in de woestijn, rijk genoten, als de Heere de Zijnen te eten geeft van dat manna, dat verborgen is, en dat in Christus heerlijk wordt geopenbaard. O, wat is het een alles verbeurd hebbende zondaar goed, als hij gespijsd en gelaafd wordt ten eeuwigen leven en als hij tot roem van Gods genade getuigen mag: , , En Uw man hebt Gij niet geweerd ook van mijn mond."

Doch, nog meer mag Nehemia opnoemx onder de weldaden, de goedertierenheden, die op de doortocht genoten worden, want zijn God is niet karig. Neen! van Hem mag gezongen worden: „Milde handen, vriend'lijk' ogen, zijn bij U van eeuwigheid." En dus mag het tot roem van Zijn genade zijn: „Gij hebt Uw goede Geest gegeven, om hen te onderwijzen, en Uw man hebt Gij niet geweerd van "hun mond ', maar dan ook: „en water hebt Gij hun gegeven voor hun dorst." Ook dat is een van de zegeningen, die genoten worden door een volk op de doortocht.

De weg van Egypte naar Kanaan lag voor het volk van Israël door de woestijn. In die woestijn waren wel enkele oasen, zoals b.v. Elim, waar water werd gevonden, doch over het geheel was het een dorre streek, waarin de waterfonteinen ontbraken. En dus werden de daar doortrekkende kinderen Israëls meermalen gekweld door dorst.

Om één voorbeeld te noemen herinneren wij elkander aan wat er gebeurd is te Rafidim. Wij lezen van die legerplaats: „Daar nu was geen water voor het volk om te drinken." En toen nu het volk dorstte naar water, begon het te murmureren tegen Mozes, en zeide: „Waartoe hebt gij ons nu uit Egypte doen optrekken, opdat gij mij, en mijn kinderen, en mijn vee, van dorst deedt sterven? " Mozes leefde en leed met zijn volk mee, en hij was door Gods genade een voorbidder voor zijn volk, hij kende de weg naaide troon der genade, naar de Enige, Die ook in deze dag der benauwdheid uithelpen kon. Hij werd er door de Geest deigenade en der gebeden toe bearbeid, om de Heere aan te roepen in deze dag der benauwdheid. Wat zal er toen een spanning geweest zijn onder het volk in nood, en hoe zal het ware Israël, de bidders onder het volk, meegebeden en meegewor-

steld hebben, of het de Heere behagen mocht uitkomst te geven!

En de Heere gaf uitkomst op het gebed. O, dat dit ons moed geve, als ook wij misschien komen in de dag der benauwdheid, om ook te roepen tot de Heere, bij Wie er uitkomsten zijn, uitkomsten zelfs tegen de dood!

Ja, de Heere gaf uitkomst op wonderlijke wijze. Hier bleek het weer: De dingen, die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God. Hij doet wonderen, Hij alleen. De Heere zou Zelf water geven, zoals blijkt uit het woord des Heeren tot Mozes: , , Zie, Ik zal aldaar voor uw aangezicht op de rotssteen in Horeb staan; en gij zult op de rotssteen slaan, zo zal er water uitgaan, dat het volk drinke."

En alzo is het ook geschied door de wondermacht van die God, bij Wie het onmogelijke mogelijk is. Daar is het geschied in de weg van het wonder: , , Water hebt Gij hun gegeven voor hun dorst" - — water uit de steenrots! O, wat zullen de kinderen Israëls gedronken hebben, en wat zal het ware Israël weggezonken zijn onder de goedheid Gods, beschaamd en verlegen, terwijl het in hun hart was: , , En dat voor een schuldig, voor een murmurerend volk!"

Zo zorgde de Heere telkens voor Zijn ongelovige, ontrouwe volk. Wij lezen er van in Psalm 105: , , Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier." In de berijming zingen we:

Gods hand bracht in dat dorre oord Rivieren uit een steenrots voort. Hij dacht om 't geen Hij aan Zijn knecht, Aan Abraham had toegezegd.

Ach, dat wij toch groot en goed van de Heere denken! Dat wij Hem niet beledigen door onze kleine, ongelovige gedachten, dat wij ons daarover diep schamen. En dat het onder de invloeden van de Heilige Geest in nood en dood maar moge zijn tot ere van Zijn grote Naam: , , En nu, wat verwacht ik, o Heere? Mijn hoop, die is op U!"

Hoe heerlijk wordt vooral voor het volk van God van alle tijden en van alle plaatsen, in het bijzonder in hun geestelijk leven, deze waarheid geopenbaard en bevestigd: , , En water hebt Gij hun gegeven voor hun dorst."

Ja, wij mogen bij het mediteren over de stof van onze overdenking elkander ook wijzen op de zieledorst en op het lessen daarvan met het water uit de geestelijke Steenrots, Christus. Wij lezen immers in 1 Corinthe 10: , , En de Steenrots was Christus." Hij is geslagen met de roede van Gods toorn, als de Plaatsbekleder van een schuldig volk. En nu vloeien uit die geslagen Steenrots de wateren des levens voor een volk, dat heeft leren dorsten.

Léren dorsten! Ja, dat moet geleerd worden. Ook die geestelijke dorst, die dorst der ziel, is een gave van God. Van nature hebben wij daaraan geen kennis. Wat wij in de staat der zonde wel kennen, dat is het dorsten naar de dingen, die beneden zijn, het dorsten naar de wateren der wereld en der zonde.

Als wij echter door de Heilige Geest door middel van Gods Woord bekend gemaakt worden met het schadelijke, het verderfelijke, het zondige van dat dorsten, dan krijgen wij daar last van, dan leren wij ons schuldig kennen, dan wordt de begeerte gewekt om van dat zondige dorsten verlost te worden. En tegelijkertijd wekt Gods Geest een dorsten naar Gods genade, naar de borggerechtigheid van Christus, naar de wateren des heils en van de Heilige Geest.

Hoe onuitsprekelijk gelukkig is degene, die aan deze dorst in beginsel kennis mag krijgen. Wij weten, dat de hoogste Profeet en Leraar, de Heere Jezus Christus, dezulken zalig spreekt: , , Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden." Wat kan die dorst onder de bearbeiding des Geestes sterk worden!

Als wij zo mogen leren dorsten, dan gaan tot ons uit Gods dringende, liefelijke nodigingen. Wij denken hier aan Jesaja 55 : 1: , 0 alle gij dorstigen! komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en melk." — Wij denken hier niet minder aan de nodiging van de Heiland in Johannes 7 : 37: , Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke." O, wat is het groot, als deze nodigingen in de inwendige roeping zo persoonlijk in ons hart worden ingebracht!

Voor zulke dorstigen is er water, is er de rivier Gods, die vol water is, is er de genadestroom. Welk een wonder van genade, welk een rijk genot is het voor dorstigen, die dreigen van dorst om te komen, van dit water door Gods genade met de mond des geloofs te mogen drinken! Ja, het zijn toch de wateren des levens.

En wij mogen wel nooit vergeten, hoe duur deze wateren zijn gekocht. Het zijn immers de wateren uit de geestelijke Steenrots, Jezus Christus, Die is geslagen met de roede van Gods gerechtigheid. Zouden er dorstigen zijn, die van de wateren des heils, van de wateren des levens, mogen drinken, dan was noodzakelijk het lijden en sterven van de Middelaar Gods en der mensen. Als vrucht van het borgtochtelijk geslagen worden met de roede van Gods gerechtigheid, als vrucht van het lijden en sterven van Christus, vloeit de genadestroom, die nooit opdroogt, uit de geestelijke Steenrots. Als wij mogen drinken, al is het maar een enkele teug, wat worden die wateren ons dan kostbaar en dierbaar! Dan is het in het verbroken hart in verwondering en aanbidding: „En water hebt Gij hun gegeven voor hun dorst." - — Gelukkig degene, die zo op de doortocht door de woestijn wel eens drinken mag!

Diep rampzalig echter zijn allen, die dit dorsten, dit water uit de Steenrots, dit drinken uit de genadestroom, niet leren kennen. Eens zullen zij zelfs niet hebben één druppel tot verkoeling van hun tong. Ach, dat wij toch maar als dorstigen leren bedelen om het water uit de Steenrots, terwijl wij nog zijn op de doortocht!

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 mei 1961

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's

Op de doortocht

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 mei 1961

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's