Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEBEDSVERHORING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEBEDSVERHORING

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Handelingen 4:31.

In de kathedraal van Londen, de Westminster Abbey, zijn vele plaquetten op de graven van vooraanstaande personen, die daar begraven liggen. Een van de merkwaardigste is wel die op het graf van de bekende opwekkingsprediker, John Wesley. Er staan in gebeiteld drie woorden, alle van Wesley zelf, die ons vertolken de gedachten, die vooral zijn hoofd en zijn hart vervulden.

Het eerste is: „Het beste van alles is: God met ons." Dat was zijn troost te midden van veel spot van de zijde der wereld en temidden van vele medestanders, met wie het nog niet zo gemakkelijk was op aarde te verkeren.

Het tweede woord van Wesley, gebeiteld op zijn plaquette, is: , , Ik beschouw heel de wereld als mijn parochie." •— Het was zijn zielehartstocht met de talenten, die God hem had gegeven, te woekeren voor het wereldwijde werk van de verbreiding van het Evangelie van Jezus Christus en Die gekruist. Ja, als wij waarlijk door Gods genade de verschijning van de enige Redder en Zaligmaker hebben liefgekregen, dan komt er een hartelijke gunning van dit heil ook aan anderen, ook zelfs aan de verste heidenen.

O, mocht er meer van die hartelijke gunning onder ons, en in ons gevonden worden!

Het derde woord op Wesley's graf, het meest bekende, is: , , God begraaft Zijn arbeiders, maar zet Zijn werk voort."

Het behaagt Hem wel Zich te bedienen van zulke ongeschikte, zwakke knechten. Doch nodig heeft Hij niemand. Dat blijkt wel, als Hij hun levensdraad afsnijdt, als Hij ze begraaft, Zijn werk gaat door. Tot op de jongste dag zullen velen komen van Oosten en Westen, en zullen aanzitten met Abraham, en Izak, en Jakob, in het Koninkrijk der hemelen.

, , Het beste van alles is: od met ons." — , , De gehele wereld mijn parochie." - — , , God begraaft Zijn arbeiders, maar zet Zijn werk voort, " - — Dat was het levensdevies van John Wesley. Dat beaamt in beginsel de ganse strijdende Kerk. Dat zien wij in de eerste tijd na de uitstorting van de Heilige Geest. Dat is de prediking, die tot ons komt in de stof van onze overdenking, zoals zij voor mij ligt in Handelingen 4:31: , En als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij vergaderd waren, bewogen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid."

In Handelingen 2 vinden wij het verhaal van de uitstorting van de Heilige Geest. Daar lezen wij zo sober en eenvoudig: , , En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken." En zij spraken tot de samengestroomde schare van alle volken, die onder de hemel waren, van de grote werken Gods.

Dit deed Petrus in het bijzonder met grote vreugde, en met sterke aandrang, door de kracht des Heiligen Geestes. Welk een genade en welk een ere voor deze Simon Petrus, die het er zo slecht had afgebracht! De Heere is rijk in barmhartigheid, dat Hij zulke zondige, ontrouwe mensen wil gebruiken voor de prediking van Zijn Wet en van Zijn Evangelie, van de twee wegen, de brede weg, die ten verderve leidt, en de nauwe weg met de enge poort, die tot het leven leidt.

, En de ernstige, ontdekkende prediking is tot een rijke zegen gesteld. Wij lezen daarvan met blijdschap en in verwondering: „Die dan zijn woord gaarne aannamen, na hun bange vraag: „Wat zullen wij doen, mannen broeders? " — werden gedoopt; en er werden op die dag tot hen toegedaan drie duizend zielen. Wat is de Heere toch machtig en barmhartig, en wat is het alreinigende bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, toch krachtig en dierbaar O, dat dit u bemoedige, en hoop geve, hongerenden en dorstenden naar de gerechtigheid. Er is nog raad en uitkomst voor zondaren!

En nu na Handelingen 2 volgt in Handelingen 3 de genezing van een kreupelgeborene door Petrus, die met Johannes opging naar de tempel. Ook daardoor kregen zij weer de gelegenheid om te prediken zonde en genade: „God, opgewekt hebbende Zijn Kind Jezus, heeft Dezelve eerst tot u gezonden, dat Hij ulieden zegenen zou, daarin dat Hij een iegelijk van u afkere van uw boosheden."

In Handelingen 4 volgt dan, terwijl Petrus en Johannes nog tot het volk spraken daarover, dat tot hen kwamen de priesters en de hoofdman des tempels, en de Saddueeën, zeer ontevreden zijnde, omdat zij het volk leerden en verkondigden in Jezus de opstanding uit de doden. Zij sloegen dan ook de handen aan hen, en zetten ze in bewaring tot de andere dag, want het was al avond.

De andere dag werden Petrus en Johannes voor de Joodse Hoge Raad geleid, om te antwoorden op deze vraag: „Door wat kracht, of door wat naam hebt gijlieden dit gedaan? " — Nu verloochende Petrus zijn Heiland niet, integendeel! vervuld van de Heilige Geest, antwoordde hij, alle eer aan zijn Zender gevend: „Het zij u allen, en het ganse volk Israël kennelijk, dat door de naam van Jezus Christus, de Nazarener, Die gij gekruist hebt, W^elke God van de doden heeft opgewekt, door Hem, zeg ik, staat Deze hier voor u gezond. Deze is de steen, die van u, de bouwlieden, veracht is, Welke tot een hoofd des hoeks geworden is."

Welk een vrijmoedigheid, welk een aanklacht! •— En dan volgt het ontdekkende, maar ook lokkende woord, dat wij allen van jongsaf kennen: „En de zaligheid is in geen ander: want er is ook onder de hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door Welke wij moeten zalig worden."

Het Sanhedrin weet met deze mensen geen raad. Zij durven Petrus en Johannes niet te veroordelen en vast te houden uit vrees voor het volk. Na met elkander overleg gepleegd te hebben, besluiten zij hen los te laten met de scherpe dreiging: „wacht u er voor tot enig mens in deze naam te spreken!" - — Petrus en Johannes antwoorden eerlijk en met fijne takt: „Oordeelt gij of het recht is voor God ulieden meer te gehoorzamen dan God? Want wij kunnen niet laten te spreken, hetgeen wij gehoord en gezien hebben."

Gelukkige, benijdenswaardige mensen, die Petrus en Johannes! Het is beschamend voor ons zulk een vuur, zulk een liefde voor God en de zielen. Maar het is

ook opwekkend. Mijn lezer, is het misschien ook in ons hart: och, dat ik daar iets van moge ontvangen en hebben van dat niet kunnen zwijgen, van het niet kunnen laten te spreken van de grote werken Gods?

Met een nog scherpere dreiging moest de Joodse raad niets vindende, hoe zij hen bestraffen zouden, om des volks wil, Petrus en Johannes toch laten gaan. „Om des volks wil" —• want zij verheerlijkten allen God over hetgeen er geschied was.

De beide vrijgelaten apostelen gingen terstond tot de hunnen en vertelden, wat zij hadden ondervonden. Zij vertelden hun bevindingen. Toen hieven zij eendrachtig hun stem op tot God in het gebed. Het slot van dat gebed, de samenvatting er van was: , , En nu dan, Heere! zie op hun dreigingen, en geef Uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw Woord te spreken."

Dit ontroerende gebed, dit aanroepen van de Heere in de dag der benauwdheid, waarin de vervolgde Kerk verkeerde, drong tot in Gods troonzaal door, en vond daar verhoring. Wat is dat groot, als de grote Hoorder van het gebed Zich ook als de Verhoorder openbaart. Daarvan lezen wij als een rijke, vertroostende bevinding: , , En als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij vergaderd waren, bewogen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid."

Deze woorden geven ons te denken over:

1. Kennelijk verhoorde gebeden. 2. Genadiglijk met de Geest vervulde harten. 3. Vrijmoediglijk Gods Woord sprex kende monden.

Wij lezen in Handelingen 4:31: , En als zij gebéden hadden." En dat in aansluiting op vers 24, waarin wordt meegedeeld, dat de samengekomen christenen, nadat zij uit de mond van Petrus en Johannes gehoord hadden, wat hun wedervaren was van de zijde van de Joodse Raad, eendrachtig hun stem ophieven tot God in een vurig smeekgebed.

Wij weten, dat er in de dagen tussen Hemelvaart en de dag van het Pinksterfeest door de discipelen en discipelinnen van de Heere Jezus veel is gebeden. Zij misten zo veel, toen hun geliefde Meester van hen was gescheiden, en was opgenomen in de hemel. Zij verstonden immers niet de troostrijke betekenis van Zijn hemelvaart. Zij gevoelden zich zo verlaten, zo alleen, zo als wezen. En dat is een moeilijke toestand. Dat komt ook nu nog wel voor, dat mensen, in wier hart is gewekt liefde tot de Zaligmaker, zich zo verlaten gevoelen. Zij missen de tegenwoordigheid van Hem, naar Wie hun ziele uitgaat. Zij genieten niet de gemeenschap met Hem. Het is hun, alsof Hij zo ver weg is. Zij ervaren niet de kracht van Zijn belofte, vlak voor Zijn hemelvaart aan Zijn strijdende Kerk op aarde gegeven: , Ziet, Ik ben met ulieden alle de dagen tot aan de voleinding der wereld." O, wat is het dan leeg in ons hart en in ons leven. Dan klagen wij met de Bruid uit het Hooglied: , Ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet, ik riep Hem, doch Hij antwoordde mij niet" (Hooglied 5 : 16).

Doch nu heeft de Heere aan zulke wezen Zijn belofte gegeven: , Ik zal u geen wezen laten." Hij heeft een andere Trooster beloofd. Dat wisten de discipelen na het heengaan van hun Meester in Zijn hemelvaart. En door de Geest der genade en der gebeden biddende gemaakt, hebben zij bij de Heere aangehouden in bidden en smeken. Dit was hun werkzaamheid in de 10 dagen tussen hemelvaart en Pinksteren. Dat weten wij uit wat ons is opgetekend in Handelingen 1:14, waar wij dat beschamende, doch ook opwekkende woord lezen: Deze allen waren eendrachtelijk volhardende in het bidden en smeken, met de vrouwen, en Maria, de moeder van Jezus, en met Zijn broederen." Het was een schare van omtrent 120 personen. Dat was nu een waarlijk biddende gemeente, biddend om de vervulling van Gods beloften, biddend om de uitstorting van de Heilige Geest.

Nu geen twisten over de vraag: wie van hen toch wel de meeste zou zijn? — Nu geen koude eerzucht en verkillende hoogmoed, die alles uit elkaar werkt in gezinnen, in verenigingen, in de gemeenten, in de kerken, onder de volkeren, in de staat en in de maatschappij.

Neen! hier was een samenvergaderd zijn. Onze tekst spreekt van de plaats, in welke zij vergaderd waren. Daar was de samenbindende kracht van de liefde van Christus. Daar was eendracht. En onze vaderen zeiden het al: Eendracht maakt macht." Eendracht maakt macht in de strijd. Eendracht maakt macht ook in het bidden. Dat heeft de hoogste Profeet en Leraar, de grote Voorbidder, Christus Jezus Zelf gezegd: Wederom zeg Ik u: ndien er twee van u tezamen stemmen op de aarde over enige zaak, die zij zouden mogen begeren, dat die hun zal geschieden van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam, daar ben Ik in het midden" (Matth. 18 : 19 en 20).

Zo lezen wij telkens in de Handelingen der Apostelen van biddende mensen en van biddende tezamenvergaderden.

„Als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen." En dus vanzelf ook biddende. Waar de staven liefelijkheid en saambinders zijn, daar is ook gebed. En waar gebed is door de Geest, daar is ook samenbinding en geen getwist en gekijf.

Zo lezen wij gedurig van gebed in de Handelingen der Apostelen, gebed van enkele personen, zoals b.v. Stefanus in zijn sterven, Saulus van Tarsen op de weg der ontdekking, Cornelius, een Romeins offivier te Caesarea, Petrus op het dak te Joppe, maar ook gebed van de gemeente, b.v. toen Petrus in de gevangenis werd bewaard, werd er van de gemeente een gedurig gebed tot God voor hem gedaan.

En ook hier in de stof van onze overdenking vinden wij een biddende gemeente, wier gebed wij volledig lezen kunnen in Handelingen 4 : 24—30. O, welk een zegen toch. Hoe is het bij ons persoonlijk? Hoe in onze familie? Hoe in onze kerk? Hoe in onze gemeente? Is er geen reden te over, om schaamrood te worden en onze ogen naar beneden te slaan?

Hier, in Handelingen 4:31, lezen we van een biddende Kerk. Hier was de strijdende Kerk, strijdende ook in het gebed, worstelend met de Heere, een Kerk op de knieën, en niet op de hoogten van eigen kracht, van eigen vroomheid, van eigen trouw, van eigen zuiverheid. Ach, dat wie bidden geleerd hebben, dat in deze Pinkstertijd afsmeken mochten, èn voor eigen persoon, èn, niet voor ónze kerk, maar voor dè Kerk, belijdende: Ik geloof een heilige, algemene, Christelijke Kerk."

Zulk bidden, diep in schuld, in steile afhankelijkheid, in de liefde van en tot Christus, gave van de Heilige Geest, vindt ook verhoring, somtijds zeer kennelijk. Lezen wij het maar na in Handelingen 4 : 31: En als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij vergaderd waren, bewogen." Wij denken hier ook aan wat er gebeurde toen Paulus en Silas te Filippi in de gevangenis zaten. Wij lezen dit met elkander even na in Handelingen 16: En omtrent middernacht baden Paulus en Silas, en zongen Gode lofzangen, en de gevangenen hoorden naar hen. En er geschiedde snellijk een grote aardbeving, alzo dat de fundamenten des kerkers bewogen werden; en terstond werden al de deuren geopend, en de banden van allen werden los." Daar zien wij alweer, wat de scherpzinnige exegeet Bengel schrijft: Dit is er een bewijs van, dat door het Evangelie alles in beweging komt." Ja, het Woord Gods is levend en krachtig en een krachtig gebed van een rechtvaardige vermag veel." De Kerkvader Tertullianus heeft ± 200 na Chr. reeds geschreven in zijn Apologie: Wij grijpen naar God om Hem in gesloten gelederen door gebeden aan te lopen. Dat geweld is Gode aangenaam."

O, dat de strijdende Kerk op aarde, dat elk levend lidmaat er van ook in onze dagen in die gesloten gelederen mee God mocht aanlopen in het gebed!

Binnenbranden zijn er in de Christelijke Kerk maar al te veel, en werken zeer rookverwekkend en verterend. Ze vernielen veel. Moge zij nog eens weer worden als in de eerste eeuw in de dagen van Petrus, Johannes, Paulus e.a. een vuurhaard in de wereld, die veel licht en warmte geeft!

Bidden, waarlijk bidden door en in en om de Heilige Geest, eendrachtelijk bidden, werkt wat uit. Dat openbaart zich in de verhoring ook hier: de plaats in welke zij vergaderd waren, werd bewogen. Dit bepaalt ons bij de bewegende kracht van Gods genade, van de Heilige Geest.

Ontroerde, bewogen harten. Bewogen gezinnen. Bewogen gemeenteleden. Is het bij ons, mijn lezers, reeds: „Wat moet ik doen om zalig te worden? "

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 juni 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

GEBEDSVERHORING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 juni 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's