Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het boek Daniël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het boek Daniël

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE AANKLACHT

(19)

Daarom, te dier tijd, als al die volken hoorden het geluid des hoorns, der pijp, der citer, der vedel, der psalteren en allerlei soorten der muziek, alle volken, natiën en tongen nedervallende, aanbaden het gouden beeld, hetwelk de koning Nebukadnezar had opgericht.

Daarom naderden even terzelfder tijd Chaldeeuwse mannen, die de Joden openlijk beschuldigden; zij antwoordden en zeiden tot de koning Nebukadnezar: O koning, leef in eeuwigheid! Gij, o koning, hebt een bevel gegeven, dat alle mensen die horen zouden het geluid des hoorns, der pijp, der citer, der vedel, der psalteren en des akkoordsgezangs, en allerlei soorten van muziek, nedervallen en het gouden beeld aanbidden zouden; en wie niet nederviel, en aanbad, die zou in het midden van de oven des brandenden vuurs geworpen worden.

Er zijn Joodse mannen, die gij over de bediening van het landschap van Babel hebt gesteld, Sadrach, Mesech en Abednego; deze mannen hebben, o koning, op u geen acht gesteld; uw goden eren zij niet, en zij bidden het gouden beeld niet aan, hetwelk gij opgericht hebt.

Daniël 3:7-12.

In het dal van Dura is het bevel van de koning Nebukadnezar uitgegaan om te knielen voor het gouden beeld, dat hij op

gericht heeft. Niemand zal zich aan dat bevel kunnen onttrekken. Van de eerste minister af tot de laagste ambtenaar toe zal men moeten knielen voor het beeld van de mens. Ook de drie Joodse stadhouders van enkele provincies van Babel, de drie vrienden van Daniël, zullen zich aan dit bevel hebben te onderwerpen. Zij moeten meedoen met Babel want anders zullen ze als martelaren worden geworpen in de oven des brandenden vuurs. Ze hebben te kiezen of te delen: buigen voor dat gouden beeld of anders geworpen worden in de vurige oven. Er is voor hen geen andere keus: aanbidden of branden.

Eigenlijk staan we in deze wereld nog steeds voor dezelfde keus. De wereld wil, dat we ons bij haar aansluiten. En zij heeft schone muziek om ons te verleiden. Waarom zou u hier niet aan meedoen en waarom zou u zich daarvan onthouden? Ge kunt toch immers God wel dienen al knielt ge voor dat gouden beeld? De wereld van onze tijd komt ook met velerlei verleiding om ons te drijven op de brede weg des verderfs. En wanneer we niet mee willen doen, wanneer we Gods geboden willen houden en naar Gods inzettingen zoeken te leven moeten we maar rekenen op de vijandschap van de wereld. Doch het is niet zo erg als de wereld in vijandschap tegen ons brandt, als de Heere maar met ons is. Dan zullen we wel door een moeilijke weg heenmoeten, maar het einde van die weg zal toch vrede zijn.

De drie vrienden van Daniël, die destijds op diens verzoek , , over de bediening van het landschap van Babel' waren gesteld, behoorden ook bij de hoge gasten op het feest in het dal van Dura. Daniël zeifis echter niet aanwezig. De reden van zijn afwezigheid wordt ons niet genoemd. Zijn drie vrienden zullen nu echter de vuurproef moeten doorstaan.

Het moment van de aanbidding van het gouden beeld is nu aangebroken. Een heraut van de koning heeft immers aangekondigd: Zodra de muziek invalt moeten ze allen knielen. Nog even is het stil, maar dan zet het priesterorkest in. Met nauwkeurigheid somt de schrijver de muziekinstrumenten nog op: Daarom te dier tijd, als al die volken hoorden het geluid des hoorns, der pijp, der citer, der vedel, der psalteren en allerlei soorten der muziek... Het zijn allerlei klanken die vanuit de wereld tot ons komen. Ze zoeken ons te bedwelmen, onze diepste nood te vergeten, om in een soort verdoving zich te laten leiden door de wereld en haar begeerlijkheden.

Maar wanneer dan al die muziek gehoord wordt knielen allen neer, het gezicht verborgen in de gevouwen handen op de grond. Want wie zou niet willen prijzen de grootheid van dat gouden beeld als men zijn leven daarmee redden kan?

Het zijn drie Joodse mannen, die niet mee doen, die niet mee kunnen doen: alle volken, natiën en tongen, neder vallende, aanbaden het gouden beeld, hetwelk de koning Nebukadnezar had opgericht (vers 7) ... behalve drie Joodse mannen. Toen ieder knielde bleven zij stram rechtop staan. Zij wilden voor niemand buigen dan voor God.

De vrees voor de overheid deed iedereen knielen, maar de vreze des Heeren hield hen overeind. Drie Joodse mannen zijn zo de spelbrekers op dit prachtige feest van de wereld. Maar hun vijanden slapen niet. De geheime politie is op zijn post. En zij zullen hun aanklacht bij de koning indienen. Het heeft verschillende vooraanstaande mannen van Babel al lang dwarsgezeten, dat drie Joden zulke voorname posities hebben ingenomen. Daar zullen ze nu meteen een eind aan maken. De Jodenhaat is al oud. Ze is niet' alleen in de tweede wereldoorlog openbaar gekomen toen Eichmann miljoenen Joden heeft vermoord. Ook deze drie mannen moeten de dood in. Ze gaan terstond naar de koning met hun beschuldiging: Daarom naderden even terzelfder tijd Chaldeeuwse mannen, die de Joden openlijk beschuldigden... (vers 8). Ze zijn blij dat ze iets kunnen inbrengen tegen de drie vrienden van Daniël. En ze doen het op een listige wijze. Ze kruipen als 't ware eerst voor de koning: Zij antwoordden en zeiden tot de koning Nebukadnezar: O koning leef in eeuwigheid! (vers 9). En dan herinneren ze de koning aan zijn bevel en aan de bedreigde straf over ieder die niet aan het bevel van de koning zou gehoorzamen om te knielen voor dat gouden beeld. Ze zetten op deze wijze de koning terstond vast. Hij zal nu die drie mannen wel moeten straffen volgens zijn bedreiging en hen in de vurige oven moeten laten werpen: Gij, o koning, hebt een bevel gegeven, dat alle mensen die horen zouden het geluid des hoorns, der pijp, der citer, der vedel, der psalteren en des akkoord gezang s, en allerlei soorten van muziek, nedervallen en 't gouden beeld aanbidden zouden; en wie niet nederviel, en aanbad, die zou in het midden van de oven des brandenden vuurs geworpen worden (vers 10 en 11).

En dan volgt de aanklacht tegen de drie Joden en daarbij schuiven ze heel sterk de persoonlijke verhouding tot de koning naar voren. Ze hebben aan hem immers hun hoge posten te danken en in ruil daarvoor slaan ze op het bevel van de koning geen acht, eren ze de goden niet die 's konings goden zijn en aanbidden zij het gouden beeld niet, dat de koning toch zelf heeft opgericht. De zonde die hier bedreven wordt is zonde tegen de koning. Hij zal hen daarom wel moeten straffen: Er zijn Joodse mannen die Gij over de bediening van het landschap van Babel gesteld hebt, Sadrach, Mesach en Abednego; deze mannen hebben, o koning, op u geen acht gesteld; uw goden eren ze niet en zij bidden het gouden beeld niet aan, hetwelk gij opgericht hebt (vers 12).

We zullen verstaan, dat het er niet best uitziet voor de drie vrienden van Daniël. Maar dat hebben ze van tevoren geweten. Ze hebben geweten wat ze gedaan hebben en wat ze verwachten konden toen ze niet knielden voor dat gouden beeld. Maar ze kunnen niet knielen. Ze hebben geleerd dat alleen de Heere God is en dat men Hem alleen aanbidden mag. Dat staat immers zo duidelijk in de wet Gods. En nu konden ze kiezen tussen de eer van mensen en de eer van God. Wanneer ze voor dat gouden beeld knielen zouden, zou aardse heerlijkheid en voorspoed hun deel zijn. Maar wanneer ze de Heere hun God gehoorzamen zouden, zou Hij voor hen zorgen voor tijd en eeuwigheid.

In de dienst van koning Nebukadnezar kon men hoge posten bekleden wanneer men geveinsd voor hem en zijn gouden beeld knielde. Daarom knielden de anderen. Maar zij konden niet knielen omdat anderen knielden. Ze hadden de Heere hun God lief boven alles.

In de dienst van God kan men niet gedwongen knielen. In de dienst van Babel wel. Wie in de dienst van God knielt omdat anderen knielen, brengt het misschien tot het ambt van ouderling of diaken of dominee, maar als een onnutte dienstknecht wordt hij straks uitgeworpen. Zalig wie de Heere vrijwillig leert dienen als het moet tegen alles en allen in. Want dan mag men hier veracht zijn of in de vurige oven geworpen worden... de Heere zal genade en ere geven!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 juni 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het boek Daniël

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 juni 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's