Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZEGENINGEN VERWORVEN DOOR DE HEERE JEZUS CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZEGENINGEN VERWORVEN DOOR DE HEERE JEZUS CHRISTUS

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

In Welke ook gij zijt, nadat gij het Woord der waarheid, nl. het Evangelie uwer zaligheid, gehoord hebt, in Welke gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte.

Efeze 1 : 13.

Horen, geloven, verzegeld worden, dat is de weg des heils, die een zondaar heeft te gaan. De weg des heils, gelegd in de Heere Jezus Christus, tot de prijs van £ijn dierbaar bloed, en bewandeld door de onwederstandelijke, alvermogende kracht van de Heilige Geest, de weg tot God de Vader, heeft 3 rustpunten, nl. het horen van het Woord der waarheid, het Evangelie uwer zaligheid, het geloven en zijn in de Heere Jezus Christus, de volkomen Zaligmaker, als de hoogste Profeet en Leraar, de enige Hogepriester, de eeuwige Koning, en het verzegeld worden met de Geest der belofte, Die ontdekt en leert bidden, Die vertroost en leert geloven, Die verzekert en verzegelt. Deze rustpunten zijn zovele zegeningen, verworven door de Heere Jezus Christus.

Die 3 rustpunten, waarvan wij er twee reeds hebben overdacht, zijn onvergetelijke, zalige rustplaatsen, waar onuitsprekelijk veel wordt genoten. Denkt gij, ook jaren daarna, nog wel eens niet met heimwee in uw ziel terug aan dat plekje, waar het was: „Sta gij alsnu stil, en ik zal u Gods Woord doen horen"? Als gij zo moogt horen, dan is dat zó rijk, dat gij het uitstamelt: „Als ik Uw woorden vond, zo heb ik ze opgegeten."

En dan, als vrucht van dat horen, te mogen komen tot het plekje, het lage en toch ook zo hoge plekje, waar gij mocht aannemen, mocht geloven, dat de Heere Jezus ook uw Middelaar en Verlosser is, wat is dat wonderlijk, en wat hebt gij daar genoten, zó genoten, dat gij het Paulus mocht nazeggen: „Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is. om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben"(l

Tim. 1 : 15). Hoe kunt gij verlangen naar die rustplaats nog eens teruggeleid te worden. En, als het bij ons waarlijk Gods werk is, dan brengt Hij ons ook wel eens weer op zulk een plaats, waar gij geloven moogt, versterkt en verdiept, dat de Heere Jezus niet alleen anderen, maar ook u, vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid, verworven en geschonken heeft.

En nu het derde rustpunt op de weg des heils, die zondaren moeten gaan, een rustpunt, dat maar weinigen met bewustheid, recht en diep kennen, nl. het verzegeld worden door de Heilige Geest der belofte.

Wij moeten er naar verlangen, om daar te komen, om daar te mogen genieten van de genade van de Heere Jezus Christus, van de liefde Gods, en van de gemeenschap des Heiligen Geestes. Ja, als gij op die derde rustplaats moogt aankomen, dan is er al heel wat aan voorafgegaan. Van de eerste naar de tweede rustplaats, dat is vaak, hoewel niet altijd, daar blijft de Heere vrij in, al een lange reis. En van de tweede rustplaats, van het geloven in de Heere Jezus Christus, tot de derde rustplaats, nl. het verzegeld worden door de Heilige Geest, dat is menigmaal ook een reis van vele jaren, misschien ook echter, naar het vrijmachtig welbehagen Gods, slechts van zeer korte tijd. Wij hebben immers niets te commanderen over tijd en wijze. De Vader heeft de tijden en gelegenheden in Zijn eigen macht gesteld.

Maar wel zien wij in de praktijk van het leven, dat de reis van de tweede naar de derde rustplaats, veelal is een lange reis. Velen van diegenen in ons midden, die toch geen vreemdelingen zijn van het leven der genade, die misschien al jaren geleden de goede, de onberouwelijke keuze hebben mogen doen, zullen moeten erkennen: Neen, deze derde rustplaats, misschien zelfs wel, neen, die tweede rustplaats, ken ik nog niet, zover ben ik nog niet gekomen." En hoe groot kunt gij dan zien op degenen, die daar wel zijn gebracht, die ook dat stuk hebben doorgemaakt, en die, als de Heere ze daarin nog eens inleidt, daarvan met zoveel lust en liefde mogen vertellen, tot lof en prijs van Gods vrije en rijke genade.

Aan de gemeente van Efeze in haar kern (het was ook daar niet alles goud, wat er blonk; denk nog maar eens aan de berisping van de verheerlijkte Zaligmaker aan ditzelfde Efeze: „Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten"), aan de gemeente van Efeze dan in haar kern, mocht de apostel Paulus schrijven: „In Welke ook gij zijt, nadat gij het Woord der waarheid, nl. het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt, en in Welke gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte."

Gij hebt gehoord — gij hebt geloofd — gij zijt verzegeld geworden! Drie rustplaatsen op de weg des heils, die in elkanders verlengde liggen. Drie rustpunten, waar gij, met Petrus op de Thabor, de berg der verheerlijking, wel tabernakelen zoudt willen maken, omdat het plaatsen zijn, waarin de Heere het zo goed maakt, dat gij er wel eens moogt zingen:

Hoe groot is Uw goedgunstigheid! Hoe zijn Uw vleug'Ien uitgebreid! Hier wordt de rust geschonken; Hier 't vette van Uw huis gesmaakt: Een volle beek van wellust maakt Hier elk in liefde dronken.

En toch kunt, en moogt gij er niet blijven. De reis gaat voort, al trekkend, al strijdend, al verlangend. „Er blijft dan een rust over voor het volk van God." Dat is de blijvende, dat is de eeuwige rust. En Zijn rust zal heerlijk zijn. Verlangt gij, o pelgrim! er wel eens naar, om in die rust in te gaan, om thuis te komen, eeuwig thuis? Daar behoeven geen tabernakelen gemaakt te worden, want dat zijn toch altijd nog maar tenten van woestijnbewoners, herdershutten der woestijn, zoals de profeet Jeremia (9 : 10) ze noemt. Neen, daar geen tenten voor doortrekkende reizigers, doch een gebouw van God, niet met handen gemaakt, maar eeu-

wig in de hemelen voor thuiskomende pelgrims na een lange pelgrimsreis, ten tijde des avonds, als de Heere hen ontvangt in het Vaderhuis met zijn vele woningen, en waar Hij hun zal zijn tot een eeuwig licht.

Maar, wij hebben het met elkander over de weg des heils met zijn rustpunten, en n'ög niet over het Kanaan der ruste met dat grote, eeuwige Godsgebouw, het Vaderhuis genaamd. En dus: wij moeten terug, wij moeten de weg weer op, en de strijd weer in. Wij hebben zo even een blik mogen werpen op het Vaderhuis met zijn eeuwige rust, en met het volle heil. Ja, dat mag op de pelgrimsreis wel eens zo zijn. Doch wij zijn nog niet aan het einde. Wij weten niet, hoe lang de reis nog zal duren. Eén is er maar, Die dit weet, want Hij heeft ook in dit opzicht onze dagen bestemd, het getal onzer maanden is bij Hem, Hij heef£ onze bepalingen gemaakt, die wij niet overgaan zullen.

En dus, moge het zijn: aan Zijn hand, — verder!" Toch mogen wij nog wel even rusten van de reis met haar moeilijkheden en gevaren, van de strijd met zijn vrees en zijn hoop. Wij mogen, na de rustplaatsen van het waarlijk horen, na de rustplaats van het oprecht geloven, nü rusten op de derde rustplaats in Ef. 1:13 genoemd, nl. de rustplaats van het verzegeld worden met de Heilige Geest der belofte. Dat is een heerlijke rustplaats, een rustplaats, die ons spreekt van een ontzaggelijk, Goddelijk werk, het werk van de enige en drieënige God.

Ik moest hier bij mijn onderzoek telkens denken aan de zegen, die rustdag op rustdag op de gemeente gelegd mag worden: „De genade van de Heere Jezus Christus, de liefde Gods, en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen. Amen." Onze derde rustplaats staat in het allernauwste verband met, is eigenlijk alleen te danken aan, de genade, waarvan deze apostolische zegen spreekt en zeer in het bijzonder wel aan het laatste gedeelte ervan, nl. de gemeenschap des Heiligen Geestes. De gemeenschap des Heiligen Geestes, daarin ligt in de grond der zaak de verzegeling van de gelovigen besloten.

Wanneer heeft deze verzegeling plaats? Wanneer komen wij bij het voorttrekken langs de weg des heils op deze rustplaats aan? Ja, mijn lezer, dat kan ik u niet zeggen. Dat kan niemand u zeggen. Zelfs niet degene, die al op deze rustplaats is aangekomen. God de Heere heeft immers ook in deze, gelijk op alle punten, de tijden en gelegenheden in Zijn eigen macht gesteld. Wij weten van tevoren de dag niet, noch de ure. Het is een grote verborgenheid. Er hangt een sluier over.

En toch mag ik het zakelijk wel weten, en ik kan het u dus ook zeggen. Wij lezen het in Efeze 1 : 13. Luister maar goed. Gods Geest Zelf openbaart het ons. Dat wij dan naar Hem luisteren, als leergierige leerlingen, als heilbegerige pelgrims naar Zion. Hij zegt: n Welken

ook gij zijt, nadat gij het Woord der waarheid, nl. het Evangelie uwer zaligheid, gehoord hebt; in Welke gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte."

te." Wanneer heeft dus deze verzegeling van de gelovigen plaats? — „Nadat zij geloofd hebben, nadat zij in Christus zijn ingelijfd, nadat zij ranken zijn geworden van de ware Wijnstok.

De verzegeling met de Heilige Geest der belofte wordt dus ontvangen, na de zegen van een horend oor, dat door God is ingeplant, ook na het begiftigd worden met de gave des geloofs, „nadat gij geloofd hebt", zo staat er in Efeze 1:13.

Er is dus onderscheid tussen het geloof en de verzegeling. Zelfs is de verzegeling, hoezeer er ook op gelijkend, toch nog wat anders dan de verzekering des geloofs. Dat blijkt hier in Efeze 1 : 13. De gelovigen te Efeze toch hebben het Woord der waarheid, het Evangelie hunner zaligheid gehoord met toestemming van hoofd en van hart. Zij hebben zó in Christus geloofd, dat zij nu in Hem zijn, „in Hem ingelijfd, in Welke ook gij zijt, nadat gij het Woord der waarheid, nl. het Evangelie uwer zaligheid, gehoord hebt." Daar hebt ge het welwezen des geloofs, bestaande in kennis, toestemmen en vertrouwen en dan daarna komt de verzegeling.

Verzekering des geloofs en verzegeling van de gelovige zijn niet te scheiden, maar wel te onderscheiden. Dat blijkt ook uit wat wij lezen in 2 Cor. 1:21 en 22: Maar Die ons met u bevestigt in Christus, en Die u gezalfd heeft, is God." Dat is dus de verzekering des geloofs, bevestigd in Christus, gezalfd met de zalving van de Heilige Geest.

Maar dan volgt daarop: „Die ons ook heeft verzegeld, en het onderpand des Geestes in onze harten heeft gegeven."

Er staat dus met nadruk „bevestigd in Christus, gezalfd", maar dan daarbij, als iets anders: „Die ons ook heeft verzegeld." En die verzegeling houdt in, zegt de apostel, dat God het onderpand des Geestes in onze harten heeft gegeven." Er staat dus met nadruk: „bevestigd in Christus, gezalfd", maar dan daarbij, als iets anders: „Die ons ook heeft verzegeld." En die verzegeling houdt dit in, zegt de apostel, dat God het onderpand des Geestes in onze harten heeft gegeven.

Wat het welwezen, de verzekerdheid des geloofs is, dat weten de catechisanten wel. Als ik u zou verzoeken onder aan de preekstoel te komen, en te antwoorden op de vraag: „Wat is een waar geloof? " dan zoudt ge wellicht vreemd opkijken en denken: wat is dat nu toch? en niet durven komen. En toch gebeurde dat vroeger regelmatig in de Catechismusbeurten. Dan moest een van de leerlingen de aan de beurt zijnde Zondag in het midden der gemeente opzeggen. Ik vind dat een pracht-gewoonte, en ik wou, dat ze nog gewoonte was. Nu gaat dat dus niet. Maar wel geloof ik, dat goede catechisanten, ook nu, dat wel zouden kunnen doen, en op de vraag: „Wat is een waar geloof? " zouden kunnen antwoorden zonder mankeren: „Een waar geloof is niet alleen een zeker weten of kennis, waardoor ik het al voor waarachtig houd, wat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft, maar ook een vast vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij, vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid, van God geschonken is, uit loutere genade, alleen om de verdiensten van Christus' wille" (Heid. Cat. Zondag 7, vr. en antw. 21).

De verzekerdheid des geloofs en de verzegeling van de gelovige hebben dus wel belangrijke punten van overeen-

komst. Beide zijn ze een gave van God. Beide hebben ze hun vastheid in de verdienste van Christus. Voor beide behaagt het de Heere te gebruiken als middel het heilig Evangelie. Beide zijn ze te danken aan de invloeden en werkingen van de Heilige Geest. Beide, de verzekering en de verzegeling, zijn onuitsprekelijke, onschatbare gaven.

Welk een zegen is het al de eerste deelachtig te mogen zijn, nl. de verzekering des geloofs, en te mogen zeggen: , , Ik weet mijn Verlosser leeft." O, welk een diepe en hoge blijdschap doortrilt dan uw ziel, welk een stille, rijke vrede daalt dan in haar neer: „vrede met God door het bloed des kruises". Hoevelen echter van de heilbegerigen blijven ook hiervoor staan, schuchter en bevend!

Hoeveel te meer dan niet, als het gaat over de verzegeling met de Geest der belofte! Deze gaat immers nog verder. Zij ligt zó ver, dat zelfs mensen, die de Heere vrezen, er niet aan durven te denken voor hun eigen persoon. Er wordt zelden over gesproken en gepreekt. Het is ook geweldig. Het is een van de machtigste wonderen van de Allerhoogste.

Moeten wij dit stuk dan maar laten rusten? — Neen, stellig niet. Daarvoor heeft God het ons niet geopenbaard in Zijn Woord, en geschonken, aan meerderen b.v. in de gemeenten van Corinthe en van Efeze. Het is echter met grote schroom, dat ik wil trachten er iets van te zeggen. Misschien wekt het uw geheiligde belangstelling op, om eens te onderzoeken, wat er van verzegelen alzo in de Bijbel wordt gezegd.

Ik wil u nu bij drie plaatsen uit Gods Woord bepalen om u enige denkbeelden te geven - — „moge het voor u en voor mij zijn" onder de inleidende werking van de Heilige Geest: — van wat wij onder verzegelen hebben te verstaan. Eerst neem ik u mee naar oude tijden, naar de tijden van omstreeks 580 voor Christus, de tijd, toen de profeet Jeremia in het rijk van Juda profeteerde. Wij slaan met elkander op Jeremia 32.

Daar vinden we het woord, dat tot Jeremia geschied is van de Heere, in het 10de jaar van Zedekia, koning van Juda, toen het heir van Nebukadnezar, de koning van Babel, Jeruzalem belegerde, en de profeet Jeremia besloten was in het voorhof der bewaring. Jeremia krijgt dan de opdracht, zittende in de gevangenis, om een akker, bij Anathoth gelegen, te kopen van zijn neef Hanameël, die tot hem zou komen. Jeremia deed naar het woord des Heeren en kocht het veld en woog het geld toe. De koopbrief werd opgemaakt, getekend en verzegeld voor de ogen der getuigen. Een afschrift, een open brief, werd niet verzegeld. De verzegelde koopbrief was dus het bewijs van eigendom. Dat is voor ons, wat wij nodig hebben bij de vraag, wat ligt er in dat verzegeld worden?

Verzegelen wijst dus op kopen, en die koop bevestigen met een verzegeld stuk. Het volk des Heeren is een verkregen volk, niet met goud en zilver, maar tot de dure prijs van het bloed van Christus, en deze koop wordt verzegeld met de Heilige Geest der belofte, de belofte des Vaders, ontvangen op en om de verdiensten van de Zoon.

Door het geloof wordt de zondaar in Christus ingelijfd een lid van Zijn lichaam, een schaap van Zijn kudde, een rank van de ware wijnstok. Door de verzegeling in Christus met de Heilige Geest der belofte komt de Heilige Geest als een zegel Gods in het hart van de gelovige, die zo wordt een tempel van de Heilige Geest, waarvan God de Vader en God de Zoon verklaren: „Gij zijt Mijn eigendom, gekocht met het bloed des Lams."

Door de verzegeling met de Heilige Geest der belofte wordt dus bezegeld de koop, de betaling, het eigendomsrecht op Gods volk van 's Heeren wege.

Welk een vastheid, welk een zekerheid ligt er toch in dat verzegeld worden met de Heilige Geest der belofte. De Heere Jezus Christus niet alleen voor u, maar gij ook in Hem, „in Welke ook gij zijt", staat er in Efeze 1 : 13, maar dan ook God de Heilige Geest in u, om voor u te bidden met onuitsprekelijke zuchtingen, om u te troosten met de beloften van de Heilige Schrift, met Christus Zelf, om met uw geest te getuigen, dat gij kinderen Gods zijt, en moogt roepen Abba, Vader, om u ook te heiligen en u het beeld Gods in beginsel weer in te drukken, zoals het zegel indrukt in was of lak, wat er in gegraveerd is.

O, wat houdt die verzegeling toch veel in, en wat getuigt zij van een onverbrekelijk werk! Wekt dit uw zielsbegeren niet op, om, nadat gij geloofd hebt, ook deel te krijgen aan dat verzegeld worden met de Heilige Geest der belofte? aan die gemeenschap des Heiligen Geestes in uw MINA

En dan, dan denken wij ook aan het verzegelen van de dienstknechten Gods aan hun voorhoofden, (Openb. 7:3), zoals vroeger vee en slaven getekend werden met het eigendomsteken van hun heer. Dit verzegelen wil zeggen: eze komt Mij toe, dit is Mijn dienstknecht, Mijn dienstmaagd. Een wonder van genade is het zo door de Heere geëigend te worden, zo als dienstknechten erkend te worden, en hiervan het levendige bewustzijn te ontvangen door de Heilige Geest. Zoudt gij er niet gedurig om bidden?

En nu de derde plaats, waar blijkt, waartoe verzegelen dient, wat het verzegeld worden betekent. Het is de verzegeling van Jezus' graf. Verzegelen diende dus ook om iets voor schending te vrijwaren. Zo verzekert ook het verzegeld worden met de Heilige Geest der belofte. Dit zegel mag niemand verbreken, zelfs niet schenden. Het is het zegel Gods. Het is het zegel van de Heilige Geest. O, wat zijn de verzegelden met de Heilige Geest toch veilig en welbewaard! Verlustig u daarin. „Bedroef de Heilige Geest Gods niet, door Welke gij verzegeld zijt tot de dag ver verlossing".. „Die Mijn volk aanraakt, raakt Mijn oogappel aan".

De verzegeling met de Heilige Geest ziet dus op het ontvangen van de Heilige Geest in ons hart, Zijn woning maken in dat hart. Zij staat dus ook in het nauwste verband met de gemeenschap des Heiligen Geestes, waarvan de apostolische zegen ons spreekt.

De Heilige Geest in het hart van de leesbare brieven van Christus, is dus het zegel Gods op het werk der verlossing. O, wat is dat groot, te delen in de genade van de Heere Jezus Christus, in de eeuwige, verkiezende liefde Gods des Vaders, en in de troostvolle gemeenschap des Heiligen Geestes in ons hart, omdat die daar binnen is als het zegel Gods op Zijn genadewerk! „Zo velen als er door de Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods".

O, dat er meer biddend gestaan mocht worden door degenen, die de Heere vrezen naar deze inhoudrijke verzegeling. Het zegel aan een stuk verzekert de echtheid. De Heilige Geest in het hart is het zegel Gods op Zijn genadewerk.

Maar wat is het toch vreselijk geheel te staan buiten de zegeningen door de Heere Jezus Christus verworven, zelfs buiten de eerste beginselen er van! Arme mens, arme wereld! Wij hopen dat gij uw armoede nog zult leren kennen, voor dat het te laat is. Het is nog het jaar van het welbehagen des Heeren. Haast u, spoed u om uws le-

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 september 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

ZEGENINGEN VERWORVEN DOOR DE HEERE JEZUS CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 september 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's