Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE GEWONE WEG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GEWONE WEG

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het woordje weg behoef ik niet veel ter toelichting te schrijven. In het eeuwige leven komen Gods kinderen langs een weg. Jezus sprak: „De weg is nauw, die naar het leven leidt".

Over de betekenis van dat woordje nauw hebben we de laatste weken een paar artikelen geschreven. Hoe nauw is de weg? Is dat voor iedereen gelijk? Dit laatste acht ik niet juist. De weg is altijd nauw, dat staat vast, maar verder bestaat er trap en mate?

Wat is de gewone weg? Over deze vraag laat ik eerst Willem a Brakel een antwoord geven. Hij tekent de gewone weg in Hoofstuk 31 van zijn „Redelijke Godsdienst", par. 8. Daar begint hij niet met godsdienstige kinderen. Hij zegt er wel van dat sommigen in hun kindsheid wedergeboren worden. De gewone weg echter is volgens hem, een andere. Ik wijs hier even op, omdat iemand meende te mogen zeggen, dat ons „Gereformeerd Weekblad" niet gereformeerd was, omdat het niet uitging van-de wedergeboorte in de jeugd. Welnu, Brakel is, dacht ik, wel gereformeerd, maar hij doet dat ook niet. De oud-predikant van Rotterdam tekent ons een groep mensen, die gewaarschuwd worden voor de gevaren van hun weg. Hoewel deze groep, de kerkgangers oud en jong, op verschillende wijze op deze prediking reageren, komen zij geen van allen tot een werkelijk verlaten van hun weg, behalve een bepaald gedeelte. Zo gaat het in de bekering der mensen. God roept allen, die onder de bediening zijn, waarschuwt hen voor het verderf, nodigt hen tot de zaligheid en toont hun de weg: Jezus Christus. Velen geven helemaal geen acht hierop en laten het roepen over hen heengaan als een zaak, die hun niet aangaat. Anderen worden overtuigd en ontvangen algemene bewerkingen van de Heilige Geest.

Waarom heten zij algemeen? Omdat

uitverkorenen en onbekeerlijken ze deelachtig worden. De overtuigingen hebben tot inhoud: 's mensen ellendigen staat, indruk van zaligheid en verdoemenis, schrik voor de toorn Gods, kennis van de Heere Jezus en de verborgenheden des geloofs, hoogachting voor de staat der kinderen Gods, begeerte om bij hen te behoren, bidden, lezen in de Bijbel, zonden nalaten en nog veel meer. Bij de uitverkorenen nu gaat het verder. De vrees en dc schrik komen telkens terug. Sommigen vrezen zo zeer de verdoemenins dat hun haren ten berge rijzen, deswege zijn vergeving en verzoening hen zeer begeerlijk. Hoe langer hoe meer bevinden zij zich van alle zaligheid ontbloot en die moeten ze hebben het koste wat het kost. Daartoe gaan zij ijverig aan het werk, want zij willen God bewegen hun de zaligheid te schenken. Zij verstaan immers niet, dat God door een hatelijke en walgelijke zondaar, zoals deze overtuigde in zichzelf is en onder al zijn werken blijft, wel tot toorn, maar niet tot genadegiften bewogen kan worden. Als zij nu zien, dat ze zondig blijven en dat hun inspanning God niet kan bewegen, worden zij radeloos en beginnen te denken, dat zij nooit zalig zullen kunnen worden. Allerlei wanhopige gedachten komen bij hen op. Zij hebben te zwaar gezondigd, tegen de Heilige Geest gezondigd, zij zijn niet uitverkoren, al hun overtuigingen en gevoelens zijn mogelijk maar inbeeldingen. Hun zielen worden jammerlijk gekweld en zij denken met alles op te houden.

Hier komt bij dat in de gewone weg hun inzicht in de weg der zaligheid toeneemt. Zij gaan zien, dat zij geen enkele weldaad van God kunnen ontvangen, tenzij ze met Hem verzoend zijn en dat ze met de Rechtvaardige niet verzoend kunnen worden dan door volkomen voldoening aan zijn rechtvaardigheid en door volmaakte heiligheid. Maar daartoe zijn ze geheel onbekwaam en daarvan worden zij in hun gemoed overreed. Zij gaan daarvan inzien dat het aan hun zijde er wanr hopig bij staat. Dat geeft grote verlegenheid. In deze weg nu beginnen zij de noodzakelijkheid van een Borg te zien en leren Jezus Christus die zij te voren slechts door de naam kenden, wat nader van nabij beschouwen, in zijn naturen, ambten, vernedering en verhoging.

Zij zien nu, dat Christus noodzakelijk is om voor hen te zijn tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en zaligheid. Als Jezus hun Zaligmaker eens wilde zijn! Nu zij iets van de Verlosser hebben gezien, krijgen ze meer hoop. Ze worden bemoedigd door de preek of door andere middelen. Ze gaan krachtiger aan 't werk om Christus te bewegen, dat Hij Zich over hen erbarme. Doch deze gelegenheid gebruikt de Heere om hen hun onmacht te leren kennen. Hij toont hen meer dan te voren de geestelijkheid der wet en hun geesteloosheid. Bij uitstek leren zij nu de gruwelijkheid der zonde, de walgelijkheid, hatelijkheid, onverdragelijkheid kennen en hun totale onmacht, zo dat ze in dit gericht zo klein worden als een worm, als de verloren zoon. Zo verliezen ze alle moed op hun werk.

Dus kan dit nu alleen genade zijn, die hen behoudt. Hun ogen gaan op Christus zien. Zij verwonderen zich over iedere toenadering tot Hem. Hun kennis en geloof in het evangelie nemen nu toe. Zij horen Jezus roepen, dat ieder die wil mag komen en ieder hoort, dat hij in 't bijzonder geroepen wordt. Nu krijgen zij 'n hoop op Christus. Zij beginnen naar Hem te verlangen. Niets hebben ze te eisen. De toepassing van Jezus zal vrije genade zijn. Nu eens vrezen ze, dan hebben ze hoop, maar het gaat bedaard toe, omdat God mag doen, wat Hij wil. In deze weg krijgen ze meer vrijmoedigheid om zich aan de Zaligmaker over te geven. Zij zetten het geheel op Hem. Met Christus komen zij dan tot God en vragen Hem: Is Jezus niet mijn Borg? Heeft Hij niet voor mijn zonden betaald? God geeft antwoord door de beloften der Schrift, die op hen passen, omdat zij de gestalten in de beloften vermeld, bezitten. En zo bevinden zij zich gerechtvaardigd met meer of minder grote duidelijkheid en hebben vrede bij God. Deze toepassing van Christus is niet een zaak van één keer, maar zij zoeken dagelijks daar in toe te nemen.

In 't kort hebt ik samengevat hoe Brakel de gewone weg ziet. Dezelfde gang kan men lezen bij Comrie in zijn preek over 1 Cor. 6:17. Daarnaast heeft men de uitzonderlijke wegen. Niet dat zij in structuur, in opbouw of samenstelling anders zijn, maar b.v. dat sommige wedergeboren worden in hun derde of vierde levensjaar. Brakel beschrijft deze bijzondere kinderen in dezelfde geest, zoals we dat van Smytegelt reeds hebben gehoord. Maar deze wedergeboorte in de jeugd is heel iets anders dan wat men bedoelt met de veronderstelling, dat alle verbondskinderen wedergeboren zijn, terwijl men het bewijs daarvan vindt in een gewoon godsdienstig leven als een gevolg van de opvoeding. Brakel zegt: aar kan men niets uit afleiden. Hij stelt de vraag aan de orde: at men oordelen zal van de bewegingen in de kinderen, die genegenheid tot bidden hebben, lust om Gods Woord te lezen, het vragen naar geestelijke dingen, de deugdzaamheid en andere bijzondere bewegingen, en bijzonder als ze bijblijven tot in de jongelingschap, doch zonder rechte kennis van de Heere Jezus en zonder oefening des geloofs? , , Ik antwoord", zegt Brakel, „dat die niet altijd te houden zijn voor beginselen van wedergeboorte, en dat iemand uit die niet besluiten kan, dat hij van jongsaf bekeerd is geweest".

' Dit antwoord acht ik uitstekend. Het laat tegelijk zien, dat onze oude schrijvers de Christus in het middelpunt stelden. Velen zeggen, dat het juist andersom is en dat zij de christen, de vrome mens verheerlijken. Niets is minder waar. De vrome mens wordt veel meer verheerlijkt in vrijzinnige en middenorthodoxe en andere kringen. Daar is het de activiteit van de mens, doch daar is geen of geen genoegzame afbraak, geen ontmaskering van de mens. In de kringen, waar niet de reformatorisch-gereformeerde leer heerschappij heeft - — er is ook veel remonstrants-gereformeerd buiten de remonstrantse kerk - —• kan de mens alles met helpende genade. Daar is het de mens, die de beslissingen in handen heeft. Maar goed, de jeugdvroomheid, die Brakel hier tekent, is niet onbekend in deze eeuw. Wat men er dan in mist is de bevinding van eigen zondigheid, van de toorn Gods over deze eigen zonde, van de onmacht om in Christus te geloven, van de noodzakelijkheid, dat God de Vader ons tot Christus trekt en van het komen tot Hem als een verloren zondaar. Daar kan zoveel godsdienst zijn, waar de wijsheid van de wijze bouwer en van de wijze maagd en waar het leven, dat de Heilige Geest in de uitverkorenen werkt, in gemist wordt.

Brakel schrijft: „Die bewegingen kunnen voortkomen uit het licht der natuur, uit de uitwendige verlichting door het Woord, uit de opvoeding en goede voorbeelden van deugdzame ouders".

Wanneer mag iemand denken, dat hij bekeerd is? Wanneer hij weet, dat hij in Christus gelooft. De wedergeboorte is er bij Brakel, als het geloof in Christus er is „want daar is geen bekering dan door het geloof in Christus". Dus niet alle godsdienstige jongens en meisjes, ook al zit deze vroomheid voor het oog nog al diep, zijn voor wedergeborenen te houden. Voor kinderen wil Brakel echter stellen, dat zij eerder het geloof kunnen hebben en oefenen dan zij het zelf weten. De deugdzaamheid van sommige kleine kinderen kan uit het geloof en de wedergeboorte voortkomen.

Het is hieruit duidelijk, dat, volgens Brakel, de gewone weg der bekering niet deze heel bijzondere verandering op kinderlijke leeftijd is.

Maar, zegt m'n oude correspondent, zo is het wel bij Comrie, daar zijn het allemaal van die wonderkinderen en zo is het bij de meesten in de Gereformeerde Kerk en bij enkelen in de Hervormde Kerk. Nu moet men het mij niet kwalijk nemen, maar ik vrees, dat in de Gereformeerde Kerken meer godsdienstigen zijn krachtens opvoeding, in de lijn zoals Brakel dat aangeeft, dan waarlijk wedergeborenen. Ik geloof dat velen daar ten onrechte zich voor wedergeboren houden, ik vrees dit omdat zij de kenmerken ervan niet vertonen. Maar dat mag ik helemaal niet schrijven natuurlijk en ik wacht een eventuele stormloop wel weer af. De tijd en de dag des oordeels zal het verder wel leren. Maar heeft Comrie nu werkelijk op dit punt anders geoordeeld dan Smytegelt en Brakel en anderen? Ik ben daar nog niet zo zeker van. Men kan geen preek van hem ter hand nemen of hij tekent daarin een weg ten leven in de geest waarin Brakel dat doet. Dat zou dan, volgens mijn oude baas allemaal zijn voor mensen die vroeger geleefd hebben en voor enkele erge zondaars uit deze tijd. Ik geloof dat niet. Als Comrie de weg tot Christus beschrijft, zegt hij er nergens bij. ja maar, dat is alleen voor mensen van vroeger en voor heel erge zondaars. Hij begint met

de ontdekking aan de verloren staat. Dan proeven de uitverkorenen de bitterheid deizonde. Zij gruwen niet van de straf, maar van de zonde. Dan worden ze overreed van de noodzakelijkheid van Christus. Zij leren hun machteloosheid kennen om in de Borg en Zaligmaker te geloven. Daarna krijgen zij vrijmoedigheid om tot Christus te gaan en komen tot geloofsvereniging met Hem. Nochtans zegt mijn correspondent: ij moeten niet een gedeelte van Comrie aanvaarden, maar de hele Comrie. Deze houdt terdege rekening met hen, die van hun jeugd af de Heere vrezen. En dat zijn, door Gods genade, de meesten die een nauwe christelijke en verbondsmatige opvoeding ontvangen. Dat schreef hij. Ik vrees echter, dat sommige ouders hier anders over oordelen. Het komt vaak voor. heb ik gezien, dat de nauwste opvoeding niet tot cle vreze Gods leidde. En als het dan bracht tot een godsdienstig leven, vonden zij er nog niet de vreze Gods in. Ik hoop, dat onze oude vriend zichzelf niet bedriegt en de mensen niet, die hij als ouderling dient. Wat heeft echter Comrie dan geschreven, dat in strijd moet zijn met al zijn preken? Dat zou te lezen staan in een preek over 1 Joh. 5 : 4. Comrie handelt hierin uitvoerig over de wedergeboorte. In de toepassing stelt hij zich dan voor onfeilbare kentekenen van deze verandering uit Gods Woord te geven. Deze moeten niet te hoog zijn, opdat ware kleinen niet terneergeslagen worden, doordat men zaken tot kenmerken stelt, die niet het wezen raken. De ziel moge weten of zij het wezen heeft om zich tot het welwezen uit te strekken. Maar zij mogen ook niet te laag zijn, opdat nabij komenden niet in hun bedrog gestijfd zouden worden.

Comrie geeft verschillende kentekenen. Mist men er een, zo heeft men soms de andere. Welke zijn het? Let wel, er staat geen woord bij, dat deze kentekenen alleen voor vroegere tijden zouden gelden of voor heel erge zondaars. Ze zijn dan: , , Gevoel en levendige aandoening van zijn gebrek is een waarachtig teken, dat men levend geworden is, derwijl een dode ongevoelig is en geen besef heeft van zijn toestand. Vindt gij, dat uw ellende u drukt en belast en beladen maakt om naar hulp uit te zien, het is een teken, dat de Heilige Geest u in zoverre levendig gemaakt heeft, dat gij nu de dingen beseft en levendige aandoeningen er over hebt".

De lezer begrijpt, dit is niet genoeg. Hier is Jezus nog niet in. Daarom spreekt Comrie: n zoverre. Tweede kenmerk: .Hongeren en dorsten naar Christus en Zijn gerechtigheid, welke Jezus zelf zalig spreekt (Matth. 5 : 6), derwijl het niet anders dan uit een gezicht van zijn gebrek en ontdekking van Gods weg om de zondaar te zaligen zonder eigen verdienste, ontstaat en bestaat in een waarachtige eenswillendheid om door die weg gezaligd te worden".

Hier komt Christus er in. De bekommerde krijgt kennis van de weg der zaligheid door de werking des Geestes. Men kan dezelfde dingen bij Brakel vinden. Deze kennis komt tot ons als een openbaring en hoewel de zondaar van nature door eigen werk zalig wil worden, krijgt Gods Geest hem zover, dat hij het eens wordt met Gods weg. Dit zijn Gods daden. Zij worden als zodanig ervaren d.w.z. als een overreed worden. Het is groot om eenswillend met God te zijn.

Derde kenmerk. , , Roepen tot God." Zodra de Geest komt wordt de mens op de knieën gedreven.

Vierde kenmerk: , , Die waarlijk wedergeboren zijn hebben een nieuw hart." Waar bestaat dit in? Mag ik daar de volgende keer mee verder gaan? Dan hopen we ook tot het gestelde doel te komen.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 september 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE GEWONE WEG

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 september 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's