Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Kerstgelied bij het begin van dit jaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Kerstgelied bij het begin van dit jaar

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(4)

Gij dan bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen.

Matth. 6:9—13.

En wederom overdenken wij dit Kerstgebed, nu inzonderheid het laatste gedeelte, in verband met het Kerstfeest van de engelen:

En van stonde aan was er met de engel een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende: Ere zij God in de hoogste hemelen; en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.

Lukas 2 : 13 en 14.

, , In de mensen een welbehagen!" — zo mochten de engelen zingen na het , , Ere zij God in de hoogste hemelen" en na het: , , en vrede op aarde".

Dat zijn gewichtige stukk> , nl. de ere van God, waar het uiteindelijk om gaat, en om gaan moet, en vrede op aarde, zulk een begeerlijk goed te midden van al die strijd, onrust en onvrede op aarde, in kerk, staat en maatschappij, onder de volkeren en in ons aller leven.

Twee gewichtige stukken, waar zo weinig van terecht komt op aarde. Ja, het zijn stukken, die in stukken gevallen zijn door het ingeven des duivels en door onze moedwillige ongehoorzaamheid. Door de zonde werden er van het Paradijs af aan, stukken gemaakt. En dit gaat maar altijd door tot op de huidige dag, tot aan de jongste dag, tot aan de grote wereldbrand, die komt en al komende is. Stukken worden er gemaakt door vorsten en overheden in de volkerenwereld, niet het minst in onze tijd. Stukken worden er gemaakt in de kerk door predikanten en door gemeenteleden. Stukken worden er gemaakt in de maatschappij door werkgevers en door werknemers. Stukken worden er gemaakt in de gezinnen door mannen en vrouwen (ach, hoe droevig menigvuldig in onze tijd!), door vaders en moeders, door zonen en dochters. Stukken maken wij allen in ons eigen leven onze vele gebreken en zonden. door

En temidden van al die stukken als vrucht van de afval van God, kunnen deze twee stukken: de ere van God, en de vrede op aarde, niet tot hun recht komen. In toenemende mate zien wij dat in onze dagen, zal dat zich openbaren ook in het jaar onzes Heeren 1962, dat wij door Gods goedheid zijn ingegaan. Ach! wat zijn wij toch een dwaze mensen!

Doch! de engelen hebben er toch van gezongen bij de geboorte van Hem, Die juist deze twee stukken tot hun recht zou brengen in Zijn leven en in Zijn sterven, in de kribbe van Bethlehem en aan het kruis van Golgotha, in de diepte van Zijn vernedering en in de hoogte van Zijn verhoging.

En dus mogen de engelen zingen: , , Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde." En de strijdende Kerk op aarde mag dus ook bidden: , , Onze Vader, Die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd, door het volk, dat Gij hebt geformeerd, om Uw lof te vertellen; Uw Koninkrijk kome, door de Heere Jezus Christus, Die de Vredevorst is, en van Wiens rijk is voorzegd: , , Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op de troon van David en in Zijn Koninkrijk"; en Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde, er is toch een volk, dat zeer gewillig is op de dag Uwer heirkracht, waardoor Gij onwilligen door Uw lieve Geest gewillig maakt.

Als er van deze twee stukken: de ere Gods allereerst en allermeest, en vrede op aarde door het bloed des kruises, wat meer mocht gevonden worden en zich ook krachtiger openbaren mocht, wat zou er dan een werfkracht uitgaan van dat arme, maar toch zo rijke, van dat ellendige, maar toch zo welgelukzalige volk!

Wij zoeken de schuld zo gaarne bij de wereld en die ligt ook in het boze, bij de jeugd van tegenwoordig, en die is ook in menig gezin losgeslagen, maar de grootste schuld ligt bij de Kerk van Christus en bij de levende lidmaten daarvan. Van hen moet worden gezegd over het algemeen, helaas, helaas! ik zeg het met pijn ar in mijn hart: , , hoe is het fijne goud verdonkerd!" — Ach, wat ontbreekt het aan ware, diepe ernst, aan heilige vrees voor de zonde en de ijdelheid, aan volhardend gebed, aan geloofsmoed in de heilige oorlog, aan kracht, om het verkeerde te wederstaan en om het ene nodige aan te prijzen in de gezinnen, in de scholen door onderwijzers en leraren, en zelfs hoogleraren in de Theologie, in de kazerne, in de fabriek, op kantoor of werkplaats. De geest van lauwheid en laksheid en lafheid, de geest van Laodicea, waart allerwege rond. En wie, wie gaat vrij uit? Wat zegt gij van uzelf, mijn lezer?

De hand in de boezem! en zij komt er melaats uit. O, dat wij dan onze melaatse handen en armen opheffen tot God in de hemel, om Hem aan te lopen als een stroom, om liefde voor Zijn Naam en eer, om vrede in ons hart en leven, om getrouwheid in het verzaken van onze eigen wil, en in het vragen naar Zijn wil, die alleen goed is. Dat wij Hem meer aan mogen lopen met deze bede in het jaar onzes Heeren 1962!

Onze Vader, Die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome.

Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.

En dat de Engelen, die hun Kerstlied zingen, ons telkens weer mogen opwekken, om met hen mee te begeren en te zingen:

„Ere zij God in de hoogste hemelen, En vrede op aarde. In de mensen een welbehagen!"

Dan wordt het toch door Gods kinderen nog wel eens ervaren, ook in deze donkere en barre tijd, dat dit zaligheid geeft al op aarde, en dus de hemel in het hart, als er eens met het hart gezongen mag worden:

De steen, die door de tempelbouwers Veracht'lijk was een plaats ontzegd, Is, tot verbazing der beschouwers, Van God ten hoofd des hoeks gelegd. Dit werk is door Gods alvermogen, Door 's Heeren hand alleen geschied; Het is een wonder in onz' ogen, Wij zien het, maar doorgronden 't niet.

In aanbidding, met twee van hun vleugelen hun aangezicht bedekkend, zingen de engelen van deze twee gewichtige stukken, van deze hoofdstukken: „Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde", en zij mogen er door Gods Geest geleid nog een derde stuk aan toe voegen, nl.: „In de mensen een welbehagen."

En de Kerk op aarde, als zij op haar plaats is, zingt er mede van, en beschaamd vanwege haar gebrek en haar zondige lauwheid en oppervlakkige vormelijkheid, bidt zij in diepe ootmoed:

Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.

Maar zij mag voortgaan met dit Kerstgebed, aangevuurd door de engelen, die worden uitgezonden tot dienst dergenen, die de zaligheid beërven zullen, door de engelen, die mogen zingen: „In de mensen een welbehagen. En zij zingen ook daarvan mee, b.v. op deze wijze:

Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne [kracht, Uw vrije gunst alleen wordt d' ere toegebracht; Wij steken 't hoofd omhoog, en zullen d' eerkroon [dragen; Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen, Want God is ons ten schild in 't strijdperk van [dit leven En onze Koning is van Isrels God gegeven.

Maar dit zingen van een aan zichzelf ontdekt volk door de Geest der uitbranding en des oordeels, is een biddend zingen. Aangevuurd door dit hemelse koor „En in mensen een welbehagen", bidden zulke mensen, pleitend op Gods goedheid en rijkdom, om alles wat een mens van node heeft naar lichaam en naar ziel, voor leven en voor sterven. Zij bidden dus, juist ook bij het begin van een nieuw jaar, dat door God in vrije goedheid wordt geschonken, om al hun nooddruft:

Geef ons heden ons dagelijks brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking, Maar verlos ons van de boze. Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen.

Wat is een mens gelukkig, die zelf niet weet te bidden gelijk het behoort, maar die op de gebedsschool van de Geest der genade bidden geleerd heeft, en telkens opnieuw leert. Die Heilige Geest, verworven voor schuldige zondaren, hebben wij in alles zo nodig. Dat wij dan maar gedurig vragen om Zijn hulp en om Zijn leiding, en zelfs ook bij zoveel biddeloosheid om de voorbede van de Heilige Geest diep in ons hart, waarvan de apostel Paulus in Rom. 8 zo innig, zo vertroostend spreekt: „En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp, want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen. En Die de harten doorzoekt, weet welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt."

Welk een rijkdom van genade: zelf in beginsel te mogen leren bidden, een Voorbidder te hebben in de hemel, nl. de Heere Jezus Christus, de barmhartige en voorbiddende Hogepriester, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt, en dan nog een Voorbidder op aarde in het eigen hart, nl. de Heilige Geest. Hier geldt het:

Schoon ik de reeks dier schatten Kan tellen noch bevatten.

Maar, mijn lezer, wat is er, als wij op dit alles mogen letten, toch veel nodig, zal een mens in de enige troost kunnen leven en sterven. Wonderlijk, wonderlijk, is het werk van de redding, van de zaliging van zondaren! Welk een diepten! Welk een hoogten!

In verband met het Kerstlied van de engelen: „In mensen een welbehagen", mag nu het Kerstgebed worden gebeden, dat de Heere Jezus Zijn discipelen geleerd heeft (gelukkig hij of zij, die het ook van Hem door Zijn Woord en Geest leren mag!) nl. dit gebed om alle nooddruft naar lichaam en ziel: „Geef ons heden ons dagelijks brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen."

Het is een grote zegen in het begin van het nieuwe jaar elkander er aan te mogen herinneren, dat wij met al onze noden mogen komen tot de Heere. Het is een van de eerste Psalmverzen, die wij als kinderen leren:

Opent uwe mond, Eist van Mij vrijmoedig Op mijn trouwverbond; Al wat u ontbreekt, Schenk Ik, zo gij 't smeekt, Mild en overvloedig.

Dat wordt bevestigd door het allervolmaaktste gebed, waarin al onze nood kort en krachtig is samengevoegd. „Geef ons heden ons dagelijks brood", d.i. „Wil ons met alle nooddruft des lichaams verzorgen, opdat wij daardoor bekennen, dat Gij de enige oorsprong alles goeds zijt; en dat noch onze zorg en arbeid, noch Uw gaven zonder Uw zegen ons gedijen, dat wij derhalve ons vertrouwen van alle schepselen aftrekken en op U alleen stellen."

Dat is een grote zegen voor ons tijdelijk leven. Gelukkig degene, die in diepe afhankelijkheid zijn weg gaat, en zijn werk verricht en Gods gaven geniet.

Ook onze geestelijke nood wordt natuurlijk in dit volmaakte gebed niet vergeten. Nu volgt de bede, ook zo nodig bij de jaarwisseling, met het oog op onze oude schuld en op het nieuwe begin: „Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren", d.i.: „Wil ons arme zondaren al onze misdaden en ook de boosheid, die ons altijd aanhangt, om des bloeds van Christus wille niet toerekenen, gelijk wij ook dit getuigenis Uwer genade in ons bevinden, dat ons ganse voornemen is onze naaste van harte te vergeven." — Ook dat mogen wij dus vragen, nu een jaar met zoveel schuld ten einde is gelopen, en nu wij staan aan het begin van het jaar onzes Heeren 1962. Deze 5de bede van het gebed des Heeren is in algehele overeenstemming met het Kerstlied der engelen, als zij zingen, wonderschoon en tot Gods verheerlijking: „In de mensen een welbehagen."

Van dat welbehagen Gods in Christus Jezus spreekt ons ook de zo noodzakelijke bede voor arme zondaren.

En niet minder belangrijk, bij het begin van een jaar met zovele gevaren en verleidende machten, is de 6de bede: „Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze", d.i.: „Dewijl wij van onszelve zo zwak zijn, dat wij niet één ogenblik kunnen bestaan, en daartoe onze doodvijanden, de duivel, de wereld en ons eigen vlees, niet ophouden ons aan te vechten, wil ons toch behoeden en sterken door de kracht Uws Heiligen Geestes, opdat wij in deze geestelijke strijd niet onderliggen, maar altijd sterke wederstand doen, totdat wij eindelijk ten enenmale de overhand behouden." — Dat is met de ootmoedigheid bekleed, in diepe afhankelijkheid Gods hulp inroepen. Is het niet begeerlijk, mijn lezer, zo het nieuwe jaar in en door te mogen gaan?

„In de mensen een welbehagen." - — Dat ligt ook weer in de doxologie van het „Onze Vader", die tegelijkertijd zovele pleitgronden bevat. „Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de Heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen." D.i.: „Zulks alles bidden wij van U daarom, dat Gij, als onze Koning, en aller dingen machtig ons alles goeds te geven, de wil, en het vermogen hebt en dat alles, opdat daardoor niet wij, maar Uw heilige Naam eeuwiglijk geprezen worde." Moge het ons daarom in 1962 maar veel te doen zijn of worden. Alle pleitgrond in Hem alleen. De Heilige Geest lere ons daarop „Amen" te zeggen, d.i.: „Het zal waar en zeker zijn, want mijn gebed is veel zekerder van God verhoord, dan ik in mijn hart gevoel, dat ik zulks van Hem begere."

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het Kerstgelied bij het begin van dit jaar

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's