Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET MINDERHEIDSRAPPORT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET MINDERHEIDSRAPPORT

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoals de lezers weten is er bij de synode aanvankelijk een meerderheids-en een minderheidsrapport ingediend. Dat meerderheidsrapport is door de synode aanvaard. Enkele kleine wijzigingen, daarin aangebracht brengen geen wezenlijke veranderingen aan en worden door hun eigen omgeving weersproken. De synode heeft geweigerd het minderheidsrapport te publiceren. Geen twee rapporten. Trouwens ik had reeds te voren over elk hoofdstuk mijn bezwaren schriftelijk kenbaar gemaakt, maar deze rapporten hebben de synode heel niet bereikt. Ik had wel gelegenheid, meende men, om deze in het „Gereformeerd Weekblad" te publiceren.

Dat is wel mooi, maar al wordt ons blad veel gelezen, ik mag toch niet veronderstellen, dat iedere ambtsdrager m onze kerk abonnee is. Daarom had ik liever gehad, dat mijn rapporten en tenminste het minderheidsrapport aan de hele kerk waren voorgelegd. Nu dit niet gebeurd is bewijs ik misschien deze en gene een dienst door het voor hen af te schrijven.

We hadden opdracht het zo beknopt mogelijk te houden. Daarom zijn maar enkele dingen genoemd uit de vele die voor ons bezwaarlijk leken. De minderheid bestond uit de predikanten: ds. J. van Sliedregt, ds. S. Gerssen en ondergetekende. Het minderheidsrapport luidde aldus:

1. Met 't meerderheidsrapport kunnen wij niet instemmen, omdat daarin - — naar ons inzicht — het diepste en het wezenlijke van Gods openbaring omtrent zijn verkiezing niet voldoende tot zijn recht komt. Onvoldoende komt tot uiting, dat de verkiezing Gods een onderscheidend handelen is en blijft. Wij menen dat in document IV de vragen op een ongeoorloofde wijze worden aangevat, wanneer gezegd wordt, dat de gemeente zich door de Heilige Geest getrokken weet en in dit weten haar geloof in de uitverkiezende God belijdt. De geloofservaring der gemeente neemt daardoor te zeer de plaats in van de openbaring Gods. Dat de kinderen Gods uitverkoren zijn tot het licht van Gods genade weten zij alleen uit de Heilige Schrift, die zegt, dat er zovelen geloofden als er geordineerd waren tot het eeuwige leven (Handelingen 13 : 48) en spreekt over de zekerheid van de eeuwige erfenis. „Ik geef hun het eeuwige leven en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid en niemand zal dezelve uit mijne hand rukken" (Johannes 10 : 28).

Over het bovenstaande en de veranderingen, die in document IV d.i. hoofdstuk I getiteld: „De Kerk belijdt de uitverkiezing" zijn aangebracht schreef ik reeds in het nummer van 20 januari j.1.

2. „Wij lezen in de Heilige Schrift, dat het getal der uitverkorenen bij God bekend is en dat daarvan niet één zal verloren gaan. „Want die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd den beelde Zijns Zoons gelijkvormik te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen; en die Hij te voren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, deze heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, deze heeft Hij ook verheerlijkt" (Rom. 8:29, 30). Er wordt een duidelijk en scherp onderscheid gemaakt tussen „degenen, die Gij mij gegeven hebt" (Joh. 17:6) en de wereld. „Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn Uwe" (Joh. 17:9). Hetzelfde wordt openbaar wanneer gesproken wordt over het boek des levens. „Welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens des Lams, dat geslacht is, van de grondlegging der wereld" (Openb. 13 : 8 en Openb. 17:8). Naar ons inzicht komt in het meerderheidsrapport de zekerheid dat de uitverkorenen allen en alleen zalig worden, niet voldoende tot uiting."

Ik merk op, dat uit het stuk van de synode niet duidelijk blijkt, wat men onder verkiezing verstaat. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen algemene verkiezing om het Woord Gods te ontvangen en de bijzondere verkiezing tot zaligheid.

Er wordt niet van uitgegaan, dat elk mens dood ligt in zonden en misdaden en dat slechts een levendmaking, een wedergeboorte, een opwekking uit de doden de enkeling tot de zaligheid kan brengen.

Daar is van de mens niet de minste medewerking te wachten dan na en door de opwekking uit de doden. De Kerk belijdt: „Wij zijn onbekwaam tot enig goed, ten-

zij wij door de Geest Gods wedergeboren worden."

Het is niet zo, dat God in het algemeen aan alle mensen of aan alle gedoopten of aan alle hoorders van het Evangelie Zijn wederbarende Geest uitdeelt en dat nu de gedoopte mens wel medewerken kan. Als de synode dat belijden wil, moet zij het zeggen, maar dan moet zij haar bestaande belijdenisgeschriften afschaffen.

Hoe kan nu iemand zalig worden? Dat is bij de mensen onmogelijk (Matth. 19:26). Van de mens is ook enkel en alleen vijandschap en tegenwerking te verwachten. Maar nu heeft God er sommigen aan Christus gegeven of sommigen verordineerd tot het eeuwige leven of sommigen verordineerd om den beelde des Zoons gelijkvormig te zijn. Van deze staat: , Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde." Dat is een vast getal. Bij de synode is alles zwevend, alsof men nog iets van de mens verwacht, dus alsof men het niet meent, dat de zaligheid alleen een werk Gods is. In Gods Woord liggen de zaken vast. Daar is een vast getal, want God mist zijn doel niet. Dat vaste getal kinderen van Adam heeft God vóór de grondlegging der wereld aan Christus gegeven. Hij heeft hen in Zijn hart gesloten. Hij heeft hen in Zijn beide handpalmen gegraveerd en dit vaste getal brengt de Heere, zonder er één te missen, tot de eeuwige zaligheid. Van deze zal er niet één verloren gaan.

En de anderen dan? Die zijn blij, dat ze niet uitverkoren zijn. Zij zouden dit leven niet willen en deze God niet willen. Al zijn ze professor in de theologie of de paus van Rome. Zij willen dit leven niet. De Dordtse Leerregels zeggen: , , Die deze genade niet ontvangt, die acht ook deze geestelijke dingen gans niet, en behaagt zichzelf in het zijne; of zorgeloos zijnde, roemt hij ijdellijk, dat hij heeft hetgeen hij niet heeft" (III/IV, 15).

Nu weer het minderheidsrapport.

3. „Dat wij evenzeer als het meerderheidsrapport willen spreken van de algemene roeping door de prediking, neemt onze bezwaren niet weg, omdat de begrippen , , roeping" en „verkiezing" te zeer worden verwisseld, zodat dikwijls over de verkiezing wordt gesproken wanneer de roeping wordt bedoeld. Stellig is de algemene roeping nauw met de verkiezing verbonden. De weg van het evangelie door de wereld heeft een uitverkiezend karakter: vele volkeren worden tijdenlang voorbijgegaan. Dat voorbijgaan betekent verwerping en dus verloren gaan zonder de kennis van Christus. Op het meerderheidsrapport rust, naar ons inzicht, het bezwaar, dat dat voorbijgaan niet voldoende ernstig wordt genomen."

Wij stellen dus, dat er een algemene roeping is. Ik noem dit, met Calvijn, graag de eerste trap der verkiezing. Deze is niet tot zaligheid, maar is een verkiezing, zoals Barth de hele verkiezing wil, nl. tot het horen van het Evangelie. Voor die verkondiging van het Woord Gods is een bevel. Uit bovenstaande volgt ook, dat wij de verkondiging onmisbaar achten.

Zonder dé prediking geen kennis van Christus en zonder Christus geen zaligheid. Maar de algemene verkiezing is niet genoeg. Er moet niet alleen prediking zijn, doch ook toepassing. God nu heeft vóór de grondlegging der wereld ook bepaald aan wie Hij het evangelie zou toepassen. Hun namen schreef Hij in het boek des levens. Volgens Openb. 13:8 staan niet alle mensen in dat boek. Die er niet in staan volgen de wereld en zoeken haar.

Die er wel in staan worden op bijzondere wijze behandeld. God werkt in hen het willen en het werken. Hij opent het hart van Lydia. Daar is niet één prediker, die mensen kan bekeren. De hoorder kan het zelf ook niet. De Heere Jezus kon het naar zijn mensheid niet eens. Daarom weende Hij over Jeruzalem, omdat Hem de bekering van Jeruzalem niet gelukt was. Hij zegt dan ook: „Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader hem trekke." Het is niet de mens, die de beslissing neemt, tenzij dat willen heel apart, door God in hem gewerkt is, naar Gods welbehagen. Het is God, die onderscheid maakt, d.w.z. het is God die maakt, dat niet alle predikers en hoorders verloren gaan. God sluit niemand uit in de prediking. Hij sluit ook geen enkele verloren zoon uit, die met smeking en geween tot Hem komt. Dat is de ene zijde.

Wees niet bang: een iegelijk die bidt (volhardt in het bidden, zegt de grondtekst) ontvangt, zo zeker als de volhardende Kananese vrouw ontving. Wees niet wanhopig. Wie klopt wordt opengedaan. Dat is allemaal zo vast als Gods Woord. Maar niemand komt tot God, tenzij er een wonder van genade aan een door en door onwillige gebeurt. Van nature verwerpen alle professoren, dominees, ouderlingen en belijders God. De voor het oog vroomste moet van dat zalig worden, als een goddeloze door het bloed van Christus alleen, niets hebben. Hoeveel vrome professoren vechten niet tegen de belijdenis van het bloed des kruises en hoeveel uiterst vrome mensen werpen de bijbelse verkiezing niet uiterst ver weg, omdat zij deze vernedering niet kunnen dragen, dat God in zijn wijsheid en gerechtigheid alleen beslist. Het is God die onderscheid maakt onder de onwillige verwerpers van Hem. Nochtans kunnen wij de algemene roeping niet missen, want het Woord is het middel, waardoor Christus de uitverkorenen ten eeuwigen leven zich tot een gemeente vergadert.

We vervolgen ons rapport:

4. „De Schrift leert ons onderscheid te maken tussen trappen der verkiezing. In het meerderheidsrapport wordt het onderscheid tussen de verkiezing van een volk om het evangelie te ontvangen en de verkiezing van de enkeling tot zaligheid voortdurend vervaagd. Zodoende worden ook de verkiezing van een gemeente (het verbond) en van een enkeling niet voldoende onderscheiden. Wij kunnen daarom niet instemmen met wat gezegd wordt over de verkiezing door Schrift en prediking. Daardoor geschiedt immers de roeping, die terecht algemene roeping wordt genoemd. Deze roeping is niet identiek met de verkiezing. „Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren" (Matth. 22 : 14). In de inwendige roeping verbindt de Heilige Geest zich op een zeer innige wijze met de prediking en realiseert zich de verkiezing. „Die Hij geroepen heeft, deze heeft Hij ook gerechtvaardigd" (Romeinen 8:20). Daarom is deze roeping ook onwederstandelijk. Wanneer deze roeping Gods niet als onwederstandelijk wordt beleden, krijgt de verkondiging van het evangelie een onmiskenbaar wettische inslag en vervaagt het genadekarakter van het heil."

Dat er in de Schrift van tweeërlei roeping sprake is blijkt duidelijk uit de genoemde teksten. In Rom. 8 gaat er niet één geroepene verloren, in Matth. 22 gaan er vele geroepenen verloren. Het is dan ook een andere roepingswerkzaamheid Gods. Wanneer kunnen wij zeggen, dat de evangelieverkondiging een wet

wordt? Als de mens zelf de beslissing moet nemen.

In het stuk der synode heeft het de schijn, dat alle mensen uitverkoren zijn, doch dat zij zichzelf aan Gods verkiezing kunnen onttrekken. Dat is volkomen in strijd met Rom, 8. Bij de verkiezing tot zaligheid wordt de mens alles geschonken, ook de keuze, ook het geloof. Wanneer geloven en zich bekeren ook maar in het minste van de dode mens afhangt, blijven ze onmogelijk. Dan wordt de mens een evangelie gebracht, dat hij onmogelijk vervullen kan. Wie niet voluit reformatorisch preekt, dat God alle uitverkorenen onwederstandelijk tot de zaligheid brengt preekt het evangelie als wet. Hij eist van de mens, wat deze niet doen kan, terwijl God die eis niet vervult, want de mens is de beslissende en moet zelf kiezen. Richtlijnen, die niet voluit en klaar belijden, dat God iedere uitverkorene tot de zaligheid brengt, zijn onbijbelse en valse richtlijnen, die het genadekarakter van de zaligheid wegnemen. Dan is de genade geen geoverbelast.

We gaan verder:

5. , , De inzet van het meerderheidsrapport onderscheidt zich ongunstig van de Dordtse Leerregels. De belijdenis der Kerk begint immers met de verwijzing naar de totale verdorvenheid van het ganse menselijk geslacht. Alleen tegen deze achtergrond kan, naar ons inzicht, het souvereine-en genadekarakter van de verkiezing Gods zuiver beleden worden. Als de achtergrond niet zuiver is getekend, kan het licht der verkiezing niet in volle helderheid uitkomen. De verdorvenheid en onwil van het menselijk hart zijn algemeen. Ieder mens is een vijand van Gods genade en niemand geeft zich uit zichzelf gewonnen aan de kracht Gods tot zaligheid. , , Het bedenken des vleses is vijandschap tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet, want het kan ook niet; en die in het vlees zijn kunnen Gode niet behagen" (Rom. 8:7, 8). , , Gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben" (Joh. 5:40). , , Hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugelen, en gijlieden hebt niet gewild" (Matth. 23:32). God opent zelf het hart (Hand. 16 : 14). , .Vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is" (Matth. 16:17). „Niemand kan zeggen Jezus de Heere te zijn dan door de Heilige Geest" (1 Cor. 12:3). „Niemand kan tot Christus komen, tenzij de Vader hem trekke" (Joh. 6:44). „U heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden" (Ef. 2:1).

Het onderscheid gaat dus van God Zelf uit. „Omdat het u gegeven is de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar die is het niet gegeven" (Matth. 13 : 11). Hij schenkt aan de een Zijn genade en de ander gaat Hij voorbij. „Zo ontfermt Hij zich dan, diens Hij wil en verhardt, die Hij wil" (Rom. 9 : 18).

Als wij het souverein voorbijgaan van sommigen niet duidelijk belijden, wordt op enigerlei wijze aan de mens de beslissing toegekend, zowel in de verwerping als in de verkiezing. Het meerderheidsrapport wil niet verder gaan dan te zeggen, dat God verwerpt, die Hem verwerpen. Dat wij dit volledig erkennen, neemt intussen niet weg, dat wij het schriftuurlijk verband tussen het verloren gaan van de mens en de raad Gods willen blijven eerbiedigen. Rom. 9 : 22 spreekt over de „vaten des toorns tot het verderf toebereid". En in 1 Petrus 2 : 8 wordt gesproken over „degenen, die zich aan het Woord stoten, ongehoorzaam zijnde, waartoe zij ook gezet zijn". En in Judas 4 lezen we over sommige mensen „die eertijds tot dit oordeel tevoren opgeschreven zijn". Van ieder mens zonder onderscheid geldt: gij wilt tot Mij niet komen" (Joh. 5 : 40). Het wonder van Gods genade is immers juist, dat Hij verkiest, die Hem verwerpen. Daarmee maken wij God niet tot een auteur van het ongeloof. Deze gedachte is uitgesloten, zodra het verband met de erfzonde in het oog gehouden wordt."

We breken hier af. De teksten spieken voor zichzelf. Ik meen, dat de synode veel te weinig op de Schrift ingegaan is of vanuit de Schrift haar Richtlijnen heeft opgebouwd. Dat bij de reformatorische leer het ongeloof volkomen uit de mens opkomt, mag wel worden onderstreept. Het geloof echter is geheel van God. Hij geeft ons geen keus, alleen maar het geloof zelf. Dat geeft Hij aan Zijn uitverkorenen. Van hen gaat er niemand verloren. Hoe zit dat bij de synode? Gaat daar ook geen enkele uitverkorene verloren?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 februari 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HET MINDERHEIDSRAPPORT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 februari 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's