Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IN DANKBARE GEHOORZAAMHEID AAN DE HEILIGE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IN DANKBARE GEHOORZAAMHEID AAN DE HEILIGE SCHRIFT

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder bovenstaande titel wordt in de „Richtlijnen" aangegeven wat de synode over de uitverkiezing in de Bijbel vindt. De synode merkt op, dat er allerlei voorwerpen der verkiezing worden genoemd. Zij maakt echter geen onderscheid door b.v. aan te geven wat de verkiezing van Jeruzalem betekende of van Absalom of van Israël. Trouwens, de synode zou mij zeer geholpen hebben, als zij de Schriftplaats had aangegeven, waar Absalom een uitverkorene Gods wordt genoemd of de zonen van Isaï.

Van nog meer belang zou het zijn, als de synode duidelijk had onderscheiden tussen de verkiezing van geheel Israël en van de enkeling. De Schrift zelf geeft immers aanleiding om in het verkoren Israël te onderscheiden. Israël in zijn geheel is uitverkoren o.a. om het Woord Gods te ontvangen en geroepen te worden tot de dienst des Heeren (Rom. 3:2). Maar in dat Israël zijn kinderen des vleses en kinderen der belofte (Rom. 9 : 8). De laatsten zijn de wezenlijke kinderen Gods. Zij beërven met Abraham, Izaak en Jacob de eeuwige zaligheid.

Deze onderscheiding vinden we ook

reeds in het Oude Testament. Daar zijn in Israël vromen en goddelozen. Van de vromen zegt Psalm 65 : 5: Welgelukzalig is hij, dien Gij verkiest en doet naderen, dat hij wone in Uw voorhoven".

Wie mocht er in Gods heiligdom ingaan? Dat staat in Psalm 15 b.v. De goddeloze mag er niet komen. Voordat de Israëliet Gods heiligdom binnengaat moet hij zichzelf beproeven, evenals de Avondmaalganger onder ons. Prof. Ridderbos commentarieert: terwijl de goddeloze hier niet zal vertoeven, gaat de vrome de aan God gewijde voorhoven binnen, en wel in het besef, dat God Zelf hem hier brengt. Dit besef kan hij natuurlijk niet hebben, tenzij hij zich confronteert met de door God voor dat binnentreden gestelde eisen, Psalm 15 : 24; maar altijd zó, dat hij niet anders binnentreedt dan dank zij Gods goedertierenheid (Psalm 6 : 5; 5 : 5, 8). Dat hij hier komt is Gods werk; God heeft hem de gelegenheid ontsloten, ook door hem het leven en de gezondheid te sparen, en heeft hem door zijn roeping en leiding hier gebracht. Dit alles is dus het werk van God die hem „verkiest" — hem in onderscheiding van anderen maakt tot het voorwerp van zijn gunst — en hem doet naderen, namelijk tot zich of tot in zijn voorhoven; en wel om daar te „wonen": en sterke uitdrukking om het (voor langer of kortere tijd) verkeren in het heiligdom aan te duiden, vgl. 15 : 1.

Een schrandere lezer zou hier de opmerking kunnen maken, dat er een verschil is tussen de berijmde en de onberijmde psalm. De onberijmde spreekt van „verkiest" en de berijmde zegt: heeft verkoren". Ik zie geen tegenstelling tussen deze twee. De verkiezing gaat altijd aan het doen naderen vooraf, maar deze verkiezing is ook nooit verledentijd, want Gods verkiezing, die begint vóór de grondlegging der wereld en die eeuwig is (Jeremia 31 : 3) gaat in deze zin altijd door, dat God zijn uitverkorenen altijd vóór zich heeft (Jesaja 49 : 16). Gods verkiezing in de tijd is dezelfde als die in de eeuwigheid. Dat is één verkiezing, want de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk (Rom. 11 : 29). ,

De dichter van Psalm 65 voelt zich dus uitverkoren met allen, die welbeproefd tot de voorhoven naderen. Hij weet zich bevoorrecht boven de goddelozen, van wie in Psalm 5 : 5 sprake is: de boze zal bij u niet verkeren". De boze mag dus niet komen in het huis Gods. Dat is het voorrecht van de godvruchtige, psalm 15.

Zouden er dan geen goddelozen in het heiligdom komen? Jawel, zij komen ook aan de tafel des Heeren. Maar zij worden niet door God in gunst ontvangen. Dit laatste is de verkiezing. Zij is van eeuwigheid, maar zij is evenzeer een daad in de tijd. Het is duidelijk, dat Psalm 5 en Psalm 65 ons de scheiding laat zien die er is in het uitverkoren Israël. Daar zijn uitverkorenen en niet-uitverkorenen, goddelozen en vromen. Het Theologisch Wörterbuch IV, 158 spreekt over een uitverkoren gemeente des Heeren in Israël. Daar is sprake van in Jesaja 65 : 9, 15 en 22. Ook in dit hoofdstuk vindt men de tegenstelling tussen de vele goddelozen in Israël en de uitverkorenen. Van dat uitverkoren volk lezen we ook in Psalm 106 : 5. „Vooral is die gemeente des Heeren aan het woord, wanneer degenen die in het voorhof aanbidden zich uitverkoren weten" (Psalm 65 : 5; Num. 16 : 7, 9). Dit spreekt van een verkiezingsgeloof als dragende kracht van het innerlijke leven van de gemeente des Heeren. Die naar het heiligdom mogen komen, verkrijgen vreugde uit de kennis, dat zij verkoren zijn boven anderen, die hier niet kunnen of mogen zijn. Verkiezing is voor hen de ervaring, die zij in de eredienst nieuw leren beleven, van de genade Gods en als zij zich, in uitspraken over deze ervaring, van anderen uit hun volk, van wie God een gruwel heeft, afscheiden, (Psalm 5 : 5 vv) doen zij dat als een Israël naar de Geest, als de dragers van de genade der verkiezing, die zich van hun verantwoordelijkheid bewust zijn".

Calvijn heeft al deze dingen in zijn tijd evengoed geweten. Maar terwijl de synode op dit onderscheid in Israël helaas niet ingaat, waardoor haar Richtlijnen van gedaante veranderd zouden zijn, houdt Calvijn wel rekening met deze tweede trap der verkiezing. Hij schrijft bij Psalm 65 : 5: Hoewel God zich nu het zaad Abrahams heeft afgezonderd, om Hem ten erfdeel te zijn, zodat de besnijdenis hen plaats gaf in de tempel Gods, zo valt er toch niet aan te twijfelen, of David maakt ook nog onderscheid tussen de joden zelf, omdat God hen niet allen ter zaligheid tot zich heeft geroepen, en allen geen plaats in de tempel hadden met recht van toebehoren. De profeet zinspeelt wel op het uitwendig heiligdom, zeggende dat de Joden verkoren zijn ten einde tot God te naderen; maar wij moeten ons herinneren, wat wij gezien hebben bij Psalm 15 en 24 : 3. Allen, die in de voorhof des tempels kwamen, waren nog geen wettige burgers der kerk, omdat in de eerste plaats oprechtheid des harten en reinheid der handen wordt geëist. Hieronder moeten wij verstaan, dat diegenen nabij God zijn, die zich met een oprecht geloof voor zijn aangezicht stellen, en niet diegenen, die slechts door de uiterlijke schijn een plaats verkrijgen in de tempel. Nu is hier de uitwendige roeping samengevoegd met de uitverkiezing, opdat niemand zou denken, dat de schapen immer dwalen, zonder ooit tot de schaapskooi te worden gebracht; want Gods aanneming uit vrije genade wordt openbaar, wanneer wij door zijn Geest geleid in zijn heiligdom komen".

Onderwijl meen ik ontdekt te hebben aan welke tekst de synode denkt als zij Absalom een voorwerp van Gods verkiezend werk noemt. We lezen in 2 Sam. 16 : 18: En Husaï zeide tot Absalom: een, maar welken de Heere verkiest, en al dit volk en alle mannen van Israël, diens zal ik zijn en bij hem zal ik blijven". Naar mijn bescheiden mening bieden deze geveinsde woorden van Husaï geen grond om Absalom een uitverkorene, in welke zin ook te noemen. Welke Schriftbeschouwing steekt hier achter?

Israël is dus een uitverkoren volk. De andere volken zijn voorbijgegaan. Maar dat is niet geschied omdat Israël beter zou zijn dan andere volken (Deut. 7 : 6—8a). Wat ligt er nu in deze verkiezing voor Israël opgesloten?

De synode antwoordt op deze vraag.

a. dat de verhouding van de Heere tot Israël een pure genadeverhouding is, die Israël allerminst heeft verdiend (Amos 9 : 7) en die ook gans anders is dan de natuurlijke betrekkingen die er waren tussen de omwonende heidense volken en „hun" goden;

b. dat God met Israël een verbond aangaat en het daarin zijn Woord toevertrouwt en zijn heil aanbiedt, zodat Israël Hem in exclusieve zin tot een eigendom en een erfdeel wordt;

c. dat Israël in deze verhouding een bijzondere roeping ontvangt, namelijk om God lief te hebben en zijn geboden te onderhouden, in welke gehoorzaamheid de verkiezing pas tot haar doel komt (vgl. Amos 3:2). Dit laatste roept de vraag op, wat er gebeurt wanneer Israël zich niet overeenkomstig zijn verkiezing gedraagt. Wordt de verkiezing dan opgeheven? En zijn Gods straffen over Israël daarvan het bewijs?

De synode spreekt niet van een verkiezing tot het eeuwige leven. Zij blijft staan bij de eerste trap der verkiezing, zonder over een tweede trap te spreken. Toch is deze er, blijkens Psalm 65. De verkiezing, zoals deze onder b. beschreven is, is in het Oude Testament niet de enige verkiezing. Te weinig heeft de synode oog voor de enkeling en zijn eeuwig heil. Met deze algemene verkiezing alleen kan geen enkele Israëliet zalig worden. Ook Israël had nodig, dat God een nieuw hart in elke bondeling schiep. Ook voor Israël gold: wat baat het de mens al behoort hij tot het uitverkoren volk, als hij niet wederomgeboren wordt.

Hierna spreekt de synode over de verwerping. Zij ziet geen verwerping. Dat komt omdat zij alleen maar denkt aan het volk in zijn geheel en niet aan de enkeling. De Heilige Schrift weet echter ook in Israël veel van verwerping. Maar dan gaat het over velen in een mensengeslacht.

Van de woestijnreizigers staat, dat God in het merendeel van hen geen behagen had (1 Cor. 10 : 5). Korach, Dathan en Abiram met de hunnen werden door de aarde verslonden. De psalmen staan vol met de verwerping der goddelozen. De synode vraagt, wat er gebeurt als Israël zich niet overeenkomstig zijn verkiezing gedraagt? Dan zinkt het in de hel, zegt Numeri 16. De Schrift spreekt veel van een overblijfsel, dat behouden wordt. Waar zijn de anderen? Die zijn verworpen. Die zijn als kaf, dat wegstuift voor de wind. Daar is in het Oude Testament een geweldige verwerping. Maar de synode rept er niet van. Daar zijn veel kinderen des vleses en weinig der belofte.

Slechts een overblijfsel komt tot bekering. Geheel Israël wordt teruggebracht tot een overblijfsel, een rest.

Maar, zegt de synode, daar achter rijst de volkerenwereld als voorwerp van Gods verkiezing op. Inderdaad ook aan de volkerenwereld zou het evangelie gepredikt worden. Maar is Israël niet voor eeuwen verworpen? Wat betekent anders dat afhakken van de takken in Rom. 11 : 17, die de apostel in vers 15 hun verwerping noemt?

Algemene en bijzondere verkiezing.

Bij hetgeen de Richtlijnen aangeven zou ik het volgende nog op willen merken. De ganse mensheid ligt door de val in Adam buiten God. Vóór de grondlegging der wereld (Efeze 1:4) heeft God uit deze mensheid een volk uitverkoren ten eeuwigen leven en voorts allerlei middelen en wegen uitverkoren om tot de zaligheid te brengen. In dat volk redt God de gehele wereld. Zij vormen het koren, terwijl het kaf vergaat (Mattheüs 3 : 12).

In de Heilige Schrift wordt menigmaal over verkiezen gesproken, maar niet altijd op dezelfde wijze. Daar is een algemene verkiezing, die betrekking heeft op een heel volk. Zij is niet tot zaligheid. Dat volk Israël is uitverkoren om de openbaring Gods te ontvangen en in de voorhoven huns tempels en overal de Heere te dienen. Doch niet elk lid van dit volk is uitverkoren tot het eeuwige leven. In hun midden zijn kinderen des vleses en kinderen der belofte, goddelozen en door genade rechtvaardigen (1 Cor. 10 : 5; Psalm 65 : 5). Binnen het raam van deze algemene volksverkiezing is er een verkiezing van koningen en priesters, personen die leiding of onderwijs aan dat volk moeten geven in verband met zijn verkiezing. En dan is er ook een bijzondere verkiezing tot het kindschap Gods en het eeuwige leven. Dat begint al met Izaak en Ismaël, Jacob en Ezau. De Schrift weet van slechts 7000, die God niet verlieten en van goddelozen van wie geldt: e weg der goddelozen zal vergaan. Zij vormden zeer vaak de meerderheid van het volk (Psalm 81 : 12). Maar de Heere had nochtans in alle geslachten 'n overblijfsel , , hoewel zij somwijlen een tijdlang zeer klein en tot niet schijnt gekomen te zijn in de ogen des mensen; gelijk zich de Heere gedurende de gevaarlijke tijd onder Achab 7000 zielen behouden heeft, die hun knie voor Baal niet gebogen hadden (N.G.B. 27). Over deze bijzondere verkiezing tot zaligheid handelen de Dordtse Leerregels en daarover ging de strijd met de Remonstranten. Men mag dus de Leerregels er geen verwijt van maken, dat zij niet uitvoerig op alle aspecten van het woord verkiezing zijn ingegaan.

Uitverkiezing en verwerping in de historie.

De uitverkiezing is in Gods Woord steeds duidelijker geopenbaard. Het Nieuwe Testament onthult meer dan het Oude de achtergronden in Gods Raad. God werkt alles naar Zijn voornemen of raad. Wij zijn tevoren verordineerd „naar het voornemen Desgenen, die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil" (Efeze 1 : 11). Als de Heere dus Abraham roept om Zijn kind te zijn, is dat naar Gods raad. In de stille eeuwigheid verkoos God Abraham en zijn zaad. Toen sloot Hij Abraham in Zijn hart met een eeuwige liefde en voorts alle geestelijke kinderen van Abraham. Anderen evenwel sloot de Heere niet in zijn hart gelijk Abraham en al de uitverkorenen voor en na. Die liet Hij wandelen in hun eigen wegen. Van het vleselijk zaad van Abraham nam Hij sommigen op als kinderen der belofte. De kinderen des vleses ging Hij voorbij. Dat is de verwerping. Deze wordt klaar in het Oude en Nieuwe Testament geleerd. Uit de wereld, gestempeld door de torenbouw van Babel, verkoos God alleen Abraham en zijn zaad. , , Hij maakte Jacob Zijn woorden bekend, Israël Zijn inzettingen en Zijn rechten. Alzo heeft Hij geen volk gedaan" (Ps. 147:19, 20). Elke uitverkiezing brengt een voorbijgaan, een verwerping mee. Deze volgt er niet logisch uit, maar feitelijk en schriftuurlijk. De Schrift zegt het: Alzo wou Hij met geen volken handelen." Die liet Hij wandelen in hun eigen wegen (Hand. 14 : 16). Het voorbijgaan van de heidenen is na het lijden en sterven van Christus opgeheven. Toen zijn ook de heidenen in de algemene verkiezing betrokken, gelijk beloofd was voor de profeten. Doch niet alle volken tegelijk.

De algemene verkiezing.

Wat is de betekenis van de algemene verkiezing? „Dat aan Israël de woorden Gods zijn toebetrouwd." Voor de heidenen hetzelfde: e prediking van de aanbieding van Christus. Ook behoorde tot de algemene verkiezing, dat God uit Israël de kinderen der belofte, een overblijfsel naar de verkiezing (Rom. 11:5) afzonderde van de goddeloosheid en van de afgoden en tot zijn gemeenschap bracht (Ps. 65 : 5). In dit uitverkoren overblijfsel was Israël eeuwig Gods eigendom. Zo geldt: , U heeft de Heere, uw God, verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt zijn uit alle volken, die op de aardbodem zijn (Deut. 7:6a). God verkoor Israël om aan dit volk en aan de uitverkorenen uit dit volk Zijn naam te verheerlijken. , , Ik doe het niet om uwentwille, spreekt de Heere Heere" (Ez. 36 : 32).

Zo heeft Israël een bijzondere roeping, nl. om deze enig ware God lief te hebben en in Zijn geboden en inzettingen te wandelen. Deze verkiezing wordt telkens bedreigd door verwerping. Dat geldt ook in onze dagen. Het Woord Gods kan in een gemeente of bij een volk van de kandelaar genomen worden.

De in Israël. bijzondere verkiezing en verwerping

„Want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn" (Rom. 9:6). God is niet voor iedere nakomeling van Abraham alles. Van nature verwerpt iedere zoon van Abraham de God van Abraham. Het hele Oude Testament bevat een grote aanklacht Gods over de goddeloze kinderen

des verbonds. Maar God zal toch zijn 7000 hebben, zijn Izaaks en zijn Jacobs. Daar is binnen in het volk een bijzondere verkiezing tot de zalige gemeenschap met God. Deze geldt sommigen, niet allen. Reeds in de woestijn heeft God velen verworpen (1 Cor. 10:5). Maar altijd heeft de Heere het volk vastgehouden. Soms in de vorm van een overblijfsel. , , Ook heb Ik in Israël doen overblijven zevenduizend, alle knieën, die zich niet gebogen hebben voor Baal en alle mond, die hem niet gekust heeft" (1 Kon. 19:18). Zo was er tarwe en kaf (Lucas 3 : 17). Telkens weer blijkt dat de verkiezing tot zaligheid de enkelingen betreft. Dat gaat niet met een heel volk tegelijk. Het is ook vrije genade. God verkiest die Hij wil en verhardt die Hij wil uit de volken en uit Israël. In Israël was ook verwerping, voorbijgaan. Soms scheen zij het hele volk te treffen (Jer. 14 : 19). Bepaald zijn velen in hun boosheid en goddeloosheid gelaten, soms bijna allen uit één geslacht. Maar altijd deed God nog enkelingen overblijven (Jes. 6:13). Ook toen geloofden er zovelen als er verordineerd waren tot het eeuwige leven. Aan een dunne draad hing soms het volk Israël en de belofte voor heel de wereld. Maar de Heere hield vast. En telkens maakte hij er weer één roepende om genade. Ook betoonde Hij Zich in elk geslacht een Hoorder der gebeden. Er was altijd een overblijfsel naar de verkiezing der genade (Rom. 11 : 5).

Israël en de heidenen.

, , En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde" (Gen. 22 : 18). Dat zaad is Christus (Gal. 3:16). Van de genade, die in Christus over de volken zou uitvloeien, getuigt het O.T. op vele plaatsen. Maar Israël buiten Christus was geestelijk niet tot een zegen. Toen de Joden buiten Christus om zending gingen drijven, noemde Jezus dat: iemand maken tot een kind der hel" (Matth. 23 : 15). In de H. Schrift ligt veel aandacht op de enkeling, maar dan de enkeling in Christus. Dat is altijd persoonlijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 februari 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

IN DANKBARE GEHOORZAAMHEID AAN DE HEILIGE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 februari 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's