Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BRIEVEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons vorige artikel hebben we reeds geschreven over wat de Richtlijnen aangaande de uitverkiezing in de brieven van het Nieuwe Testament opmerken. We hebben reeds verschillende vraagtekens gezet. Zo zou men bij de meeste zinnen wel een vraagteken kunnen zetten, maar waarom zou ik alles doen? De lezers kunnen ook nog wel iets.

(2)

Toch dit nog. De Richtlijnen merkten op: Enerzijds spreken de Brieven over de verkiezing als over een zaak van eeuwige vastheid — anderzijds weten ze dat deze verkiezing zich alleen verwerkelijkt langs de weg der activiteit". (Fil. 2 : 12, 13). Hier is helaas een derde, vergeten namelijk de activiteit Gods, waarvan in de genoemde teksten sprake is. Eerst is er immers het welbehagen Gods. Van daaruit gaat God aan het werk en maakt van de uitwendige roeping een inwendige roeping. God werkt het willen. Van nature is er bij de mens niets dan vijandschap (Rom. 8 : 6, 7) en onwil en verzet. Velerlei godsdienstige activiteiten van Rome of van de Wereldraad of van reformatorische kerken veranderen niets aan de onwil of de vijandschap. Het is een grote les, die op de weg naar het geloof in Jezus Christus geleerd wordt, dat men innerlijk zegt:

„Wijk van ons, want aan de kennis uwer wegen hebben wij geen lust" (Job 21 : 14).

Daar zijn verschillen tussen christenen. Ik geloof, dat een zeer diepgaand verschil hieruit ontstaat, dat velen wel de christennaam willen dragen, maar in wezen geen kennis hebben aan zichzelf. Wanneer zullen de christenen één zijn? Als zij allen geleerd hebben, wie ze van nature zijn, en daarom tot de gereformeerde belijdenis en beleving van de erf-en dadelijke zonde, van onmacht en onwil, zijn gebracht. God werkt de kennis van de onwil. Hij werkt ook het willen. God werkt ook het werken d.i. het geloof in Christus (Johannes 6 : 29). God werkt altijd maar door, zegt Fil. 2 : 13. Door Gods werken gaat ook de mens werken. Maar het eerste wat hier te zeggen valt is dit, dat de verkiezing zich alleen verwerkelijkt langs de weg van Gods activiteit. De onze is bijzaak. Desniettemin is er wel degelijk te onderscheiden tussen uitverkiezing en de daaruit voortvloeiende werken Gods en onze verantwoordelijkheid. Deze blijft bestaan. Zo is er niet minder een klare onderscheiding te maken tussen de eeuwige verkiezing en haar verwerkelijking in de tijd.

Dat is nog al even een verschil: de uitverkiezing in de eeuwigheid en de toepassing van het bloed van Christus in de tijd. Het ene is lang niet het andere. Ook is er een verschil tussen uitwendige en inwendige roeping. De eerste laat de dode mens dood, hoeveel leven en kracht er in deze roeping ook is. De tweede maakt hem onwederstandelijk levend, hoe dood en vijandig de mens moge zijn. Hoe komt de synode er toe — met alle respect, — om te schrijven, dat in de Schrift geen verschil te speuren is tussen genoemde zaken? Wat lezen we dan? „De verkiezing vraagt om geloof". Dat lijkt me onjuist. Het gaat hier om de verkiezing van eeuwigheid. Deze vraagt niets. Het is een besluit, dat God wat doen zal. Volgens deze verkiezing zendt God predikers. Deze roepen tot Christus. Deze roeping vraagt om geloof. Is er niet eens een theologisch professor te benoemen, die de synode goed leert onderscheiden! Of zit de kwaal dieper? De verkiezing vraagt niet om geloof, maar brengt tot het geloof. Dat heeft de

synode een bladzij hiervoor zelf gezegd, want daar lezen we, dat de verkiezing is tot geloof. Dit is de vastheid van Gods uitverkiezing, dat Hij iedere uitverkorene met het geloof begiftigt.

En dan is er nog zo'n zinnetje: , De verkiezing is daar (in de Schrift) de grote werkelijkheid, waar de gemeente midden in staat en die tegelijk als verkondiging, troost en vermaning tot haar komt". Dit moet dan de verkiezing zijn, zoals Karl Barth deze verstaat. Dan klopt 't. Maar in de Bijbelse verkiezing ligt 't anders. Daar is niet elke Israëliet uitverkoren ten eeuwige leven (Romeinen 9:6). Daar is een overblijfsel naar de verkiezing (Romeinen 11 : 5). Aan geen enkele groep mensen, behalve aan de kerk van artikel 27 N.G.B. kan de verkiezing Barthiaans verkondigd worden in troost en vermaning. En deze kerk is voor de predikers verborgen. Hij kan op Bijbelse gronden nimmer tot welk gehoor ook zeggen: ij zijt allen uitverkoren ten eeuwigen leven door de onveranderlijke God. Dan moet de synode het ook niet doen. Men misleidt de zielen als men zegt: ij zijt allen uitverkoren ten eeuwigen leven. Het is ook misleidend als men het woord uitverkiezing gebruikt voor de algemene roeping.

In het volgende stukje wekt de synode de indruk, dat het God gaat in de verkiezing om de ganse wereld hoofd voor hoofd. Men komt aan de rand van de wederherstelling aller dingen. Soms zou men zeggen: arthiaanse Richtlijnen, niet uit de Schrift, doch uit Barth geput. Dat het niet alleen om Israël gaat, maar ook om de heidenen, staat in de Schrift. Maar dat alle mensen zalig worden met mogelijke onmogelijke uitzonderingen staat niet in Gods Woord. Daar is het telkens weer: einigen (Mattheüs 7 : 14), een klein kuddeke (Lukas 12:32), een overblijfsel (Romeinen 11 : 1—10). Maar de schare dan die niemand tellen kan? Openbaring 7:9). Dat staat ook van Israël in Genesis 15 : 5. Is Israël daarom gelijk aan heel de wereld?

Wat leren de Brieven dus? Dat de verkiezing uit God is en dat ook het geloof uit God is (Efeze 2:8). Ieder mens ligt dood (Efeze 2 : 1). De niet-verkorenen blijven in deze dood en vijandschap liggen. De verkorenen worden uit deze doodstaat opgewekt. Waar blijft nu de verantwoordelijkheid? Bij de mens. , , Gij, joden, hebt niet gewild" (Johannes 5 : 40). De verkiezing van de uitverkorenen heeft betrekking in de eerste plaats op de enkelingen. Het is een verkiezing tot geloof. Een gemeente heeft geen organen om te geloven behalve in de enkelingen. Geloof is geen collectieve, het is een persoonlijke zaak.

Die Hij tevoren verordineerd heeft., heeft Hij ook geroepen" (Romeinen 8 : 30). Dat is niet een groep ineens, maar de uitverkorenen, hoofd voor hoofd. Daar is een duidelijk onderscheid, maar geen scheiding tussen de eeuwige verkiezing en de toebrenging der uitverkorenen in de tijd. Deze toebrenging heet, bij mijn weten, nergens verkiezing, wel roeping. Daar is een eeuwig voornemen bij God om in Christus de uitverkorenen zalig te maken (Efeze 3 : 11). Uit en naar dit voornemen volgt de (uitwendige en inwendige) roeping. Daarvan zegt 2 Tim. 1 : 9: , Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en genade".

Wat doet God aan de uitverkorenen? De Vader gaat hen trekken (Johannes 6 : 44). God gaat hen, die dood zijn, levend maken (Efeze 2:1). God werkt in de uitverkorenen het willen en het werken naar zijn welbehagen. God schijnt in de duisternis huns harten en doet de uitverkorenen Christus zien (Corinthe 4:6). Zij worden door de inwendige of bijzondere krachtdadige roeping bearbeid in de volgorde van Rom. 8 : 28—30. Iedere uitverkorene wordt geroepen, gerechtvaardigheid en verheerlijkt. Hun getal staat vast en niet minder hun zaligheid. Niemand zal de uitverkoren schapen, die door de Vader aan Christus gegeven zijn, uit de hand des Middelaars rukken Johannes 10 : 28). Maar van de uitwendige roeping geldt: , Velen zijn geroepen, weinigen uitverkoren" (Mattheüs 22 : 14). De Schrift maakt een duidelijk onderscheid. De gemeente als geheel staat in de algemene verkiezing; zij ontvangt de aanbieding. De gelovigen uit de gemeente staan in de bijzondere verkiezing; zij ontvangen de zaligheid. Daar is geen overgang van verkiezing naar verwerping. Daar is een volharding der heiligen. Deze zijn geordineerd tot het eeuwige leven. Dit werk van toepassing der zaligheid gaat door naar Gods voornemen.

„Alzo is er dan ook in de tegenwoordige tijd een overblijfsel geworden, naar de verkiezing der genade" (Romeinen 11 : 5). Dat geldt ook voor 1962. Ten opzichte van degenen die verloren gaan zijn het weinigen, die zalig worden (Mattheüs 7 : 14) een klein kuddeke (Lukas 12 : 32). Maar als de uitverkorenen straks allen zijn toegebracht, zal het een schare wezen, die niemand tellen kan (Openbaring 7:9), zoals het ook van het kleine Israël in Genesis 15:5 beloofd werd. Hun getal staat echter vast, want God kent degenen die de zijnen zijn (2 Tim. 2 : 19). Het zijn immers stuk voor stuk gegevenen des Vaders (Joh. 6 : 37, 39): l wat mij de Vader geeft, zal tot Mij komen". Ik meen dat deze openbaring der Schrift in de Richtlijnen niet tot haar recht komt.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 maart 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 maart 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's