Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EXEGESE, MIJNE HEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EXEGESE, MIJNE HEREN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot de hoofdafwijkingen, die de synode zich veroorlooft ten opzichte van de bijbelse leer aangaande de uitverkiezing, behoort dus, dat de synode niet aanvaardt, dat Gods besluit sommigen laat liggen in het verderf, waarin zij zichzelf gebracht hebben. God schenkt ieder evenveel licht en kracht en nu moet de mens maar beslissen, wat hij daarmee doet. Aangezien er een aantal teksten zijn, die in een andere richting schijnen te wijzen en, volgens het oude gevoelen der Hervormde Kerk inderdaad wijzen, spant de synode zich in deze teksten m.i. te ontkrachten. In hoeverre mijn gevoelen juist is zal de volgende bespreking dezer teksten moeten leren. We hebben reeds uw aandacht gevraagd voor Spreuken 16:4. Nu is aan de beurt Mattheüs 13 : 10—13.

In vers llvv. wordt duidelijk uitgesproken, dat sommigen iets ontvangen, wat anderen niet krijgen. De discipelen namelijk is gegeven de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar anderen is dat niet gegeven. De Heere Jezus vermeldt hierbij, dat in het Koninkrijk Gods deze wijze van handelen vaker voorkomt. Hij wijst op Jesaja 6. Daarin wordt aan de profeet voorzegd, dat zijn prediking verhardend zou werken. Deze profetie, zegt de Heiland, wordt in een groot deel van het volk Israël in deze dagen vervuld. Zij horen, doch verstaan niet, zij zien, maar het dringt niet door, zij merken niet op. Hun hart is dik geworden, zij hebben hun ogen toegedaan om maar niet te zien en niet bekeerd te worden. De verharding is dus eigen schuld, zegt de synode nu. Accoord, zeg ik. De verwerping, is altijd eigen schuld. Maar zijn degenen die bekeerd worden beter? Hebben zij hun ogen niet dichtgedaan? Ik denk aan Saulus van Tarsen, waar de dingen zo duidelijk te zien zijn. Had hij zijn hart niet verzwaard en ondoordringbaar gemaakt? De synode schijnt te willen suggeren, dat de boze mensen, die hun ogen en oren sluiten verworpen worden, maar de lieve mensen, die hun oren openen en van nature zo heilbegerig zijn, alle gunsten krijgen. Zo is er inderdaad geen probleem meer. Als je maar een lief christen bent, die zo goed luistert, komt alles terecht. Maar als je een goddeloos mens bent, ja, dan gaat het mis.

Dat schijnt de theorie van de synode te zijn. Dat is bij haar, in dit stuk, zou ik zeggen, overgebleven van de machtige leer der reformatie, dat God de doden levend maakt, vijanden met Zich verzoent, goddelozen rechtvaardigt. Volgens de synode is het zo, dat de discipelen, de heilbegeerte hebben en nu wordt hun de uitleg gegeven. Die heilbegeerte hebben ze dan van zichzelf en van nature. Zo rust alle onderscheid op de mens. Als er niemand was geweest, die heilbegeerte had, had de Heere Jezus geen volk gehad en was Hij gestorven, zonder zaad te zien. Is dat de bijbelse waarheid van vrije genade? Bij de leer der synode is God gebonden aan de goede gesteldheid van de mens.

Maar wat staat er feitelijk in dit Schriftgedeelte? Dat aan de discipelen de verborgenheden van het Koninkrijk te weten zijn gegeven. Wat zijn deze verborgenheden?

De grondslag en de hoofdzaak van deze geheimenissen is de éne grote verborgenheid namelijk: ie Christus is. De Vader heeft aan de discipelen geopenbaard, dat Jezus is de Zoon van God (Mattheüs 16 : 16) en dat in Hem het Koninkrijk gekomen is. Het is hen dus uit genade gegeven in Christus te geloven. Dus dat is niet uit de verdienste van hun heilbegeerte of welke goede dispositie ook. De Richtlijnen lijden m.i. aan een groot euvel, dat namelijk de opstellers en met hen de synode, die het meerderheidsrapport zo goed als met huid en haar overnam, niet ten volle weten hoe diep de val des mensen is geweest en hoe dood en ongedisponeerd alle mensen in Adam verloren liggen. Men zou m.i. tot de synode moeten zeggen met de vinger bij menige plaats van de Richtlijnen, — wat Anselmus tot Boso sprak: Gij hebt nog niet verstaan, hoedanig het gewicht der zonde is". Daar is aan de discipelen een verborgenheid te weten gegeven, die hen begering maakt om er nog meer van te weten. Deze kennis is hen niet gegeven omdat zij beter en heilbegeriger waren dan de anderen, doch dat komen tot Jezus was een vrucht van deze gave.

Waarom is het aan sommigen wel gegeven en anderen niet? Paulus zegt: God ontfermt Zich over dien Hij wil". Alle mensen zijn blind voor Gods grote daden. Het is Gods vrije genade, die sommigen de ogen opent, waardoor zij heilbegerig worden, terwijl Hij anderen voorbijgaat. Aan de anderen is het niet gegeven, zegt Mattheüs 13 : 11. Dat God onderscheid maakt is duidelijk. Wil de synode openlijk leren, dat God onderscheid maakt naar het onderscheid, dat de Heere bij de mensen aantreft of maakt God onderscheid, waar bij de mensen geen onderscheid is? Is Paulus om zijn deugd en godsvrucht met de Christus bekend gemaakt of naar Gods vrije welbehagen? Waren er onder de rabbijnen van die dagen geen, die even godvruchtig en deugdzaam waren in algemene zin? Kreeg Saulus van Tarsen de eerste prijs? Onze vaderen hebben er een eer in gesteld om de waarheid eenvoudig en duidelijk te belijden. Soms krijg ik van de Richtlijnen der synode de indruk, dat men het meer in vaagheid zoekt dan in duidelijkheid. Ik zou willen voorstellen om duidelijk te belijden, dat wij niet weten waarom God de een verkiest en de ander voorbijgaat, maar dat het niet is om enige deugd of heilbegeerte in de mens. De kinderen Gods dragen de eerkroon door God alleen.

Mattheüs 22 : 14.

De eerste verzen van Mattheüs 22 vertellen ons van genodigden die weigeren te komen. Daarna worden anderen genodigd, die wel komen, maar het zijn bozen en goeden samen. Daarna wordt verhaald hoe er met een boze gehandeld wordt, die geen feestkleed draagt. Blijkens de uitspraak: Velen zijn geroepen, weinigen uitverkoren", representeert hij een meerderheid. Wat is het feestkleed? De bekering tot God en het geloof in Jezus Christus. Wie werkt dat geloof in u? De Heilige Geest. Wat leest de synode in dit slot der gelijkenis? Dat wie aan de roeping gehoorzaam is „uitverkoren" heet en blijkt. De tekst wil dus zeggen, dat onze verkiezing, die als nodiging tot ons kwam, zich eerst voltrekt als de beaming van geloof en gehoorzaamheid in de mens wordt gewekt". Dit gewekt is geen drukfout, wel een leerfout. Het moet zijn: gewerkt". God wekt in ons niet het willen en het het werken, alsof het sliep. God werkt het willen en het werken. De uitverkiezing voltrekt zich niet als wij geloven, maar is in de eeuwigheid voltrokken (Efeze 1:4). En als vrucht daarvan komt de nodiging en de onwederstandelijke werking van de Heilige Geest. Gods uitverkorenen worden zo geroepen, dat zij onfeilbaar zeker tot het geloof komen (Rom. 8 : 28 — 30).

Voorts staat er duidelijk, dat er velen geroepen zijn. Dit is blijkbaar niet de roeping van Romeinen 8 : 30, want deze geroepenen komen allen tot het gefoof. Er is dus verschil in roeping en roeping. Deze roeping komt, doch wordt door de meesten afgewezen.

Hoe komt het; dat er toch nog weinigen zijn, die haar aannemen? Is dat gehoorzaamheid? Menselijke gehoorzaamheid is hiervan niet de diepste grond. De Heere Jezus zegt niet, dat weinigen gehoorzaam zijn. Hij zegt, dat weinigen uitverkoren zijn. Dit blijkt uit de velen die de roeping verwerpen en zich niet bekeren. Want allen die uitverkoren zijn komen tot geloof en bekering, en dit geloof en deze bekering zijn gaven Gods, hoeveel werkzaamheden van de mens hierbij meelopen. Want dit is ook waar, dat er nergens meer voor de zaligheid gewerkt wordt en gebeden en gezocht en geroepen dan onder hen, die belijden, dat de genade een gave Gods is. Ik waag het maar om te zeggen, dat er ook nergens minder voor de zaligheid gewerkt wordt en gebeden en geweend en geroepen dan onder hen, die veel spreken over de vrije wil en de verantwoordelijkheid van de mens. Ik hoef er dus niet bij te zeggen, dat er een nodiging is en werkzaamheden en verantwoordelijkheid, die ontzettend groot is en ook als zodanig wordt gevoeld door allen, die God levend heeft gemaakt. Ik hoef niet telkens weer te zeggen, dat de leer der uitverkiezing de uitverkorenen niet tot valse lijdelijkheid of iets dergelijks brengt, maar tot werkzaamheid. De niet-uitverkorenen daarentegen zijn allemaal lijdelijk van welke modaliteit zij ook zijn of zij roemen in eigengemaakt geloof, in eigen vroomheid, eigen werk, eigen gerechtigheid. Zowel Mattheüs 7 : 14 als Lucas 13 : 24 als Mattheüs 22 : 14 zeggen, dat

er weinigen behouden worden en dat 't behoud van deze weinigen vrucht is van Gods verkiezing en daaruit voortvloeiende roeping alleen. De anderen blijven weigeren om te komen en als ze uitwendig komen weigeren ze het ware geloof en de rechte bekering. Dit doet niets af aan de waarheid, dat elk, die met oprechte verbrijzeling tot Christus komt, altijd een barmhartige Hogepriester vindt.

Leert voorts de praktijk niet in de kerk, dat er slechts weinigen zijn onder degenen die het evangeliewoord horen en ook weinigen onder kerkgangers en ook weinigen onder de lidmaten, die in een godzalig leven en in nieuwigheid des levens wandelen? Velen geroepen, weinigen uitverkoren. Karl Barth zegt: allen zijn uitverkoren, maar misschien blijkt aan het einde, dat er toch enkele verworpenen zijn.

De Richtlijnen willen ook deze kant uit van allen uitverkoren en geen verwerping. Jezus zegt: weinigen zijn uitverkoren, hoewel er velen geroepen zijn. Waarom sprak de Heiland deze woorden? De synode zegt terecht: , , De geloofsgehoorzaamheid is allerminst een vanzelfsprekende zaak. Het woordt is een waarschuwing". Helaas weigert de synode te erkennen dat Jezus met dat woord „weinigen" ons iets wil leren over het aantal. Dat weinigen is juist de kracht van de waarschuwing. Velen zijn geroepen d.i. zij hebben hun uitwendige godsdienst. Dat hadden de joden, dat hebben ook de heidenen, die de kerk zijn binnengegaan. Doch slechts weinigen dragen het feestkleed dat bestaat in bekering en geloof in Christus. Denk om dat weinigen, zegt de Heiland en beproef uzelf of gij in het geloof zijt, dan wel of gij u-zelf bedriegt gelijk de man zonder bruiloftskleed of de dwaze maagden. Want hoewel alleen de uitverkorenen zalig worden, doet dit niets af aan de verantwoordelijkheid des mensen.

Handelingen 13 : 48.

Lucas vertelt hoe de joden Paulus tegenspreken. Daarom, omdat de joden het Woord Gods verstoten, gaan Paulus en Barnabas tot de heidenen. Deze verblijdden zich daarover. En dan staat er: , , en daar geloofden zovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven".

De synode kiest voor de vertaling: „en allen die bestemd waren ten eeuwigen leven kwamen tot het geloof". Wonderbaarlijkerwijze vat de synode dit zo op: allen die het woord hoorden, uit de heidenen, kwamen tot het geloof. Bestemd zijn ten eeuwigen leven is dus hetzelfde als „het woord horen". De wonderlijke verklaring van deze tekst verloopt als volgt: „Allen" ziet hier op de wijdheid van Gods heil voor de heidenen". De synode meent dus dat in Antiochië alle heidenen, clie de woorden van Paulus hoorden tot het geloof kwamen. Zou de apostel dat vaak beleefd hebben? „Bestemd", vervolgd de synode, „is letterlijk, geordend". Het behoort tot Gods verordening, bestemming, dat nu deze „allen", namelijk de zo juist genoemde, heidenen tot het heil worden geroepen. In tegenstelling tot de joden die als eersten voor het heil bestemd waren, kwamen al de heidenen in Antiochië, wie het heil werd aangezegd tot geloof".

Ik meen dat hier Gods Woord geweld aangedaan wordt. De Schrift zegt: „er geloofden zovelen als er geordineerd waren". Mogelijk kan men lezen „allen, die bestemd waren". Dan wordt allen beperkt door „die bestemd waren". Als de apostel had willen zeggen, dat alle heidenen geloofden, had hij rustig kunnen schrijven: „en geloofden". Maar hij schrijft heel iets anders. Hij schrijft niet dat alle heidenen geloofden. Hij schrijft dat allen geloofden, die bestemd waren tot het eeuwige leven namelijk door God bestemd. Er staat ook niet, dat Gods orde is om de heidenen tot het heil te roepen. Dan had er moeten staan: allen die bestemd waren om Paulus te horen. Er staat echter: die bestemd waren tot het eeuwige leven. Volgens de synode waren eerst de joden voor het heil bestemd. Men schijnt bij de synode door God voor het heil bestemd te kunnen zijn en toch verloren gaan. Dat is niet de verkiezingsgenade der Schrift.

Wat staat er dan wel in ons vers? Er staat dat niet allen geloofden. Dat is precies omgekeerd aan wat de synode er in leest. Er staat, dat er zovelen geloofden als er geordineerd waren tot het eeuwige leven. Nog eens: niet allen geloofden. En het is zelfs een synode niet toegestaan in de Schrift veranderingen aan te brengen.

Als niet allen geloofden, wie dan wel? Die tot het leven bestemd waren. God alleen kan bestemmen tot het eeuwige leven. Het gaat hier om de voorbeschikking ten eeuwige leven. God heeft sommigen voorbeschikt en is anderen voorbijgegaan. H. H. Wendt schrijft: Het gelovig worden wordt afgeleid van de goddelijke voorbeschikking tot het heil, om de staat der zaligheid als een genadestaat te tekenen. Verg. Romeinen 8 : 28 vv; Efeze 1 : 4vv, 11; 1 Petrus 1 : 1 vv."

God werkt het geloof bij degenen die daartoe voorbeschikt zijn. Dat zegt onze tekst van de heidenen. Handelingen 17:4 zegt dat er uit joden aan Paulus en Silas werden toegevoegd.

Meestal vertaald men, dat zij zich bij Paulus voegden, maar letterlijk staat er dat zij aan Paulus werden toegevoegd. Mij lijkt deze passieve verklaring juister dan de mediale. Maar hoe dit zij, de synode doet onrecht aan Hand. 13 : 48, meen ik. Niet die het heil aangezegd kregen, maar die voorbeschikt of bestemd waren tot het eeuwige leven kwamen tot het geloof. Het hoeft toch niet duidelijker gezegd te worden, dat Gods voorbeschikking de grond onzer zaligheid is. Wat heeft men daarop tegen? Als de heidenen niet voorbestemd waren geweest, was er in Antiochië niet één tot het geloof gekomen. De weigering is van ons, het aannemen is van God.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 april 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

EXEGESE, MIJNE HEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 april 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's