Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UITERMATE VERHOOGD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UITERMATE VERHOOGD

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en heeft Hem een naam gegeven, welke boven alle naam is; opdat in de naam van Jezus zich zou buigen alle knie, dergenen, die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn en alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods des Vaders.

Philippenzen 2 : 9—11.

Doch nu zien wij nog niet, dat Hem alle dingen onderworpen zijn, maar wij zien Jezus met eer en heerlijkheid gekroond." Zo zegt de Hebreeënbrief van de hemelvaart van Christus. De heerlijkheid van de hemelvaart wordt alleen door het geloof gezien. Het geloof ziet Jezus met eer en heerlijkheid gekroond, ook al ziet het ongeloof niets, noch de hemel, noch Jezus, noch de heerlijkheid van Christus. Toch zijn er nog verborgenheden aan Jezus' hemelvaart zelfs voor het geloof. Dat Hem alle dingen onderworpen zijn, is zelfs voor het geloof nog verborgen. Over deze verborgenheid spreekt de Schrift ook. Dat zal ook nog openbaar worden straks als de gehele sluier der eeuwen zal worden weggenomen, als Hij ten volle geopenbaard zal worden. Nu reeds licht de Schrift een tip van die sluier op, overdenken wij 's Heeren hemelvaart bij dat licht der openbaring.

Uitermate verhoogd.

In het Hogepriesterlijk gebed bidt de Heere Jezus: „Vader, verheerlijk nu Uw Zoon met de heerlijkheid, die Hij bij u had, eer de wereld was." Dat gebed is verhoord op groter wijze dan het gevraagd was. Hij heeft meer heerlijkheid gekregen dan Hij voorheen had. Daar is boven die oorspronkelijke heerlijkheid gegeven het loon van Zijn arbeid, van Zijn offer. „Omdat Hij gehoorzaam geworden is tot de dood, ja de dood des kruises, daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd." Omdat Hij dat door de arbeid Zijner ziel verdiend had, daarom is Hij niet alleen verhoogd van de aarde tot de hemel, maar Hij is ook verhoogd boven de heerlijkheid, die Hij had eer de wereld was. Uitermate noemt de tekst die verhoging.

Laat ons beginnen met te zeggen, dat nooit iemand deze uitermate verhoging zal kunnen uitspreken. Nochtans kunnen wij er met de Schrift in de hand wel iets van zeggen. Boven de heerlijkheid, die Hij tevoren had, gaat het uit, dat Hij thans mocht eisen de heidenen en de einden der aarde tot Zijn bezitting. Thans wacht Hem een bruidsgemeente van al de gegevenen des Vaders, van al de gekochten door Zijn bloed. Hierin is Christus uitermate verhoogd, dat Zijn borgwerk bekroond werd door de toebrenging van de velen, voor wie Hij een rantsoen gebracht heeft. Daar zou geen klauw achterblijven.

Uitermate verhoogd door een schare, die niemand tellen kan, uit Israël al de verzegelden en voorts uit de heidenen uit alle natie, uit alle geslacht, uit alle tongen. De einden der aarde Hem tot een bezitting, zodat Hij van zee tot zee zou regeren, zodat men van het uiterste der aarde Psalmen zou horen tot eer van deze Rechtvaardige.

Uitermate is Hij verhoogd door de naam, die Hij verkreeg boven alle naam.

Hij heeft naar Hebreeën 1 : 4 een uitnemender naam boven de engelen geërfd.

Boven de naam, die die heerlijken dragen, die niet gevallen, die ongeschonden geesten, zou Hij een naam hebben. Hier op aarde was Zijn naam Knecht des Heeren, de naam die de staat Zijner diepe vernedering weergaf. Daar zal in de hemel alleen nog maar de herinnering aan zijn als men Hem ziet, als een Lam staande als geslacht. Maar daar zal die naam al de klank en de glans van Zijn verhoging dragen. Heeft men hier Zijn naam veracht en vergruisd in 'n spotschrift op Zijn kruis, daar zal Zijn naam ontvangen al de lof, al de kracht, al de dankzegging, al de heerlijkheid. Beide, de engelen en de gezaligden, zullen daar al de eerbied inleggen als ze die naam uitspreken. Ze zullen ter ere van die naam eeuwig zingen.

„Heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen", zongen de engelen in Jesaja 6. Na Zijn hemelvaart zullen zij zingen van Zijn genade en Zijn trouw, van Zijn macht en van Zijn glorie. Maar boven de engelen uit zullen de gezaligden zingen, want Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad Abrahams aan: „Gij zijt waardig te ontvangen de lof, de aanbidding en de dankzegging."

Een naam boven alle naam. Dat is niet alleen de eer, die engelen en gezaligden Hem geven, maar God heeft Hem een naam gegeven boven alle naam. Hier treden wij in de huishouding Gods, waar de Vader Zijn Zoon eert over het werk, dat Hij aan 's Vaders recht heeft voldaan, dat Hij 's Vaders eer heeft gered, dat Hij 's Vaders welbehagen heeft gedaan. Wij lezen in de Schrift, dat de gezaligden een nieuwe naam zullen ontvangen, geschreven op een witte keursteen, welke niemand kent, dan die hem draagt. Hoe moet dan de naam wel niet zijn, waarmee de Vader de Zoon eert, vanwege al Zijn werk. Dat moet wel een naam zijn boven alle naam.

Al is het de naam Jezus, al is het de naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst, dan moet die bij Zijn hemelvaart zozeer verheerlijkt zijn, dat Hij daardoor uitermate verhoogd is.

Alle knie gebogen.

Opdat in de naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen, die in de hemel en die op de aarde, en die onder de aarde zijn. Dat is een grote zaak als één mens de knie voor Jezus buigt. Daarover alleen is al blijdschap in de hemel. Als Paulus bekeerd wordt, de knie leert buigen, dan zegt de Heere: „Zie, hij bidt." Als Christus bij Zijn hemelvaart uitermate verhoogd wordt, dan komt dat ook hierin openbaar, dat in Zijn naam alle knie zich zou buigen.

In Zijn naam, dat wil hier zeggen: tot erkenning van Zijn macht. Het wil hier niet zeggen in Zijn naam, in die zin waarin het gebezigd wordt in de woorden: „Al wat gij den Vader bidden zult in Mijn naam, dat zal u gegeven worden." Dan zou het betekenen dat alles wat in de hemel en op de aarde en onder de aarde is, zalig zou worden. En dat betekent het stellig niet. Hier worden samengevat beiden die zalig worden en die niet zalig worden. Zaligen en niet-zaligen zullen de knie voor deze ten hemel gevaren en verheerlijkte Christus buigen. Zij zullen Hem erkennen als de uitermate verhoogde, die een naam

draagt boven alle naam. En dat dan natuurlijk op tweeërlei wijze. De hemellingen, engelen en gezaligden zullen de knie voor Hem buigen. Wij lezen dat de gezaligden, de vier en twintig ouderlingen, die op tronen zaten, vielen voor Zijn aangezicht. En wij lezen, dat al de engelen nedervielen op hun aangezicht voor Hem, die op de Troon zat.

Ook op de aarde zal men de knie voor Hem buigen. Daar is een volk op aarde, dat voor God in het stof buigt als het vernederd wordt, als het God in Zijn recht toevalt. En datzelfde volk buigt andermaal als het buigt voor genade, als het zich laat zaligen door Christus, die vernederd was en die ook verhoogd is. Hem erkennen ze als hun God en Koning. Nooit buigt iemand dieper, dan wanneer hij Hem ziet als zijn Borg en Middelaar. Men buigt voor Zijn kruis, maar men buigt ook voor Zijn troon. Daar is een volk, dat Hem de heerlijkheid van Zijn hemelvaart zo gunt en dat de knie voor Hem buigt, nu Hij eeuwig is ten troon gezeten.

Op de aarde zal ook alle knie zich buigen, van die niet zullen zalig worden. Die Hem nooit erkend hebben, die zich nooit door Hem lieten zaligen, zullen ten slotte toch voor Hem moeten bukken. Dit zullen zij allen doen in het uur na hun sterven. Dit zullen zij ook doen straks in het laatste oordeel. Hem is beloofd in de 110e Psalm: , , Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten." En Psalm 72 zegt van Hem: , , Zijn vijand lekt het stof." Men moet voor Hem buigen, alle knie. Zo boos, zo vijandig kan men niet zijn tegen Hem of men zal moeten bukken in het stof.

Zelfs degenen, die onder de aarde zijn. Er is verschil van opvatting of men hier moet denken aan de overledenen of aan de duivelen. De meeste uitleggers denken aan de duivelen. De overledenen worden door hen begrepen in degenen die op de aarde zijn of waren. De duivelen worden in de Schrift wel genoemd de geesten uit de afgrond. Zo bezien voelen wij 't meest voor de laatste opvatting. Inderdaad ook zij, hoe geveinsd ook, zullen moeten erkennen, dat Hij is de Heilige Gods, de Overwinnaar. Hij zal Zijn voet zetten op de nek Zijner vijanden. Reeds is Hij ten troon gezeten, reeds is Hij ten hemel gevaren. Hij is overwinnaar en Hij zal overwinnaar blijven. Alle knie ook dergenen die onder de aarde zijn, zal buigen in de naam van Jezus. Zijn vijand lekt het stof.

Tot staving van de waarheid, deed De Heer', die van geen wank'len weet, Aan David enen duren eed: „Ik zal", dus sprak Hij, „Uwen Zoon Eens zetten op Uw glorietroon.

Wat vijand tegen Hem zich kant', Mijn hand, Mijn onweerstaanb're hand . Zal hem bekleen met schaamt' en schand'; Maar eeuwig bloeit de gloriekroon Op 't hoofd van Davids grote Zoon."

Tot heerlijkheid des Vaders,

En alle tong zal belijden, dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid des Vaders.

Al de werken des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes lopen uit op de ere van de eerste Persoon, ook de hemelvaart. Als Hij uitermate verhoogd wordt op de hemelvaartsdag, dan is daar ook dit bij, dat alle tong zal belijden, dat Hij de Heere zij. De hemelvaartsdag maakt dat heerlijk waar. Als de Vader Hem een plaats geeft op de troon, aan de rechterhand des Vaders, dan is Hem alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Reeds bij Zijn heengaan heeft Hij dat gezegd. Dit zal nu heerlijk blijken op de dag van Zijn kroning.

Het wordt in onze tekst in één kort woord samengevat: de Heere. Die eretitel zou alle tong Hem geven, de tong dergenen, die dat door genade leerden en de tong dergenen die dat naar recht moesten erkennen. Ach, ontzettend als een tong van gevallen engelen en van rampzaligen dit gedwongen, geveinsdelijk zullen moeten erkennen. Hij is de Heere. Hij heeft het gewonnen. Deze zullen horen: „Deze die niet gewild hebben, dat Ik over hen Koning zij, brengt ze hier voor Mij en slaat ze voor Mij dood." Ontzettend, eeuwig geveinsd aan Hem onderworpen.

Met banden der duisternis geketend onder Zijn ontzettende macht. Zalig daarentegen die tong, die Hem mag noemen de Heere, zoals Thomas dat deed: „Mijn Heere en mijn God". Het is dat volk, dat zijns zelfs zaligheid gewerkt heeft met vrezen en beven, omdat het God was, die in hen werkte beide het willen en het werken naar Zijn welbehagen. Dat is het werk van hun leven geweest, het werk des geloofs om Hem als Heere te belijden. Dat wordt in de verootmoediging geleerd. In Pniël, als de Heere u te sterk geworden is, dan wordt de naam Heere gespeld. Dat wordt in het geloof geleerd. Als men Hem leert kennen en erkennen als Borg en Zaligmaker, dan leert men Sions Vorst erkennen als zijn Heere. Dat is dat zalig buigen onder Gods recht, dat is dat zalig buigen onder Zijn genade. Dat is het volk, dat gelooft reeds hier in Zijn hemelvaart en dat Hem Zijn eer op Zijn troon zo van harte gunt.

En dit alles nu is tot heerlijkheid des Vaders. Als de Zoon zit aan de rechterhand der kracht Gods, als Hij het bewind voert, als Hij uiteindelijk het oordeel heeft geoefend, dan zal Hij het Koninkrijk geven aan Zijn Vader. Dan zal al de eer zijn voor de Vader. In 1 Corinthe 15 : 24 zegt de apostel Paulus dit diepzinnige woord: Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het koninkrijk aan God en de Vader zal overgegeven hebben, wanneer Hij te niet zal gedaan hebben alle heerschappij en alle macht en kracht." En in het 28e vers zegt de apostel: En wanneer Hem alle dingen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon zelf onderworpen worden Dien, die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen." Het ganse werk, ook dat werk dat Christus na Zijn hemelvaart op Zijn troon doet, dat moet alles uitlopen op de eer Gods. Als Christus in de hemel van Zijn troon al de wereld bestuurd heeft en al de gegevenen des Vaders zal ingezameld hebben en ook al Zijn vijanden onderworpen zal hebben, dan zal het koninkrijk naar Openbaringen 12 : 10 geworden zijn onzes Gods. Wat een troost voor een volk, dat van Adams wege, door erfelijke en door dadelijke zonde Gode Zijn eer geroofd heeft, dat nu Christus door al Zijn werk tot aan de

jongste dag de ere Gods hersteld heeft. Diep in het hart van Gods volk wordt bij de wedergeboorte gelegd een heimwee naar de ere Gods. Door deze volkomen Zaligmaker wordt de eer hersteld, wat ook aan hen wordt toegepast, zodat in Hem God bij hen de eer opnieuw bekomt. En waar nu de hemelvaart medewerkt om die ere Gods te herstellen tot aan de dag van Zijn toekomst, daar bekomt dat volk al de troost van de hemelvaart. Hij is werkzaam op Zijn troon om het koninkrijk en ook de koninkrijken der aarde daarheen te sturen, dat God de ere bekomt. Zijn hemelvaart is een zalige trap der verhoging. Maar het is de laatste trap nog niet. Daarachter komen nog twee, het zitten ter rechterhand Gods en het laatste oordeel. En daarachter zullen de verdoemden Gods gerechtigheid moeten verheerlijken en de gezaligden Zijn welbehagen. Zodat het alles uitloopt op het Soli Deo Gloria — Gode alleen de eer.

Katwijk a. Zee.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juni 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UITERMATE VERHOOGD

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juni 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's