Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verschil tussen leven en wedergeboorte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verschil tussen leven en wedergeboorte

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de dagen van mijn jeugd en daarvoor hoorde men menigmaal spreken van de voorwerpelijke en onderwerpelijke prediking. Het komt mij voor, dat deze tegenstelling heden minder gemaakt wordt dan toen. Dit wil echter niet zeggen, dat het gevaar van de alleen maar voorwerpelijke prediking er niet meer is. Zij is er nog meer, dacht ik, dan het gevaar van de alleen maar onderwerpelijke prediking, hoewel in beide een gevaar is.

Waarover spreekt de voorwerpelijke prediking? Over hetgeen gegeven is en teweeggebracht is. God heeft veel gegeven. Hij heeft Zijn eniggeboren Zoon gegeven, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft niet verderve. Voorts heeft God het bevel gegeven de Zaligmaker aan ieder aan te bieden. Dat 't grote offer gebracht is, dat genoegzaam is voor de zonde der ganse wereld, zelfs meer dan genoegzaam. Niet minder is de Heilige Geest verworven en uitgestort om zondaren met hun val bekend te maken en te brengen tot Christus. Dit alles moet gepredikt worden als behorende tot de verwerving der zaligheid. Al is er nog niemand die gelooft, dan zijn deze zaken van de liefde Gods, die Christus gaf en van het offer van Golgotha en de verworven zaligheid in overvloedige mate aanwezig.

Wanneer gaat het nu met de voorwerpelijke mis? Als de prediker het zo voorstelt, dat nu alles gebeurd is en dat nu de wereld met God verzoend is hoofd voor hoofd. Tegenwoordig gaat men nog verder. Ook de wedergeboorte, bekering, rechtvaardigmaking en heiligmaking zou in Christus reeds voor iedereen geschied zijn. Het enige wat dan nog van de mens gevraagd wordt is. dat hij gelooft, dat alles in orde is. Gelooft hij het echter niet. dan is het toch in orde. Met Karl Barth gesproken: De scheiding tussen gelovigen en wereld is slechts voorlopig... Wij gelovigen (ik gebruik het woord , .gelovi-

gen" eigenlijk niet graag) moeten altijd weer worden, wat wij in Christus zijn. De anderen zijn al in Christus, wat wij nog moeten worden".

Het is duidelijk dat hieraan de bekende en door de reformatie verworpen algemene verzoening ten grondslag ligt. Zij is dodelijk voor de zielen, dacht ik, want het levert voor velen niets anders op dan een ingebeelde hemel. De genade is niet zo goedkoop te bemachtigen, door het aannemen van de algemene regel: Alle mensen zijn met God verzoend door Christus. Ik ben een mens. Dus ben ik met God verzoend door Christus. Dit is te goedkoop. Zonder de moordenaarsgestalte en de tollenaarsgestalte gaat het niet. En ook gaat het niet zonder de wedergeboorte, waardoor Christus in ons begint te leven en wij in Hem. Men zegt wel eens, dat ik over deze dingen teveel schrijf.

Misschien is het toch niet teveel als men ziet, hoe velen er niets of bijna niets over schrijven of spreken. Ik ga dus maar rustig verder met de weergave van de gedachten van Comrie over de wedergeboorte. De vorige keer hebben we geschreven over de eerste beginselen van het nieuwe leven. In wezen is het de wedergeboorte zelf nog niet, maar er ligt iets in, dat naar de Levensvorst uitgaat. Comrie voelt heel goed de moeilijkheid van de naamgeving. Hij worstelt er mee. Hij spreekt van een embryo, waar in de volwassenenheid besloten ligt van het zaadje, waarin wortel en stam, takken en bladeren zijn verborgen. Als dit beginsel van leven er is geschiedt er een vereniging met Christus, zegt hij. Dat gaat van Christus uit, doch ook van de levendiggemaakte mens uit. „Maar, gelijk er een vereniging is aan Christus' zijde, zo verenigt zich het levendiggemaakte beginsel met Christus door geloof en liefde".

Dit geloof komt dan eerst openbaar in een verlangen naar Christus en een worsteling om met bewustheid in Hem te geloven. Om Comrie goed te verstaan en hem niet te vroeg van wedergeboorte te laten spreken, zoals sommigen doen, is het goed er op te letten, dat hij zijn volkomen instemming betuigt met .Boston in dc beschrijving die deze geeft van de afsnij-, ding van Adam en de inplanting in Christus. Onze lezers weten wel hoeveel er bij Boston voorafgaat dat nog niet uit de wedergeboorte opkomt. Welnu, Comrie haalt Boston breedvoerig aan in zijn A. B.C. onder het hoofdje „Blijven in Christus". Daar gaat het roepen om Christus aan de inlijving vooraf. Boston tekent ons een mens, die alle hoop heeft verloren om ooit klaar te komen met de Wet en de gerechtigheid Gods. Wat doet hij nu? Hij gaat lenen van Christus. D.w.z. hij verlangt, dat de Heere Jezus zijn tekort zal aanvullen. We krijgen dan een samenvoeging van 's mensen gerechtigheid met die van Christus. Volgens> Boston zijn er velen, die daaraan genoeg menen te hebben. Comrie geeft de gedachten van Bosston als volgt weer: „Hier slapen velen gerust, kunnen nooit wakker gemaakt worden, voor en aleer de eeuwigheid het doet, hun latende zien, dat een bedrogen hart hen terzijde afgeleid heeft."

De uitverkorene echter krijgt in dit stadium nog een slag. Hij ziet nu, dat God geen tweeërlei gerechtigheid hebben wil, dat Jezus Christus alleen het doen moet, of dat Hij dit nooit doen zal.

Wat gebeurt er nu verder. Ik lees bij Comrie naar Boston: „De arme mens het niet kunnende afmaken (d.w.z. geen schikking voor de betaling met God kunnende treffen), noch ter leen hebben, gaat nu aan 't bedelen bij Christus. Maar het is altoos met enige gedachten van zijn eigen waardigheid, enigszins steunende op zijn gestalte en tranen, totdat God hem doet zien, dat zijn tranen niet beter dan Ezau's tranen zijn, zijn berouw niet beter dan Judas' berouw, zodat nu, in plaats van enige waardigheid te hebben, als een grond van zijn vrijmoedigheid, zijn onwaardigheid hem doet terug blijven. Zegt men hem nu, dat hij welkom bij Christus zal zijn, hij roept uit: Zou ooit Christus naar zulk een onwaardige willen omzien! En dus, van alles afgedreven, valt hij uit de oude stam.

En hieruit gevallen zijnde wordt hij opgenomen, en in Jezus, de ware wijnstok ingelijfd".

Uit hetgeen ik geschreven heb is duidelijk, geworden, dat voor Comrie met deze inlijving de wedergeboorte begint. Wanneer we hem dus hierover lezen, moeten we met de voorstelling, die Boston geeft, rekening houden. Hoe gaat het nu toe bij deze inplanting des levens?

a. „Christus grijpt hem door Zijn Geest, en trekt hem tot Zich (1 Cor. 12 : 13), want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt.

b. De Geest werkt nu dat dierbaar geloof in hem, zodat hij Jezus geheel en Jezus alleen aangrijpt (Efeze 3 : 17; 2 Cor. 4 : 13). Tot dusver deze treffelijke schrijver, wiens woorden wij in 't kort uw aandacht medegedeeld hebben. O, wat zullen er weinigen zijn uit de oude stam gevallen. En ofschoon wij wel bekennen, dat elkeen al het gezegde in die orde niet ondervindt, wij zijn nochtans verzekerd, dat elk geheel en al uit Adam moet afgebroken worden zal hij door Jezus als de tweede Adam, leven en groeien? "

Het is bij Comrie zo, dat hij een onderscheid maakt tussen leven, dat in beginsel in de ziel gebracht wordt en de wedergeboorte. Zo maakt hij ook verschil tussen iets van geloof en de allerwezenlijkste daad des geloofs. Wat moeten we denken van de zondaar, die dorst naar Christus? Dit moeten we van hem denken, dat het niet de allerwezenlijkste daad des geloofs is, maar dat er wel geloof in is. Het eerste stamstel van het geloof zou er in zijn, volgens Comrie. Wat voor mens is dit? Het is iemand die dorst naar God, naar dat volzalige Wezen om aan deze grote en geduchte God deel te hebben. Deze dorst naar Jezus alleen en naar Hem geheel, om door Hem lafenis voor zijn ziel te vinden, en vrede en gemeenschap met de Drieënige God. Voorts dorst hij om geloof, dus om een oog, om de Waarachtige te zien en te kennen, Wien te kennen het eeuwige leven is (Joh. 17 : 3). Om een pand om Hem aan te nemen, te omhelzen en zich toe te passen, opdat hij een kind Gods moge zijn (Joh. 1 : 12). Om een voet des geloofs, opdat hij tot Hem zou komen en rust voor zijn belaste en beladen ziel vinden (Matth. 11 : 28). Tenslotte is het een dorsten naar de goederen van het genadeverbond om vergeving van zonden, heiligmaking en zaligheid.

En dan schrijft Comrie: „Over dit dorsten nu vinden wij dat er een hevig verschil is onder de ware gelovigen, die meer verstand van zielswerkzaamheden hebben dan duizenden. Het gaat over de vraag of dit dorsten en vervolgens het hongeren daden des geloofs zijn of niet. Deze menen van ja, anderen menen van neen. Maar het zal gemakkelijk beslist kunnen worden als wij aanmerken:

a. Dat alles wat wij er over aangemerkt hebben zozeer de allerwezenlijkste daad des geloofs niet te kennen geeft, welke bestaat in een dadelijk aannemen van Jezus en overgeven van zichzelf aan Hem: Die Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden. Dit is merendeels een reikhalzen daarnaar.

b. Ondertussen geloven wij, dat er geloof in is. Want wij hebben voor ons zul-

ke goede gedachten van een verdorven natuur niet, dat wij zouden denken, dat die zulke kruiden zouden voorttelen, als deze aanhoudende en uit zielegrond voortkomende, krachtige en rusteloze begeerte naar Jezus".

In de grond is dus dit hongeren en dorsten het geloof niet, doch er zit toch wel geloof in, naar de mening van Comrie. Let er echter wel op, waar hij geloof in ziet. Het is een mens, die afgesneden is van de oude stam en in wie zich nu openbaart een uit het diepst der ziel voortkomende, krachtige en rusteloze begeerte naar Jezus. Bij zo iemand is de tijd voorbij, dat men z'n heil zoekt in enig eigen werk. Het is een afgesneden mens. Houdt dit voor ogen. Hij is gestaltelijk dood.

Hoe geschiedt nu dit instorten van de eerste beginselen des levens? Comrie antwoordt: „Dit is een verborgenheid en het is wonderlijk voor onze ogen". Godzelf immers is hier aan 't werk en dat bij zo'n zondig mens. Wat is het een krachtwerk. „In de schepping was geen tegenstand... maar hier kant zich alles in de mens tegen dit werk aan, want de vleselijke mens is vijandschap tegen God. Het is de levendmaking van geestelijk doden... door de grootheid van Gods kracht."

Comrie zegt: Hier wordt de uitverkoren zondaar, door de Wet gedood, op dezelfde wijze als Christus uit dat graf, waarin Hij onder de vloek der Wet ligt en met de duivel als cipier, levendig gemaakt. Hier is dus ook de doding door de Wet genoemd.

Wat zijn de middelen? Geen stemmen uit de hemel of gezichten, maar het eenvoudig Woord Gods in de Bijbel beschreven en menigmaal met geringe uitleg. God werkt wonderbaar. Een nieuw licht komt in het verstand, de wil wordt vernieuwd, maar hoe dat licht ingelaten wordt en hoe de wil met liefdekoorden en mensenzelen getrokken wordt, weten wij niet. De Heere neemt bij de keuze redenen uit zichzelf. De wedergeboren mens heeft niets voor boven de ander. En wat is het een wonderlijk grote gave namelijk de eeuwige zaligheid. Waar wordt die zaligheid aan vastgemaakt? Niet aan zware arbeid of moeilijk werk, maar hieraan, dat men komt met de strop om de hals, dat men zijn ongerechtigheid belijdt, dat men niet werkt maar gelooft. Wat is geloven? Dat is alles aannemen door geloof uit de hand van Jezus, zonder geld en zonder prijs als een arme bedelaar of bedelares. Het is een geboorte, waarbij de mens geheel lijdelijk is. Bij de eerste bewerking door de Wet, waardoor de mens gestaltelijk dood wordt, is de mens lijdelijk. Maar ook als de Almachtige de beginselen van het nieuwe leven in ons komt werken, is er niet de minste medewerking. Het vloeit uit God en keert tot God. Wij zijn, ook in de staat der overtuiging, dood in zonde en misdaden. Comrie klaagt er over, dat er zovelen zijn, die de mens bij aanvang en voortgang veel te veel toeschrijven tot benadeling van het ware werk des Heiligen Geestes.

Zover zijn we nu, dat Comrie ons eerst voorstelt de toestand des mensen onder de Wet. Daar wordt hem alle mogelijkheid om zalig te worden aan zijn kant ontnomen. Hij weet nu. dat het verloren zou zijn als hij zoveel als een zucht tot zijn zaligheid zou moeten toedoen. Dan brengt God in deze mens de beginselen van het nieuwe leven. Zij bestaan in geloof, hoop en liefde en hebben alle drie betrekking op de Heere Jezus. Hierbij sluit Comrie zich aan bij 1 Cor. 13 : 13. Hij maakt een duidelijk onderscheid tussen ongeboren en geboren leven. „Is dat zo in de natuurlijke geboorte, dat dat schepseltje eer het geboren wordt, veeltijds toont poging te hebben om te voorschijn te komen en dadelijk onder de levendigen geteld te worden, alzo is het ook in deze geboorte uit God door het Woord Waarheid."

Voor Comrie ligt het dan zo, dat deze levendiggemaakten vroeg of laat geboren zullen worden. Waarom zouden we het niet met hem hopen? Het is nu eenmaal zo, dat een ongeborene moeilijk in deze staat kan willen blijven, tenminste niet als hij leeft. Maar het is een toestand, die toch eigenlijk nog geen wedergeboorte kan heten. Sommigen willen niet van zaligmakend werk spreken, voordat het kind geboren is. Anderen spreken van een geboorte, waar nog niets geboren is. Comrie doet dit laatste niet, maar verwerpt ook het eerste. Met zijn eigen woorden hierover besluiten we dit keer:

„Is dat zo, dat in het natuurlijke het kind op de bestemde tijd daadelijk geboren wordt, zo is dat hier. De mens wordt ook dadelijk op Gods bestemde tijd geboren. Wij houden het niet met hen die stellen, dat al het genoemde geen zaligmakend werk zou zijn, totdat de ziel met bewustheid in een dadelijke en wederzijdse onderhandeling met Christus komt.

Wij geloven, dat van het eerste ogenblik af, dat het zaad der wedergeboorte ingelegd wordt in het hart, het zaligmakende werk Gods begint. God zal ook zorg dragen, dat dezulken tot de geboorte komen.

Dit is de lijn van Comrie, die onder het leggen van het zaad der wedergeboorte verstaat, dat Christus de ziel aangrijpt en de ziel Christus. Dan komen de werkzaamheden om Christus bewust te kennen.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juni 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Verschil tussen leven en wedergeboorte

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juni 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's