Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET TEKEN TUSSEN MIJ EN U

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET TEKEN TUSSEN MIJ EN U

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij nu, spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: ij zult evenwel Mijn sabbathen onderhouden; want dit is een teken tussen Mij en tussen ulieden, bij uwe geslachten; opdat men wete, dat Ik de Heere ben, Die u heilige. Ex. 31 : 13.

Het blijft maar zo. dat men zich met de Sabbath druk bezig houdt. Deze inzetting van God moet wel diep in de gewetens der mensen hebben ingesneden. Geen wonder, waar de Sabbath met de schepping zelf gegeven is, waar de eerste dag, die de mens op aarde doorbracht, de sabbath was. De behoefte aan de rustdag is een nooit te stuiten verlangen. Wat men ook bedacht, van deze wekelijkse rustdag heeft men nooit af kunnen komen. Eerder heeft men een tweedaagse rustdag ingesteld, dan dat men deze wekelijkse dag kon kwijt worden. Zelfs zij, die over het heiligen van die dag van God niet peinzen, aanvaarden toch maar altijd die dag, zij het dan, dat zij hem zichzelf wijden. Nu weer is het houden van de zondag als sabbath de grootste dwaling genoemd. Daar zouden, dunkt mij, nog groter dwalingen te bedenken zijn. Maar is dat zo, dat Israël, afgezien van wat de Farizeeën daarvan maakten, ten onrechte deze dag vierden? En is het zo, dat wij ten onrechte de dag, die door Christus' opstanding geheilig werd, plechtig vieren? Als wij namelijk deze dag des Heeren enig en alleen wijden aan Zijn dienst, aan de dienst der gebeden en der offeranden? Zijn wij dan daarom Farizeeën of Puriteinen, die vergeefs deze dag zoeken te vieren?

De dag van de rust.

Vele malen wordt door God het vieren van de sabbath geboden. In ons teksthoofdstuk wordt het onderhouden van de Sabbath geboden in één adem met het bevel om de tabernakel der verzoening op te richten. Sommigen menen, dat dit gedaan is om Bezaleël en Aholiab te vermanen, om aan het vervaardigen van de tent niet ook op de sabbath te werken. In dat geval had Mozes niet tot de kinderen Israëls in het algemeen, maar tot deze tabernakelbouwers alleen moeten spreken. Ik meen, dat juist dit verband, waarin het sabbathsgebod hier geplaatst wordt, de rijke, de zegenrijke, de geestelijke zin van de sabbathsinstelling aangeeft. Deze dag is de dag. die de Heere gezegend heeft, vóórdat Hij hem heiligde. Die dag draagt een zegen boven alle dagen der week, hoe dan 'ook. Als hij genoemd wordt in de Schrift de sabbat der sabbatten, dan wil dit zeggen, dat deze wekelijkse rustdag ver uitgaat boven die andere rustdagen, die men in Israël ook en bovendien onderhield. Veilig mogen deze vallen, terwijl in het Nieuwe Verbond de rustdag van de zevende dag overgaat, door de opstanding van de Heere Christus, op de eerste dag der week, gelijk de Christelijke Kerk dit vanouds verstaan heeft. Was diè dag gezegend door de rust van de Schepper Zelf, déze dag werd gezegend door de rust van de Herschepper.

Na het zegenen volgde het heiligen. De Heere heeft deze dag geheiligd, afgezonderd tot de dienst van de verzoening, die in uitzicht gesteld werd in het Oude Verbond, die volbracht was in het Nieuwe Verbond. De verzoening is alzo de heiligheid, waartoe deze dag is afgezonderd.

„Spreek tot de kinderen Israëls: Gij zult evenwel (of zij zult immers, of zij zult ganselijk) Mijn sabbathen onderhouden." Dit gebod heeft de Heere ingesteld tot een eeuwige inzetting, een inzetting die in de geslachten in ere gehouden zou worden. „Bij Uwe geslachten", zegt de tekst. Mozes had de taak dit de kinderen Israëls voor te houden, méér dan voorhouden: inzetten, zodat dat tot een vaste gewoonte onder hen zou worden. Meer dan inzetten: gebieden. Was het sabbath vieren alleen een inzetting, een oud eerwaardige inzetting, die op een oude traditie terugging, men zou die traditie op een gegeven tijd kunnen veranderen in een andere gewoonte. Het recht der gewoonte mag sterk zijn, maar kracht van wet heeft het niet. Hier echter heeft men niet te doen met een inzetting van Mozes, men heeft te doen met een gebod van God, dat teruggaat op de schepping. Het is een gebod, dat rust in de eigen rust van God na de schepping. Als Mozes dit dus inzet als Gods gebod, dan grijpt dat hier over alle geslachten Israëls. Merkwaardig, dat zij altijd de „kinderen" Israëls genoemd worden. Dit gebod moet lopen van kind tot kind. Als scheppingsordinantie grijpt dit gebod heen over de komst van Christus. Het ceremonieel karakter, dat dit gebod had, waar het heen wees (staande bij de instelling van de tabernakeldienst) naar de verzoening door Christus, verliest dan ook het sabbathsgebod. In de voortzetting van de sabbath, rustend in het volbrachte werk van Christus, grijpt deze inzetting Gods dan ook verder naar de eeuwen van het Nieuwe Verbond, en de rustdag strekt zich uit naar de eeuwige Sabbath. Wezenlijk is er geen verschil tussen de Oud-Testamentische sabbath en de Nieuw-Testamentische. In het Oude Testament volbracht de gelovige niets, 't was zijn rustdag, waarin hij rustte in het offer, in het Nieuwe Testament volbrengt de gelovige ook niets, 't is zijn rustdag, waarin hij rust in het offer van Christus.

Zo is voor Israëls geslachten èn voor de geslachten der kerk de altijdblijvende inzetting: „Gij zult ganselijk Mijn sabbathen onderhouden." 't Zijn Gods sabbathen, 't zijn Christus' sabbathen!

En wat kan daar toch tegen zijn, om die te onderhouden? Daar is toch alles voor en niets tegen. Wie die dag niet begeert te vieren, kent stellig niet de zegen, die er in Gods offer, die er in Christus is. Wat ons betreft: it gebod is stellig één onzer gezangen ten dage onzer vreemdelingschappen. Deze dag, die Isrels God geheiligd heeft, geeft ons een voorsmaak van de eeuwige Sabbath, die dan toch aanstaande is. Wie deze tijdelijke en aardse rust verwerpt, zal voorwaar de eeuwige rust niet ingaan! Hebr. 4 : 4 en 5.

De dag van het verbond.

„Gij zult Mijn sabbathen (Mijn sabbathen dus, niet de uwe!) onderhouden, want dit is een teken tussen Mij en tussen ulieden, bij uwe geslachten." De sabbath een teken van het verbond tussen Mij en u, van dat verbond, dat ontstond door het offer in de tabernakel, dat ontstond door het offer van Christus! Laat dat nu geheel in de lijn van het Oude Verbond de zevende dag zijn, laat dat geheel in de lijn

van het Nieuwe Verbond de eerste dag zijn, maar het is de dag van het verbond tussen God en de zondaar. En als zodanig een teken. Zoals de besnijdenis een teken was en de Doop een teken is, zo is het ook de dag der rust. Aan dit teken van het wezenlijk en geestelijk vieren van de sabbath zal Ik zien of gij de Mijnen zijt. Wie de dag des Heeren gebruikt, waartoe God hem gegeven heeft, om namelijk met God door de verzoening, die in Christus is, in een verbond te komen, om te vieren van zijn boze werken, die zal God erkennen voor de Zijnen. En deze dienst des Evangelies is nu eenmaal verbonden aan de daartoe gezette dag. Een teken tussen Mij en u! Gij zult ook zelf door de rechte viering van die dag ganselijk vertroost en verzekerd worden over uw aandeel in het offer, in Christus. Wat mort men toch tegen die dag, wat morrelt men toch aan die dag, alsof het de moeilijkste, de zwaarste aller dagen was? Onbegrijpelijk! Hij is ons geweest van geslacht tot geslacht en hij zal ook zijn van geslacht tot geslacht een dag van heil, een wekelijks en vast op diezelfde tijd weerkerende dag van heil. Men moest er de voorsmaak van de eeuwige Sabbath maar in proeven, en men zal hem nooit meer willen missen. Daar leven wij nog zes dagen uit en daar leven wij ook weer zes dagen naar toe! En als die dag ons ledig laat, als die dag ons verveelt, als die dag ons met andere dingen bezig houdt, die wat anders zijn dan de werken van noodzakelijkheid of de werken van barmhartigheid, dan zijn wij óf niet in het verbond Gods ór er mankeert wat aan ons zijn in dat verbond. Als wij recht en geestelijk Gods heilige dag vieren, is hij ons waarlijk een teken, een troostvol teken, dat de God van die dag ónze God is.

Een teken!

Ook een teken voor de mensen. Israël vierde de dag van de schepping, de Christelijke kerk viert de dag van de Herschepping. Israël deed dat te midden van de heidenen, die andere dagen vierden, gewijd aan de zon, aan de maan, aan de vruchtbaarheid van de aarde, enz. Voor al die volken was Israëls sabbath-vieren dus een teken, dat dit volk deze God, de Schepper, diende en eerde. Hieraan werden zij door die volken gekend. De Christelijke kerk viert haar sabbath te midden van ontkerstende of ongekerstende volken, die hun dagen vieren aan zichzelf of aan wat ook niet. De kerk dient en eert de Zaligmaker, Christus, en zij doet dat op de dag des Heeren. Hieraan kent de wereld wezenlijk de kerk. zeker dan als zij vanuit die dag al de dagen haars levens viert van, rust van, alle boze werken. Gód heeft dit teken gesteld in de geslachten en daarom zal dit het teken zijn. Let u er maar eens op, dat ieder een teer hart krijgt voor de dag des Heeren, zodra God hem bekeert. Wie geen vreemdeling is in Sion, die weet dat. De wereld bekent ze hieraan, dat zij Christus' discipelen zijn, zo zij Zijn geboden bewaren. Dan krijgen zij grote lust in Zijn dienst, de dienst van dat offer, door hetwelk zij tot God gaan.

Dit is de dag, de roem der dagen, Die Isrels God geheiligd heeft; Laat ons verheugd, van zorg ontslagen, Hem roemen, die ons blijdschap geeft. Och Heer', geef thans Uw zegeningen; Och Heer', geef heil op deze dag; Och, dat men op deez' eerstelingen Een rijke oogst van voorspoed zag.

De dag van de genade.

Iemand maakte de opmerking, dat onze tekst de sabbath stelt voor God de Vader, de Schepper, voor God de Zoon, de Verlosser, voor God de Heilige Geest, de Heiligmaker. Voor de drieënige God dus. Dat was een Engelse theoloog. Inderdaad gaat de sabbat terug op de schepping, rust hij in de offerdienst, en strekt hij zich uit naar de voleinding. , , Opdat men wete, dat Ik de Heere ben, Die u heilige." Zo besluit onze tekst. In het vieren van de sabbath is 't God. Die heiligt. Hij bepaalt, wat op die dag mag en wat niet mag. En van uit die dag worden ook de andere dagen geheiligd. Daarvan bepaalt God ook wat mag en wat niet mag. Een christen mag niet alles en een niet-christen mag ook niet alles. Dat mag men niet op alle gewone dagen en dat mag men zeker niet op de dag des Heeren. Op die dag zal men niet doen dingen, die op de andere dagen heel gewoon, zelfs geboden zijn te doen. Wat op de ene dag geen zonde is, is op de andere dag wel zonde. Alle slaafse arbeid zal men op die dag nalaten. Een stoer christen zei 't eens zo, zoals ik zojuist aanhaalde: „Behalve de geboden godsdienst zijn op de sabbath alleen werken van noodzakelijkheid en werken van barmhartigheid geoorloofd." God de Heere Zelf laat ons niet in het onzekere, als Hij zegt, dat die dag ons zal zijn als een sabbath der rust. Hij laat die rust slaan op heer en knecht en vreemdeling, zelfs op het vee. Dat het Hem hoge ernst is, blijkt wel uit het feit, dat Hij zegt, dat al wie de sabbath ontheiligt, zekerlijk gedood zal worden.

Men zal dan weten, dat Ik u heilige. Men zal dat aan u zien, men zal dat aan u horen. Het teken wordt door God gesteld, en een teken is altijd iets, dat openbaar maakt. Hij hoeven geen tekenen daarbij te stellen. De tekenen, die wij stellen zijn meestal maar formalistische dingen, die op zichzelf weinig inhoud, weinig waarde hebben. Gaan wij deze kant op, dan komen wij inderdaad in de hoek van het Farizeïsme terecht. Dan maken wij gebod op gebod, regel op regel, hier een weinig, daar een weinig. Dan wordt de sabbath inderdaad een knellende band. Dan is de sabbat niet meer een verlustiging. En wij mogen gedenken het woord van de Heere Jezus, dat de mens niet is gemaakt om de sabbath, maar de sabbath om de mens. Tot zulk een heiliging brengt de Héére ons niet, dat is geheel van de méns. De heiliging, die God brengt, is die heiliging, die uitwaaiert in de heiligmaking, die het hele leven doortrekt. Niet minder dan de waarachtige bekering. Wat natuurlijk nog iets anders is, iets meer is dan hier in de tekst bedoeld wordt. God stelt Zijn volk op deze dag onder de dienst der verzoening, onder de dienst des Evangelies. De genade moest op die dag werken. Wij moeten God door Zijn Geest die dag in ons laten werken, zoals de Heidelberger Catechismus ons zegt. En ziet daar dan maar voor u in het Oude Testament de taak van de priesters en het volk, in het nieuwe verbond de taak van de predikers en het volk. Vandaag zegt dit, dat de predikanten het Woord Gods, het Evangelie Gods hebben te verkondigen, naarstig en getrouw. Uitleg van het Woord en toeëigening van het Woord: voorstellen, uitleggen en aan het hart brengen. En van het volk zegt dat dit, dat het naar dit Evangelie moet begeren. Dan zal men niet alleen niet durven, maar ook niet willen ontbreken, waar het vrome volk vergaart. Wij moeten af van een halve zondagsviering. God heeft ons niet gegeven een sabbathsmórgen, maar een sabbathdag. En waar de genade van de dag Zijner opstanding, waar de Heere onder Zijn volk verschijnt, over ons komt, daar zullen wij zoeken toe te nemen in de genade en in de kennis van de Heere Jezus Christus. Dan hebben wij elke van God gezette dag nodig en wij zullen roemen de trouw van Hem, Die ons niet minder dan onder de schaduwendienst Zijn dagen geeft, Zijn dagen laat, en wij zullen Zijn dag noemen een verlustiging, opdat de Heere geheiligd worde.

K.a.Z.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HET TEKEN TUSSEN MIJ EN U

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's