Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Petrus onder de dienstknechten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Petrus onder de dienstknechten

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de dienstknechten en de dienaren stonden, hebbende een kolen vuur gemaakt, omdat het koud was, en warmden zich. Petrus stond bij hen en warmde zich. Een van de dienstknechten des Hogepriesters, die maagschap was van dengene, dien Petrus het oor afgehouwen had, zeide: Heb ik u niet gezien in de hof met Hem?

Johannes 18:18 en 26.

Wie was de discipel, die aan Petrus entree verschaft heeft in de hogepriesterlijke zaal? Sommigen menen, dat dat Johannes geweest moet zijn, omdat Johannes altijd van zichzelf in de derde persoon sprak. Dat zal wel niet zijn, want Johannes noemt zichzelf altijd , , de" andere discipel, maar hier spreekt hij van , , een" andere discipel. Een gemeentelid uit een vorige gemeente dacht, dat dit Judas geweest moet zijn. Ik meen dat hier niet gedacht moet worden aan één van de discipelen uit de engere kring, maar een discipel, zoals b.v. Nicodemus of Jozef van Arimathea, die inderdaad discipelen van Christus waren, en die inderdaad met de Hogepriester bekend geweest zijn. Wie het ook geweest is, denkelijk heeft deze discipel de grootste held, die zelfs het zwaard durfde trekken voor Jezus en die trouw gezworen had, entree verschaft met de gedachte: „Als iemand iets voor Jezus kan doen, dan moet hij het zijn." Als deze voorstelling juist is, is dat een groot bewijs van vertrouwen in Petrus. Wij willen zien hoe Petrus dit vertrouwen beantwoordde in onze tekst.

Petrus en de dienaren.

Op voorspraak van de onbekende discipel komt Petrus dan binnen in de hogepriesterlijke zaal. Eenmaal binnen gekomen spoedt Petrus zich niet voorwaarts om zijn Meester als getuige bij te staan. Dat zou wel prachtig gelegen gekomen zijn, want de Heere Christus wordt juist ondervraagd van Zijn discipelen en van Zijn leer. Van Zijn discipelen, hoevelen er waren en wat voor mensen dat waren. Petrus, vurige Petrus, wat wilt gij nog meer? Maar neen, Petrus houdt zich achter in de zaal. Waar de andere discipel gebleven is, dat weten wij niet. Maar daar waar Petrus zich ophoudt, daar is het niet zo best. Daar waren drie soorten mensen, nl. dienstknechten, dienaars, en de deurbewaarster, het belmeisje in het hogepriesterlijk paleis. Ze wo"rdt ook deurwaarster genoemd. De dienaars zullen tot het vaste huispersoneel van de hogepriester behoord hebben, want zo'n man was een soort vorst, een kerkvorst in Israël. Die kon er wel een hofhouding op na houden. Deze mensen zijn dan ook gerechtigd om bij deze zitting voor de soldaten, de tempelwachters, die hier tijdens het proces moesten wachthouden, een vuur aan te leggen in de voorzaal, waar de nacht koud was. Dit verhoogt ook nog het lijden van de Heere Jezus, dat Hij in de koortshitte van de stukgeslagen rug en tijdens het verhoor de koude van de nacht heeft moeten verduren. Geen leed is Hem bespaard.

Dat is dus een bont gezelschap, waarin Petrus zich bevindt, een huiswaarster, een meisje dat in zo'n geestelijk huis de ruwste wel niet zal zijn. Ze moet ook allerlei mensen kunnen ontvangen en al is het aan de poort, kunnen te woord staan. Ze zal ook in dat rijke huis een zekere beschaving hebben verkregen, gezien het feit, dat zij tegelijk de wat boerse taal van de Galileër Petrus opmerkt en ook dat zij dit dialect weet thuis te brengen. Een hogepriesterlijk huis krijgt ook de mensen uit het hele land. Dan de dienaren van de hogepriester, de lakeien, het mannelijk huispersoneel, wel tot alle huiselijke arbeid bestemd, mogelijk ook tot enig kantoorwerk voor de kerkvorst, dus waarschijnlijk ook een min of meer beschaafd soort lieden. En daarna de dienstknechten, soldaten, die zoëven de Heere Jezus gevangen hebben en gekneveld. Maar voorzover wij dat kunnen nagaan, allen mensen, die de Heere niet aanhingen, dat blijkt wel dadelijk uit hun optreden. Is dat nu een gezelschap, dat Petrus past? Dat hij daar zo vertrouwelijk bij gaat zitten aan het vuur? Kan Petrus nu op dit ogenblik behoefte hebben aan dit gezelschap? Daar zijn woorden gesproken, kennelijk vijandig tegen Christus. Kan deze discipel daar tussen staan en dit rustig aanhoren? Hij begeeft zich toch wel op heel glad ijs. Zelfs als straks hun vijandigheid zich ook tegen hem richt, houdt hij het bij hen uit, waarlijk niet om dan althans voor hen de pleitbezorger te zijn voor zijn Meester. Waarom niet terstond weg gegaan na de eerste aanval op hem? Petrus hoort hier niet. In zo'n gezelschap is het geen wonder, dat hij tot een val komt.

Lezer (es), is het thans niet de tijd om eens een woord te spreken over onze vriendschappen, over onze omgang? , , Wie een vriend dezer wereld wil zijn, wordt een vijand Gods gesteld." Nu zal Petrus niet uit vriendschap daar zijn gaan staan, Temeer moeten wij ons ook in onze omgang wachten. Wij kunnen ons daar niet ophouden of daar zitten geestelijke gevaren aan vast. In deze tijd houdt men er van om alle grenzen uit te wissen, daar is zelfs geen onderscheid meer tussen kerk en wereld. Met het grootste gemak wordt de kerk wereldgelijkvormig, wordt zij zelfs wereld, omdat men de grenzen uitwist, omdat men over alle grenzen heen stapt. Dat is zo gevaarlijk. Als men nu nog een boodschap aan de wereld heeft, dan is er niets tegen te zeggen, maar meestal heeft de wereld een boodschap aan ons. Dit volk is toch een heilig volk, een verkregen volk, het zal alleen wonen! Als uw ambt, uw beroep, of anderszins de omstandigheden u daar brengen, dan is er niets tegen te zeggen. Maar u past overal niet. Weest vooral een heilig volk, een afgezonderd volk, houdt u bij Jezus en bij de Zijnen.

Petrus bij het vuur.

Petrus stond bij hen en warmde zich. Wil een visserman het koud hebben, dan moet het ook wel koud zijn. In deze zelfde nacht heeft Petrus nog in Gethsémané in de buitenlucht liggen slapen. Hij stond bij hen. Hoe kan hij de koude voelen, nu hij ziet dat zijn Heiland zoveel lijdt. Hoe kan hij aan verwarming van zijn ledematen denken, nu het daar in de voorzaal over hem gaat. Jezus wordt ondervraagd over Zijn discipelen en over Zijn leer. Dus ook over Petrus. Is zijn hart dan zo verkild? Heeft hij dan niet nog juist te voren voor het eerst met de Heere Avondmaal gevierd? Wat is toch een mens, ook de mens Petrus! Petrus warmt zich, terwijl zijn Borg daar staat en moet klagen: , , Wat hitte doet mij branden!" Daar in de bovenzaal begint toch voor de Heere Jezus niets

minder dan het vuur van de helse kwellingen, en van de helse benauwdheden te branden. Dat voelt Hij in het schrijnen van de touwen, dat voelt Hij in de vuistslag, die een soldaat Hem toebrengt, waarschijnlijk een soldaat, die de Heere Jezus zelfs eertijds heeft horen , .leren". Althans op de indringende vraag van Jezus verstomt hij. Dat voelt Hij nu de toorn Gods over de zonde van Zijn volk op Hem komt te rusten. Daar brandt de straf over de zonde op Jezus. En staat nu Petrus zijn ledematen te warmen bij een kolenvuur?

Daar was wat anders, waaraan Petrus zich had kunnen, had behoren te warmen, namelijk aan die gadeloze ontferming van deze getrouwe Zaligmaker. Had Jezus niet gebeden tot de soldaten, ook tot deze soldaten, die hier bij het vuur nu staan: „Indien gij Mij zoekt, laat dezen henengaan"? Laat ook Petrus henengaan. Die warme liefde, die nog voor Petrus waakte in doodsgevaar. Dat Petrus hier niet gevangen en gebonden wordt, komt niet door zijn drievoudige leugen, maar dat komt door Jezus' voorbede. Wat een liefde, wat een hartverkwikkende, wat een hartverwarmende trouw. Laat er dan diep in het hart van Petrus liefde gewerkt hebben, die hem bewoog om Jezus ook nu te volgen, de liefde van zijn hart was het niet, waarbij Petrus zich warmen kon. Maar voorzeker wel de hartelijke liefde van Christus voor hem. Daarboven brandde een vuur van Middelaarsliefde en Middelaarstrouw, genoegzaam om Petrus alle koude te doen vergeten. Vele wateren zouden deze liefde niet uitblussen, zij was sterker dan de dood.

Wees dan mijn hulp; houd U niet ver van mij; Mij prangt de nood, benauwdheid is nabij; 'k Heb buiten U, daar ik zo bitter lij', Geen hulp te wachten.

Een stierenheir uit Bazan, sterk van krachten, En fel verwoed, omringt m' aan alle zijden; Mijn God. hoe zwaar, hoe smart'lijk valt dit lijden Voor mijn gemoed!

Zij rukken aan, met opgesperde mond, Gelijk een leeuw, al brullend in het rond; Ik vloei daarheen als waat'ren op de grond, Die zich verspreiden.

Mijn beend'ren zijn in Mij vaneen gescheiden. O dood'lijk uur! Wat hitte doet mij branden! Mijn hart is week, en smelt in d' ingewanden Als was voor 't vuur.

Lezer (es), laat ons toch niet zoeken de koestering van ons lichaam, zonder ons te bekommeren over dat, wat ons hart en onze zinnen kan verwarmen, namelijk van de borgtocht van deze getrouwe Zaligmaker. Laat ons ook na ontvangen genade, terwijl er misschien als bij Petrus toch nog iets van liefde in ons hart gloort, ons niet koesteren aan dat, wat toch onze zielen niet kan verkwikken.

Petrus' derde verzoeking.

De derde verzoeking van Petrus kwam niet van de zijde van de dienstmaagd, van de deurwaarster, maar van de zijde van één der soldaten van de Hogepriester. Deze man was familie van de man, wien Petrus het oor had afgeslagen, van Malchus. Hij was er ook zelf bij geweest, net als Malchus. En omdat Malchus familie van hem was, moet hem dit gebeuren wel zeer getroffen hebben. De geest, die in deze man was, komt wel hierin uit, dat hij wel oog gehad heeft voor wat Petrus deed, maar blijkbaar niet voor het feit, dat Jezus Petrus beval zijn zwaard in de schede te steken, blijkbaar ook niet voor het feit, dat de Heere Petrus bestrafte: , , Steek uw zwaard in de schede, want allen dit het zwaard nemen zullen door het zwaard vergaan." En zijn botte geest komt wel vooral hierdoor openbaar, dat hij zelfs geen oog had voor het wonder, dat Jezus aan zijn bloedverwant verrichtte, dat Hij hem het oor heelde. Zo dicht bij de wonderen des Heeren te staan, en dan nog niet eens daarvoor te staan. Dan nog voort te gaan in de weg van boze vijandschap jegens Christus en Zijn onderdanen. Hij zet Petrus wel op de zwaarste proef. De eerste verzoeking voor Petrus was: , , Gij waart ook met Hem." De tweede verzoeking was nog wat zwaarder: , , Gij zijt ook een Galileër en uw spraak gelijkt." De derde was wel heel zwaar. Hier komt iemand met bewijsvoering. Hier gaat spreken de ooggetuige. , , Heb ik u niet gezien in de hof met Hem? "

Daar kan Petrus toch al heel moeilijk meer onder uit. Ik heb u zelf gezien in de hof met Hem. De maagd heeft Petrus waarschijnlijk wel eens in de tempelvoorhof met Jezus gezien. Iedereen lette toch maar op Jezus en iedereen lette toch maar op die discipelen. Dit is een volk. dat niet verborgen kan blijven. Maar deze had hem in de hof gezien, deze man met het zwaard, deze man zwaaiend met het zwaard. Het feit dat hij Malchus het oor afsloeg zal er wel op duiden, dat hij hem de schedel zal hebben willen klieven, 't Was dus voor Petrus een hoogst gevaarlijke ontdekking, die deze soldaat daar bij dat vuur deed. Gij had de moordenaar van mijn bloedverwant kunnen zijn, als uw Meester het niet verhoed had. Kunt u begrijpen, dat Petrus in de klem geraakte? Wij denken wel eens wat te eenvoudig over Petrus' verloochening, 't Was erg, heel erg, maar er zat zo'n begrijpelijke kant aan. Had de ontdekking, die die soldaat deed, niet oorzaak kunnen zijn voor zijn onmiddellijke inhechtenisneming en executie? Petrus is werkelijk in gevaar, in levensgevaar.

En dan liegt Petrus voor de derde maal. En tegelijk verloochent hij Christus voor de derde maal.

Terwijl de Borg der waarheid getuigenis geeft, liegt de dienaar. Lezer (es), liegen is zonde, liegen is grote zonde. Had de Heere niet tot de vader der gelovigen gezegd: „Wandel voor Mijn aangezichten wees oprecht"? Liegen is groot kwaad, een kwaad dat rechtstreeks komt van de Vader der leugenen, de duivel! Maar liegen om bestwil, om lijfsbehoud, mag dat ook niet? Lezer (es), als wij dit alles goed indenken, dan kunnen wij Petrus' zonde alleen maar beter begrijpen. Misschien is er wel iemand, die in de oorlog voor dezelfde moeilijkheid gestaan heeft, en die geneigd is zo'n zonde van leugen en verloochening goed te keuren. Vraagt u maar eens aan Petrus, hoe die daarover gedacht heeft, toen hij bitterlijk weende, 't Is voor Petrus oorzaak geworden tot zijn waarachtige bekering. Vraagt u het maar eens aan een redeloos dier. Zelfs een haan kraait er nog naar! Vraagt u het eens aan de Heere Jezus, die Zich midden onder het rechtsgeding omkeerde om Petrus aan te zien met een ontdekkende, met een bestraffende, met een genadige blik. Zonde is zonde, of het nu bij Petrus is of bij een ander. En zonde moet vergeven worden, ook de zonde van de leugen en van de verloochening. En zonde kan ook vergeven worden, zelfs deze zonde.

K.a.Z.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 maart 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Petrus onder de dienstknechten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 maart 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's