Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zijn rust zal heerlijk zijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zijn rust zal heerlijk zijn

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En legden het in een graf. Lucas 23 : 53b.

„En Zijn rust zal heerlijk zijn." Zo lezen we in Jesaja 11 : 10. Hoe waard was de Heere Jezus het, dat Hij rusten mocht na dat grootste aller werken, dat Hij gedaan had. Na deze arbeid Zijner ziel mocht Zijn ziel rusten bij Zijn God. Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn. Zo had Hij tot de moordenaar gezegd. Vader, in Uwe handen beveel Ik Mijnen geest. Ja, Zijn ziel mocht rusten in de heerlijkheid, die Hij bij de Vader had, eer de wereld was. En geloof vrij, dat die rust heerlijk zou zijn.

Rusten mocht Hij ook naar het lichaam. De zweep van de drijver had opgehouden. Aan het lijden, aan de foltering, aan de spot, aan Zijn helse strijd was een einde gekomen. Over-leden was Hij, over het lijden heen. Niet meer jaagde de koorts door Zijn aderen. Niet meer smachtte Zijn tong van dorst. De hitte van Gods gramschap was geblust. Het zwaard van Gods toorn was tot rust gekomen. „En Zijn rust zal heerlijk zijn." Van de heerlijkheid van Zijn rust willen wij horen uit Lucas 23 : 53b.

Heerlijke rust: in de hand, die Hem begroef.

Zijn rust zal heerlijk zijn. Zo had Jesaja voorzegd. En God hield woord. Reeds voor de morgen van de opstanding gaat God Hem ere geven. Hoewel ook de begrafenis en het liggen in het graf een stuk van de borgtocht van Christus was, gaat voor Hem in vervulling de belofte, dat er een rust overblijft voor het volk van God. De Vader leidt alle dingen zo, dat de Christus met alle eer begraven werd.

Wie was de man, die God daartoe geroepen en gesteld heeft?

Jozef van Arimathea. Hij is afkomstig uit een stad der Joden. Het is het oude Ramathaïm Zofim of Rama, de plaats waar ook Samuël gewoond heeft. Deze man heeft iets van Samuël, was van God gesteld, als hij, om in de eerste kringen des lands te verkeren. Jozef was een raadsheer en behoorde tot diegenen uit het Sanhedrin of de raad der zeventigen, die de speciale kamer van de Hogepriester vormden. Hij zat dus op een van de eerste stoelen van Israëls grote raad en had uit hoofde van zijn functie vrij entree bij Pilatus. Hij was een achtbaar raadsheer, een man die nogal gezag had in die hoogste kringen en die niet alleen geacht wérd, maar die ook achtbaar was. Hij was een rechtvaardig man, die door de hoge kerkelijke politiek niet bedorven was, maar die in die hoge kringen zijn eigen weg ging en die weg was een rechtvaardige weg. Hij was bovendien een goed man, een man van een goede en edele gezindheid, een man die behalve een rechtschapen geest een goede en rechtvaardige aard had. In de vergadering had hij zich verzet tegen het algemeen gevoelen van de raad. Hij had tegen gestemd toen tot Jezus' vangst en dood besloten werd. En hij had niet gestaan op het standpunt, dat de minderheid zich bij het besluit van de meerderheid moest neerleggen. Hij had ook niet bewilligd in hun handel. Ook tegen de uitvoering van hun plannen had hij zich verzet en hij had aan die uitvoering niet kunnen en willen deelnemen. Johannes zegt, dat hij een bedekt discipel was om de vreze der Joden. Maar in die hoge kamer had hij dan toch wel kleur bekend en bij de begrafenis doet hij het zeker.

De Heere heeft ook onder de beschroomden Zijn discipelen, maar de genade, die in hen is, kan niet verborgen blijven. Vroeg of laat komt openbaar wat in hen is. Deze man verwachtte het koninkrijk Gods. Merkwaardig, dat dat van hem staat op het ogenblik dat er van een aards koninkrijk niets meer te verwachten is, dat er naar menselijke berekening niets meer te verwachten is. Deze man komt naast de moordenaar aan het kruis te staan. Hij verwacht nu en hier het koninkrijk.

Wat een geloofsdaden doe< -hü Hij begeert het lichaam van Jezu^. L»aarvoor stelt hij zijn eer en positie in de waagschaal. „Mag ik dat hebben", zo is zijn vraag. Dat hoofd bedekt met wonden, de zijde zo doorstoken, die handen, die voeten, die wonden, die begeert hij. Hij begeert ze niet als Thomas als tekenen voor zijn ongeloof, maar hij begeert ze als Zijn discipel. Lezer (es), is dat niet de vraag en de bede van al Gods gekenden? Begeren zij niet Jezus in het geronnen bloed, in de gedroogde tranen, in het speeksel op Zijn gelaat? Is er dan geen gedaante of heerlijkheid, dat wij Hem zouden begeerd hebben, er is een volk dat Hem toch, dat Hem zo begeert. Geef mij deze Jezus, die in de wonden het teken draagt, dat Hij de prijs heeft betaald. Geef mij deze Jezus, opdat ik vrede vinde in Zijn wonden.

Jozef neemt dat lichaam af van het kruis. Wat een daad der liefde. Het zal voor deze deftige en rijke heer ongewoon werk geweest zijn. Maar hij doet het. Dit dierbare lichaam is hem alles waard. Liefdedaden zijn het om dit gelaat, deze handen te reinigen. Is dat niet de begeerte van allen, die Hem die wonden sloegen door hun zonden, om Zijn wonden te reinigen? Maria van Magdala heeft Zijn voeten gekust. Jozef heeft ze gewassen. Jozef heeft dat lichaam met fijn lijnwaad omwonden. Deze rijke man heeft het fijnste genomen wat hij had voor Jezus. O, als er één geweest is, die horen mocht: „Ik was naakt, maar gij hebt Mij gekleed", dan is het Jozef de Raadsheer. Hij doet het tegengestelde van de soldaten, die Zijn klederen onder zich verdeelden. Voor verdeelde klederen stelde hij lijnwaad, voor de rok zonder naad, fijn lijnwaad. Het geloof is in de liefde werkende bij Jozef. Dat heeft Jozef er apart voor gekocht.

En hij legde Hem in een graf. Hier is ook de hoop werkzaam. Dat nieuwe graf, gehouwen in de rotssteen, zal hij wel voor zichzelf hebben laten uithouwen. Maar hij geeft zijn plaats aan Christus. Onze verheidenste tijd laat de lichamen verbranden, zulks uit hygiëne en onze verheidenste regering staat het toe. Dat past wel heel slecht bij 1 Cor. 15 : 42—44, waar de apostel spreekt van een gezaaid worden in de aarde tot de opkomst in de heerlijkheid der opstanding.

Dat past wel heel slecht bij Jezus' graf. Jozef begraaft Hem tot de opstanding, opdat Zijn rust heerlijk zal zijn.

En hij legde Hem in een graf.

Heerlijke rust: in de plaats, waar Hij gelegd werd.

Kom, lezer (es), sta met de vrouwen en aanschouw het graf. Jezus wordt in een nieuw graf gelegd, waar nooit iemand gelegd was. Wat een getrouw getuigenis van de echtheid van Zijn opstanding. Toen een man begraven werd in één graf met het gebeente van Elisa, stond die man op uit de doden toen hij in aanraking kwam met Elisa's gebeente. Had hier een ander in gelegen, men had kunnen zeggen, dat die, en niet Christus uit de doden was opgestaan. Maar God zorgt voor de waarheid van Jezus' opstanding. Een nieuw graf, waar nooit iemand gelegd was.

Hij is bij de rijken in hun dood geweest. Als God Hem na volbrachte arbeid in dit vorstelijke graf laat leggen, dan is Zijn rust heerlijk. Het is een voorspel op de eer, die God Hem in opstanding en hemelvaart bereiden zal. Het is een prediking voor hen, die achterbleven, dat God genade en ere geeft na verwerping en schande. Dit moet men zien, dat Hij rusten mag op Zijn slaapstede, op een vorstelijke slaapstede, in het graf van de zeer rijke Jozef. Dat is wat anders dan verbranding en een urntje met as. Christus' dood is geen dood meer, maar een slaap des doods. Al de verzachtende woorden voor dat ontzaglijke woord , , dood" komen hier vandaan. De groeve der vertering wordt de rustplaats der doden, wordt een akker, waarin de doden gezaaid worden, wordt een Friedhof.

Ja, Zijn rust zal heerlijk zijn. Met de rijke is Hij in hun dood geweest. Hij die niet had, waar Hij het hoofd op leggen kon, die arm geworden is. waar Hij rijk was, Die in gekregen kleren ging, die gekregen brood at, die in eens anders schip voer, Hij gaat wel in het graf van een ander, maar van een rijke, opdat men het weten zou, dat Zijn rust en opstanding heerlijk zouden zijn. Hij gaat straks in tot de eeuwige rijkdommen Gods, waar Hij met eer en heerlijkheid gekroond zal zijn.

Ja, Hij gaat in eens anders graf, Hij voor hen. Ook hier is Hij Borg, betalende en winnende Borg. Voor Zijn volk in het graf en Gij legt mij in het stof des doods, opdat zij in het graf met vrede zouden nederliggen, in de wetenschap: het is maar een slaap, en opdat zij zouden weten: Hij Die in ons graf inging zal waken over ons stof. Dood, waar is uw prikkel, hel, waar is uw overwinning?

Daarom heeft zich mijn kwijnend hart verblijd; Mijn tong, mijn eer, zingt Godgewijde tonen; Ook zal mijn vlees, thans afgesloofd, ten spijt Des vijands, in de grafkuil zeker wonen.

Gij zult mijn ziel niet in de hel vergeten; Uw Heii ge zal van geen verderving weten.

Gij maakt eerlang mij 't levenspad bekend, Waarvan, in druk, 't vooruitzicht mij verheugde;

Uw aangezicht, in gunst tot mij gewend, Schenkt mij in 't kort verzadiging van vreugde; De lieflijkheên van 't zalig hemelleven Zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven.

Heerlijke rust: in de tijd die Hij er lag.

En hij legde het in een graf. En het was de dag der voorbereiding en de sabbath kwam aan. Lezer (es), het is een opmerkelijk ding, dat de Heere Jezus van vrijdagavond tot zondagmorgen vroeg in het graf gelegen heeft. Dit was juist en welgeteld en welgemeten een Sabbath over. Gij weet hoe hoog de Sabbath stond. Dit is het enige gebod, dat met de schepping vervlochten is en dan ook bij de schepping werd ingezet. Als God Zijn wet op Horeb geeft, zegt Hij dan ook niet: Houdt de Sabbathdag. maar: gedenkt de Sabbathdag, dat gij die heiligt. Hier wordt bevolen de herinnering aan dat oude gebod. Zo hoog schatte de Heere dit gebod, dat Hij dit ene gebod uitlicht en gelijk stelt aan alle andere geboden samen in Jesaja: , , Die Mijn sabbathen onderhoudt en die Mijn geboden onderhoudt." En dat doet nu Christus. Hij gaat juist een Sabbath over in het graf om de verbroken sabbathen van Zijn volk te verzoenen. En het was de dag der voorbereiding en de sabbath kwam aan. Het was de 15e Nisan, de tweede grote dag van het feest, het Paasfeest en de dag van die sabbath was groot. En Christus gaat in het graf om een andere Sabbath te bereiden, de Nieuw-Testamentische, een ander Paasfeest, het Opstandingsfeest.

De ceremoniële sabbath wordt begraven en de Nieuw-Testamentische sabbath wordt ingesteld, niet meer de zevende dag om zes dagen te arbeiden naar de rust, maar de eerste dag der week, om zes dagen te arbeiden uit de rust. En Zijn rust zal heerlijk zijn. Van de vrouwen lezen wij, dat zij wedergekeerd zijn van het graf en dat zij bereidden specerijen en zalven. , , En op de sabbath rustten zij naar het gebod." Zij wisten dat nog niet, dat het oude voorbijgegaan was, dat het ceremoniële was afgeschaft en dat 't alles nieuw geworden was. Zij rustten naar het gebod. Ernstig en liefelijk staat het daar. Straks zullen zij ingaan in de Nieuw-Testamentische sabbath, door Jezus' liggen in het graf en door Zijn opstaan. En zij zullen andermaal rusten, maar nu naar het gebod der liefde. De zonde begraven, opdat het nieuwe leven op zou staan tot gerechtigheid.

Lezer (es), wat staat er hoger: de Oud-Testamentische sabbath of de Nieuw-Testamentische? De Oud-Testamentische rustte in de schepping, de Nieuw-Testamentische in de herschepping. De Nieuw-Testamentische werd door bloed verkregen. De Reformatorische vaderen stelden het hoge ideaal, dat die dag geheel gesteld zou worden in de dienst van dit Evangelie, , , dat men op de Sabbathdag, dat is de rustdag, tot de gemeente Gods naarstig zou komen om Gods Woord te horen, de sacramenten te gebruiken. God de Heere openlijk aan te roepen, den armen christelijke handreiking te doen, van zijn boze werken te rusten allen dage, de Heere door Zijn Geest in zich te laten werken, en alzo de eeuwige Sabbath in dit leven aan te vangen".

Christus in het'graf om zulk een sabbath te bereiden. Sabbath vieren, dat kan alleen dat volk, voor wie Christus begraven en opgestaan is. En anders hebt ge nog nooit de sabbath gehouden. En dan kan ik mij heel goed begrijpen, dat ge een strenge sabbathsviering kunt voorstaan en toch geen vrede hebben, want dat is buiten Christus. En ik kan mij heel goed begrijpen, dat ge geen zin hebt op die dag den Heere en Zijn Woord en Zijn dienst te wijden en dat er alles bij door kan. Maar dat is buiten Christus. Dan heeft Hij voor u niet in het graf gelegen en dan is Hij voor u niet opgestaan. Sabbathsschenders, genade moet u hebben om die dag te heiligen tot Zijn dienst.

Maar wil dan ook van ons begrijpen, dat Hij ons zo lief geworden is in Zijn begrafenis en in Zijn opstanding, dat wij die dag Hem en Zijn Woord, Hem en Zijn dienst geheel wijden. Die dag Zijner rust zal heerlijk zijn ook voor ons. Hij heeft Hem zo duur verworven. En die dienst als een liefdedienst weegt ons niet zwaar. Wij zijn het van harte eens met die Godgeleerde, die schreef: „Hoewel de dag veranderd is, is evenwel nog steeds ten volle van kracht: Gedenkt de Sabbathdag, dat gij die heiligt." Zij is ons een voorsmaak en een voorspel van de eeuwige Sabbath, waarin wij eeuwig en zonder zonde God zullen dienen. En hij legde het in een graf, opdat Zijn rust heerlijk zou zijn.

K.a.Z.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 april 1963

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's

Zijn rust zal heerlijk zijn

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 april 1963

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's