Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hemelvaartsgedachten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hemelvaartsgedachten

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze weken rondom de herdenking van de hemelvaart van de Heere Jezus Christus komen er allerlei gedachten op in ons hart. Er leeft immers in alle mensen een onbestemd verlangen naar geluk en vreugde, een hunkering naar het Paradijs, dat we verloren hebben. En wanneer wc dan horen van een kroningsfeest van de Heiland, wanneer we in deze dagen gedenken de hemelvaart van Hem, Die eerst uit de hemel nederkwam om de zonde te verzoenen en de schuld te betalen, kortom zijn Borgwerk te verrichten, dan richten zich onze gedachten meer dan anders op de heerlijkheid des hemels, die weggelegd is voor al dat volk dat God leert vrezen.

Het is dan ook geen wonder wanneer er nu verschillende vragen in ons hart opko - men over dood en eeuwigheid, over onze toekomst na onze dood. Zeker, er zijn tegenwoordig veel mensen, die menen, dat er geen toekomst is. Dood is dood en wanneer men eenmaal gestorven en begraven is, is het gedaan met de mens. Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Maar het geloof in de onsterfelijkheid der ziel is vanouds een algemeen bezit geweest van de gehele mensheid. Ook onder de heidenvolken kan men zich niet verzoenen met de gedachte, dat het na de dood zou zijn afgelopen: men draagt de vaste hoop in het hart, dat het einde van ons aardse bestaan een nieuw begin is. Men moge dan geheel verkeerde voorstellingen hebben van de toekomst aan de overzijde van het graf, dat er een toekomst is, staat voor al die volkeren vast.

De Heilige Schrift leert ons echter ook

duidelijk, dat die blinde heidenen in elk geval meer weten van de toekomst na de dood dan veel geleerde mensen in onze tijd. God heeft de mensen geschapen naar lichaam en ziel en wanneer het lichaam gelegd wordt in hèt graf, gaat de ziel als een zelfstandig wezen een andere toekomst in. Wanneer de aardse tabernakel des lichaams verbroken wordt, keert de geesc terug naar God, zo leert ons de Bijbel.

Natuurlijk kunnen er bezwaren ingebracht worden tegen de uitdrukking: onsterfelijke ziel. Men zou hier een tegenstelling maken tussen het lichaam, dat wel sterfelijk is en de ziel, die dan niet sterfelijk zou wezen. Maar we mogen niet vergeten, dat de gehele mens onderworpen is aan het oordeel des doods, niet alleen het lichaam maar ook de ziel. Sterven is geen vernietiging, maar er is voor lichaam en ziel beide een eeuwigheid. Het lichaam blijft immers niet in het graf, maar straks worden we opgewekt tot een eeuwig leven of tot een eeuwige dood. Heel de mens is voor de eeuwigheid geschapen niet alleen de ziel, maar ook het lichaam. Maar wat het lichaam betreft: wat in oneer en verderfelijkheid is gezaaid wordt in eer en onverderfelijkheid opgewekt en dit sterfelijke zal onsterfelijkheid aan doen, naar het woord van de apostel.

Voor zijn volk heeft de Heere Jezus Christus nu alles volbracht. Wie in Hem gelooft zal ook eeuwig bij Hem leven in het Vaderhuis met de vele woningen, in het nieuwe paradijs. En wanneer we de Bijbel lezen, vooral het Nieuwe Testament, dan opent daar zich voor al dat volk des Heeren een heerlijk vergezicht. De Heere Jezus is opgevaren ten hemel om voor Zijn volk plaats te bereiden. En dat is een heerlijke plaats.

We spraken reeds van het Vaderhuis met de vele woningen, maar verder wordt ons gesproken van een paradijs met klaterende fonteinen en stille wateren, van de hemel der heerlijkheid, waar de engelen en de zaligen één groot gezelschap vormen en waar de heerlijkheid Gods allen bestraalt, van een Boom des Levens, die ons doet denken aan het eerste Paradijs, aan de hof van Eden. Ja, dat leven wordt beschreven als een zalig leven, als een dankend en lovend leven. Gekleed in smetteloze witte klederen, met palmtakken in de handen en gouden kronen op de hoofden, zullen we daar eeuwig God loven en prijzen, zo ook wij behoren tot die kerk des Heeren, tot het volk, dat gewassen is in dat bloed des Lams.

Dat zal straks een leven wezen in de ongestoorde gemeenschap met God, zoals Adam en Eva dat kenden vóór de val. Want God zal dan in het midden van Zijn volk wonen en nimmermeer zullen we die zalige gemeenschap met de Heere kunnen verliezen. Daarom ook zal dat tweede paradijs nog veel heerlijker wezen dan het eerste.

Dat zal straks een leven wezen in het huis des Vaders. Daar zullen we derhalve kinderen wezen met elkander. Ge vraagt misschien hoe dat dan te verklaren is, dat er gesproken wordt van het Vaderhuis met de vele woningen? Dat is een door en door Bijbelse uitdrukking. De Heere Jezus heeft immers voor Zijn hemelvaart Zelf gezegd, dat Hij heen zou gaan om hen plaats te bereiden, waarbij Hij opmerkte: In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen. Wanneer we de nadruk hierbij laten vallen op het éne huis des Vaders, dan komt daarbij naar voren de eenheid der zaligen. Hier is de verdeeldheid, de scheiding. Maar daar zal het wezen één kudde onder één Herder. Daar zal het in waarheid wezen: één geloof en één hoop en één liefde. Maar in dat Vaderhuis zijn toch vele woningen. Er zal verscheidenheid wezen onder de zaligen.

Iemand schreef: „Zij zullen niet allen naar één model gevormd zijn. Zij zullen hun innerlijke verschillen, die hen op aarde kenmerkten, in de hemel bij toverslag verliezen. Er zal gewisselijk een heerlijke eenheid bestaan, maar in de eenheid een bonte verscheidenheid in talenten en gaven. De vele woningen zien op de vele sferen, waarin de bijzondere personen hun talenten ten volle zullen ontwikkelen. Maar hoe talrijk die sferen ook zijn, zij vormen alle tezamen het éne grote Vaderhuis.

Maar kunnen we nu ook een antwoord geven op de vraag hoe we nu in de hemel zullen leven. Zijn er in de Bijbel in dit opzicht heldere aanwijzingen waardoor we onze hoop mogen richten op dat hemelleven? We moeten dergelijke vragen niet uit nieuwsgierigheid stellen. Daar hebben we tenslotte niets aan. Maar we mogen toch wel een antwoord zoeken op de vraag wat nu eigenlijk onze verwachting is voor de eeuwigheid. En zoals we reeds hebberopgemerkt, deze dagen rondom de hemelvaart van Christus, stemmen ons vanzelf tot dergelijke overpeinzingen. We mogen ons daarbij echter niet wagen aan ijdele nieuwsgierigheid en een willen doordringen in de verborgen dingen. Maar toch is er vanuit de Schrift wel iets te zeggen over de zalige toekomst van Gods kerk.

De eerste vraag die we daarbij echter te beantwoorden hebben is deze: behoren wij tot die kerk des Heeren, zijn wij al wedergeboren tot een levende hoop?

In dit artikel zouden we nog antwoord zoeken vanuit de Schrift op de vraag hoe het leven zal wezen in de hemel waarheen de Heere Jezus Christus na volbrachte strijd is opgevaren om ten goede van zijn volk werkzaam te wezen voor het aangezicht des Vaders. Er worden in de Heilige Schrift slechts enkele dingen over dat hemelleven geopenbaard. Het is alsof de Heere dat voor ons verborgen heeft gehouden, opdat we onze roeping hier op aarde niet zouden verwaarlozen. Het zou voor ons te veel zijn wanneer die hemelse heerlijkheid ons zo klaar en helder was geopenbaard zoals het wezen zal.

Aan de andere kant echter heeft de Heere ons toch iets van dat hemelleven bekend gemaakt, opdat we door de hoop en de verwachting op die eeuwige toe-

komst gesterkt zouden worden in alle moeiten en zorgen des levens.

In de eerste plaats willen we u er dan op wijzen, dat ons lichaam neergelegd wordt in het graf en voorlopig alleen onze ziel zal delen in dat eeuwige leven. Nu moeten we niet denken, dat men in die hemelse heerlijkheid onmogelijk lichamelijk zou kunnen leven. Als gereformeerde belijders leggen we er immers de nadruk op, dat de Heere Jezus Christus lichamelijk is opgestaan van de doden en ook lichamelijk ten hemel is gevaren, ook al had Hij dan een nieuw verheerlijkt lichaam. Bovendien lezen we van Henoch dat de Heere hem van deze aarde wegnam vanwege zijn godvrezende wandel met God. En van Elia weten we ook, dat hij op een vurige wagen met vurige paarden is opgenomen in de hemel. Maar dat zijn slechts uitzonderingen. Bij het sterven wordt de ziel dergenen die God vrezen opgenomen in de hemel, terwijl het lichaam tot de jongste dag toe blijft rusten in het graf. Zolang we hier op aarde leven is de ziel bekleed met het lichaam. Nu heeft men wel eens gemeend, dat het lichaam als 't ware de gevangenis is waarin de ziel verkeert en dat dit de verlossing is wanneer de ziel uit het lichaam wordt bevrijd. En men wijst dan op de begeerte van Paulus om ontbonden en met Christus te wezen, daar dit zeer verreweg het beste zou zijn. Maar ontbonden worden wil hier niet zeggen, dat de ziel bevrijd moet worden uit het lichaam, maar „ontbinden geeft de voorstelling van een reis, waarbij de tent op deze plaats wordt afgebroken om haar elders weer op te richten".

Vandaar ook dat we spreken van onze reis naar de eeuwigheid. En het is het verlangen van Paulus om in dat eeuwige leven in te gaan om hier ontbonden te worden en zijn tent op te slaan in de heerlijkheid des hemels. Onze ziel gaat derhalve, voorzover we in Christus geloven, „van stonde aan tot haar Hoofd".

De zielen dergenen, die niet geloofd hebben zullen de eeuwige duisternis binnengaan. Die zielen leiden in de hemelse heerlijkheid echter een bewust leven. Men heeft het wel eens voorgesteld, dat de zielen tot de dag der opstanding in een diepe zieleslaap liggen te wachten op het geluid der bazuinen. Maar dan zou Paulus niet kunnen schrijven, dat het leven hem Christus en het sterven hem gewin was.

De zielen hebben een bewust leven, ze zijn ook zalig in dat leven, ze vieren daar de hemelse bruiloft met Christus de Bruidegom. De Schrift noemt het hemelleven op verschillende plaatsen een bruiloftsfeest om de heerlijkheid van dat hemelleven te tekenen. Ja, daar is het pas leven, want daar beantwoordt de mens weer aan zijn doel waartoe hij geschapen is: , , zijn Schepper recht kennen, Hem van harte liefhebben en met Hem in de eeuwige zaligheid leven".

Maar dan mogen we niet vergeten, dat daar in de hemel ook een taak is weggelegd voor Gods kinderen. Het is waar dat het hemelleven menigmaal wordt voorgesteld als een toestand van rust. Hoe kunnen we vertroost worden in de moeilijke strijd van deze aarde door het woord der Schrift, dat er een rust overblijft voor het volk van God. Maar die rust betekent niet hetzelfde als ledigheid. We zullen daarboven rusten van de moeite, de zorg, de nood, de ellende en van alles wat hier op aarde ons drukt en ook verbonden is met onze arbeid. Maar we zullen daar zeker een taak hebben. Lichamelijke arbeid is in de hemel natuurlijk onmogelijk. We hebben daar immers geen lichaam, dat rust tot de jongste dag in het graf. Maar we zullen toch een heerlijke taak hebben in de heerlijkheid des hemels, we zullen daar God dienen en loven en prijzen, zoals nu de heilige engelen al doen. Maar hoe die arbeid daar zal wezen en welke de taak precies zal zijn, die ons daar is opgedragen, daar kunnen we geen antwoord op geven, omdat de Heere dit ook voor ons verborgen heeft gehouden. Maar dit mogen we toch wel zeggen naar de Schrift: al onze arbeid, die we te verrichten hebben, zal strekken tot verheerlijking Gods.

Het zal ons duidelijk zijn, dat we van het hemelleven eigenlijk slechts kunnen stamelen. En we kunnen alleen maar nastamelen hetgeen de Heilige Schrift er over bekend maakt. Het zijn immers onuitsprekelijke dingen, die geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en die in geen mensenhart zijn opgeklommen, maar die God heeft weggelegd voor degenen die Hem vrezen.

Maar daardoor moeten we te meer de Heere gaan zoeken, opdat we hier op aarde voorbereid worden voor dat hemelleven. We moeten de weg zoeken, die tot dat leven leidt, opdat we niet verderven maar het eeuwige leven hebben. We moeten Christus hebben. Want Hij heeft niet gezegd: Ik ken de weg. Hij heeft ook niet gezegd: Ik wijs de weg. Hij heeft gezegd: Ik ben de weg. Hij is de weg naar de hemel, door zijn verzoenend lijden en sterven, door zijn opstanding en hemelvaart. Hij heeft alles volbracht. Maar dat volbrachte werk moet door de Heilige Geest worden toegepast aan onze harten. Dat Christus voor ons alles heeft volbracht is de grond voor onze zaligheid. Maar nu roept de hemelvaart van Christus om het Pinksterfeest, om de uitstorting van de Heilige Geest, opdat Deze in onze harten Christus openbare en wij mogen leven uit Hem en uit zijn volbrachte werk.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 mei 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Hemelvaartsgedachten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 mei 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's