Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus in het Genadeverbond

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus in het Genadeverbond

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het nummer van 1 dec. 1962 schreef ik een artikel waar boven stond: „Het Hoofd van het Genadeverbond". Uit onze lezerskring maakte toen iemand bezwaar. Ik zal het in zijn eigen woorden weergeven: „Zoals ik reeds aanmerkte lees ik uw schrijven in het Weekblad meest met instemming, maar in het nummer van 1 dec. kreeg ik toch een stuiting en wel in uw schrijven met opschrift „Het Hoofd van het Genadeverbond". Dominee, daar u, zoals ik reeds aanstipte, goed onderlegd zijt in de nagelaten geschriften van onze voorvaderen, kan ik mij niet indenken, dat u Christus als het Hoofd van het Genadeverbond stelt, daar ik dit nergens in de Schrift en ook niet bij onze vaderen kan vinden. Mag ik u een vraag stellen, dominee: welke plaats zegt u dan de Vader toe in het Genadeverbond, huishoudelijk aangemerkt? Mijn gevoelen is in deze: de Vader verkiest, de Zoon verdient, de Heilige Geest past toe, in het kort alles samengevat."

Dit is dus het bezwaar en op de vraag wil ik nu eerst ingaan. Daar zit inderdaad een moeilijkheid. De eerste vraag, die we moeten stellen om enig licht in deze te krijgen is: Met wie is het genadeverbond opgericht? Op deze vraag zijn twee antwoorden gangbaar. Het ene antwoord zegt: Het is opgericht met de gelovigen en hun kinderen. Het andere antwoord zegt: Het is opgericht met Christus en de uitverkorenen, die in Hem zijn. Wat is nu de waarheid? Ik denk, dat beide antwoorden bij elkaar genomen moeten worden. Ongetwijfeld behoren de uitverkorenen alleen tot het genadeverbond, zoals het in de eeuwigheid is opgericht. Naar mijn bescheiden mening moeten we ook in de eeuwigheid beginnen, want daar is het, dat Vader, Zoon en Heilige Geest het verbond des vredes sluiten, waarvan het genadeverbond niet te scheiden is. Dit Verbond des vredes is tussen de drie Personen. Dan is het inderdaad de Vader die verkiest.

In het Verbond des vredes is niet overeengekomen, dat alle gevallen mensen uit het verderf gered zouden worden. Wel zegt de Heere tot Zijn volk in Jeremia 31 : 3: Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde." Maar dat staat hier niet van alle mensen. In het Vredesverbond ging het om bepaalde personen, die God aan de Zoon gaf. De Heere Jezus zegt dat duidelijk in Johannes 17: Ik heb uw Naam geopenbaard den mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt." En ook: Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij mijn heerlijkheid mogen aanschouwen." Dus de Vader verkiest. Hier zullen we wel geen verschil over hebben.

En nu de Zoon. Hij verdient. Maar voor wie? Toch niet voor alle mensen, van wie Hij verder los staat? Dat verdienen doet ons denken aan het werkverbond. Daar was het Adam, die verdienen moest en kon. Hoe was Adam daar? Hij was in het werkverbond als vevbondshoofd. Tegen dit woord zal mijn correspondent geen bezwaar hebben. Adam heeft de zaligheid niet verdiend, maar verloren door zijn overtreding. Hij heeft zichzelf en zijn nakomelingen van de heerlijkheid beroofd. Door hem is niet het leven, maar de dood in de wereld gekomen. We lezen daarvan in 1 Corinthe 15 en in Romeinen 5: want dewijl de dood door één mens is", zegt 1 Cor. 15:21. Hoe kon Adam de dood over alle mensen brengen? Omdat hij het verbondshoofd was. Daarom heeft, door de misdaad van één, de dood geheerst door die éne. Hoe komt nu het leven tot Gods kinderen? Doordat er een nieuw Verbondshoofd gesteld is, dacht ik. „Want dewijl de dood door één mens is, zo is ook de opstanding der doden door één Mens."

Er is een eerste Adam, die het werkverbond schond. Maar er is ook een tweede Adam, die het werkverbond hield. Dat was in de Raad des vredes overeengekomen. De Zoon zou mens worden en in het vlees gekomen zijnde de eis van het werkverbond in elk opzicht voldoen.. Voor wie? Voor allen, van wie Hij het Hoofd is, het Verbondshoofd.

Zou hier een ander antwoord passen? Ik vind in de Schrift, dat Christus met Adam vergeleken wordt. Voor Adam hebben we de naam verbondshoofd. Dat lijkt mij een zeer passende naam. Hij is het hoofd van het werkverbond. De Zoon Gods, de Christus, komt in zijn plaats. Door de zonde van Adam komt over allen, die met Adam verbonden zijn, de dood. Door de rechtvaardige daden van Christus komt over allen, die met Hem verbonden zijn, het leven. „Want gelijk door de ongehoorzaamheid van die éne mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Eén velen tot rechtvaardigen gesteld worden." In Romeinen 5:18 wordt gezegd, dat de genade over alle mensen komt tot rechtvaardigmaking des levens door één rechtvaardigheid. Met alle mensen is hier ongetwijfeld bedoeld: lle mensen die in Christus zijn. Ik meen nu, dat in deze en dergelijke Schriftgedeelten ons het recht gegeven wordt om de Heere Jezus Verbondshoofd te noemen in plaats van de eerste Adam. Ik zou ook niet weten, wat er op tegen is. Mogelijk dat iemand een nadere verklaring wil van het woord Hoofd. Daar wordt natuurlijk mee aangeduid, dat de Christus allen in Zich besluit en dat Hij één is met heel Zijn volk. Het woord komt in Efeze en Colossenzen voor. „Hij is het Hoofd des lichaams, nl. der gemeente" (Coll. 1 : 18). Wat is de gemeente? Dat zijn de bondelingen in 't algemeen en dan in het bijzonder de ware bondelingen. Daarvan nu is Christus het Hoofd. Dat zegt de Schrift.

Mijn briefschrijver heeft echter ook nog opgemerkt: „Ik kan uw stelling in de Schrift niet vinden, dat Christus het Hoofd van het genadeverbond is. Paulus schrijft aan Timotheüs: „Daar is één God, daar is ook één Middelaar Gods en der mensen, de mens Christus Jezus." Op een andere plaats zegt hij: „Van een zoveel beter verbond is Christus (Hoofd? neen: ) Borg geworden". Wel, zou ik zeggen, dat Christus, zoals ik meen aangetoond te hebben, als Hoofd van het genadeverbond kan aangemerkt worden of in elk geval een plaats in het genadeverbond heeft gelijk Adam in het werkverbond, sluit niet uit, dat Hij ook Middelaar en Borg genoemd kan worden. Dat het dus in de aangehaalde teksten niet staat geschreven, betekent niet, dat Romeinen 5 en 1 Cor. 15 geen gegevens bieden voor de naam „Hoofd".

En nu de vaderen. Onze briefschrijver heeft hiervan nooit iets bij de vaderen gevonden. Hij heeft natuurlijk niet alles hierover gelezen en ik ook niet, maar toch kan ik hem wel iets verder helpen. Misschien bezit hij van Thomas Boston: „Een beschouwing van het verbond der genade". In de voorrede kan hij daar reeds het volgende vinden. „Dat met Adam een verbond der werken is ingegaan geweest in de staat der rechtheid, bewijzen wij uit de tegenstelling, die er gevonden wordt tussen Adam en tussen Christus, Romeinen 5. Door Christus nu wordt het leven medegedeeld aan de uitverkorenen als door een Verbonds-hoofd, dat hem representeerde, zodat alles, dat Hij in dat Verbond deed als hun Hoofd was voor hen en in hun plaats. Uit kracht nu van de tegenstelling moet noodwendig voortvloeien, dat de dood en de ellende Adams nakomelingen overkomt, vermits Hij het Hoofd was in een Verbond, waarin de dood op de ongehoorzaamheid gedreigd wordt."

Ik besloot van Adam tot Christus, Comrie omgekeerd, maar deze is toch wel zoveel vader, dat ik hem mag noemen als een vertrouwd man, die Christus Hoofd van het verbond noemt. Ik schreef: Comrie. Dit is geen vergissing, want deze voorrede is van A. Comrie. Maar dan nu Boston zelf. Een opmerking ga vooraf. Voor Boston en voor Comrie vallen vrederaad en genadeverbond tamelijk samen. Of deze vereenzelviging juist is valt te betwijfelen. Ik geloof, dat we onderscheid moeten stellen. Dat is er nu eenmaal. Ik heb echter minstens zoveel bezwaar tegen de drie-verbondenleer. Dan wordt het werkverbond, het verbond der verlossing en het genadeverbond apart genomen en de laatste twee niet genoeg als een geheel gezien. Het bezwaar van een genadeverbond als een derde verbond is dan wel, dat sommigen dan aangemerkt worden als tenvolle in het genavedverbond zijnde, die later toch uitgeworpen worden. Maar over de drie verbonden handelen wij nu niet. Daarin ben ik het eer met Bavinck eens als hij schrijft: „Er zijn in de Schrift slechts twee verbonden, twee wegen voor de mens ten hemel, namelijk het werk-en het genadeverbond. Het werkverbond is

de weg ten hemel voor de ongevallen, het genadeverbond die voor de gevallen mens." Alleen, meen ik, dat men meer ondei scheiding moet maken tussen het genadeverbond zelf en de bediening van het genadeverbond. In de bediening komt het tot Adam en Eva.

Wordt het nu bij Adam voor het eerst opgericht? Dat wil er bij mij niet in. Het genadeverbond heeft evenmin zijn vastigheid in Adam als het werkverbond. Het genadeverbond ligt vast in Christus. Hij is de andere partij. Zo stelt het ook Boston. Op blz 56 van de Banier-uitgave is Thomas Boston aan het hoofdstuk bezig: De onderhandelende personen in het verbond der genade". Hij schrijft: Wij hebben gezien, dat aan de ene zijde in het Verbond der Genade, God zelf is: an de andere zijde nu is Jezus Christus de Zone Gods met zijn geestelijk zaad, Hebr. 2:13: ie daar Ik en de kinderen, die Mij God gegeven heeft. De eerste als de onderhandelende Persoon en Ondernemer; de laatste als voor wie gehandeid en dit verbond gemaakt zij; een goede reden voor Zijn naam Emman'uël, hetwelk is, overgezet zijnde, God met ons, Matth. 1 : 23.

Dus is dan de onderhandelende Persoon met God, in het Verbond der Genade, onze Heere Jezus Christus. Hij alleen bestiert de belangen der mensen in dit eeuwig verdrag. Want toen het gemaakt werd was niemand van hen in wezen. Ook zouden zij, indien zij in wezen geweest waren, niet in staat geweest zijn enige hulp te verlenen. Jezus Christus nu, de onderhandelende Persoon, aan de zijde van de mens in het Verbond der Genade, is volgens onze teksten aan te merken, als de laatste of tweede Adam, het Hoofd en verbeeldende het zaad, de verloren zondaren der menselijke geslachts, zij voor wie gehandeld en dit verbond gemaakt is. En aldus stelde Hij Zichzelf tot Middelaar, tussen een beledigd rechtvaardig God en de beledigende mens, onschuldig voor Hem... En dus werd het Verbond der genade, hetwelk niet terstond met de zondaren gemaakt kon worden, met Christus de laatste Adam, hun Hoofd en Plaatsverbeelder gemaakt, bemiddelende tussen God en hen".

Wie hier meer van lezen wil raadplege het genoemde boek. Ik meen hiermee twee vaders genoemd te hebben in welker uiteenzettingen gesproken wordt en dat, meen ik, met goede reden. De laatste tijd is een boek van Olevianus herdrukt over het Genadeverbond. De kopers daarvan verwijs ik naar het gedeelte met de titel: „Het wezen des Genadeverbonds tussen God en de uitverkorenen". Olevianus zegt daar ook. dat het Genadeverbond is opgericht met Christus, in wie de uitverkorenen begrepen zijn. Hij maakt dan onderscheid tussen het wezen van het genadeverbond en de bediening er van. In paragraaf 2 lees ik: Maar aangezien deze beloofde zaken onder het nieuwe verbond of testament niet aan allen geschonken worden, en God evenwel waarachtig is, zo moet het verbond noodzakelijk onderscheiden worden. Tweeledig nu wordt het verbond genomen. Ten eerste van het verbondswezen zelf, of voor de zaken zelve, die van God beloofd zijn. Ten andere voor deszelfs bediening in de zichtbare kerk.

In de eerste betekenis wordt het in de zo even aangehaalde plaats bij Jeremia 31 genomen, en die is de uitverkorenen bijzonder eigen, want aan die allen en aan die alleen worden die twee delen beloofd, de vergeving der zonden en de vernieuwing naar Gods beeld en ook wordt hun zelfs de kennis Gods beloofd, waardoor zij de beide weldaden Gods aannemen, die zij uit en van zichzelf nooit zouden gehad hebben... Derhalve zo is het genadeverbond, indien men op deszelfs wezen ziet, een beloofd en van God bezworen schenken van Zichzelf, tot een God, die, nooit op ons toornen zal (Jesaja 54 : 9), en een aannemen van ons tot kinderen Gods en erfgenamen des eeuwigen levens in Jezus Christus, de eeuwige en eniggeboren Zoon van God, gedaan aan het zaad Abrahams, welke is Christus en aan de degenen die, met het geloof uit genade begiftigd, dit zaad ingelijfd worden. en in hetzelve gerechtvaardigd en verheerlijkt worden, zonder voorwaarde of beding van enige goede gedachte uit hun eigen krachten."

Wat is nu de bediening van het Genadeverbond? Die is voor de uitverkorenen en de verworpenen verschillend. Het is een roeping uit de duisternis, waarvan men overtuigd wordt uit de wet. Het is een roeping tot erkentenis van schuld en strafwaardigheid en tot aanneming van de Zoon Gods. Deze roeping geschiedt uitwendig door het Woord en de Sacramenten. Maar voor de uitverkorenen doet God er iets bij. „Terwijl er evenwel een inwendige kracht de onverdiende genadegaven des geloofs en der bekering bij doet uit de oneindige bron der barmhartigheid over de uitverkorenen. Doch die er omtrent de verworpenen door een, hoewel onbegrijpelijk, evenwel rechtvaardig en aanbiddelijk oordeel Gods, niet bijgedaan wordt."

Dan verwerpt de moedwillige boosheid en weerspannigheid des harten de aangeboden genade. De mens gaat verloren doordat hij niet wil. Hij wordt behouden, doordat God de onwillige gewillig maakt.

Wat wil ik nu bereikt hebben? Dat mijn lezer het met mij eens is? Neen, maar dat

hij ziet, tot zijn vreugde, dat ik niet helemaal buiten de Schrift en de vaderen hiermee sta. Trouwens de Dordtse Leerregels spreken in Hoofdstuk I, 7 ook uit, dat God Christus van eeuwigheid tot een Middelaar en Hoofd van alle uitverkorenen gesteld heeft. Ik wil evenwel ook graag zeggen, dat in de bediening van het Genadeverbond God het opricht met de gelovigen en hun zaad, telkens weer. Ook is alle zaad op een bepaalde wijze in het verbond, en wij werpen er het zaad niet uit. Het gelovige zaad alleen is in het wezen, de anderen in de bediening.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 augustus 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Christus in het Genadeverbond

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 augustus 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's