Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SAULS VERWERPING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SAULS VERWERPING

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Samuël zag Saul niet meer tot de dag zijns doods toe; evenwel droeg Samuël leed om Saul, en het berouwde de Heere, dat Hij Saul tot koning over Israël gemaakt had 1 Sam. 15 : 35.

Sauls zonde.

Een bekend profetenwoord uit de geschiedenis, die wij ter behandeling hebben, is: „Gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen; want wederspannigheid is een zonde der toverij en wederstreven is afgoderij en beeldendienst." God vraagt gehoorzaamheid aan Zijn wil, aan Zijn woord. Doet men dat niet, dan is toch het volgen van eigen inzicht, van eigen overtuiging, zelfs van de inspraak van eigen hart afgoderij of beeldendienst. Deze ongehoorzaamheid is met het duurste offer niet goed te maken. Dit is de gedachte van ons teksthoofdstuk. Hoort dan nu het woord Gods!

Amalek heeft Israël belaagd en bestreden op diens tocht van Egypte naar Kanaan. Daar is Amalek wel verslagen, maar het is de erfvijand van Israël gebleven. God is dat niet vergeten en geeft bevel om de zonde van Amalek te bezoeken. Amalek moet door de dood verbannen worden, zonder uitzondering, met alles wat hij heeft, hetzij man, hetzij vrouw, hetzij schaap, hetzij rund. Aan Saul, de nieuwe koning van Israël, wordt die opdracht gegeven in de naam des Heeren, door Samuël, de man Gods. Saul gaat heen met zijn leger en volbrengt zijn opdracht. Dat wil zeggen, hij verschoont de Kenieten. Dat was goed, want de Kenieten, het geslacht van Hobab. was aangezegd, dat zij weldadigheid zouden ontvangen, als zij Israël tot ogen zouden zijn bij de tocht door de woestijn. Hobab en de zijnen hebben woord gehouden en nu zal Israël, na ruim vier eeuwen, woord houden aan de Kenieten. Ook spaarde Saul de koning der Amalekieten Agag en het beste van het vee, toen hij Amalek geslagen had van Havila af tot daar ge komt tot Sur, dat voor aan Egypte is. Van dat vee spaarden zij echter niet alleen het beste, maar ook het naast beste. Koning Saul spaarde Amaleks koning Agag en het volk spaarde al dat vee. Saul scheen het wel indrukwekkend te vinden, om als een overwinnende koning weer te keren uit de strijd tegen die oude erfvijanden met als krijgstrofee de overwonnen vorst achter zijn wagen. Ook scheen hij het wel indrukwekkend te vinden en mild voor het volk, als hij hen toeliet die hele tros vee achter zich aan te voeren. Zij hadden de strijd gewonnen, eerlijk gewonnen. Nu zij zich losmaakten mochten zij zich toch wel beroemen, wat zij ten slotte niet gedaan hadden toen zij zich aangordden. Alleen, daar was een gebod Gods geweest: „Verban alles, dood alles, want Ik heb bezocht hetgeen Amalek aan Israël gedaan heeft, hoe hij zich tegen hem gesteld heeft op de weg, toen hij uit Egypte opkwam!" Lezer(es), wie Gods volk aanraakt, die raakt Gods oogappel aan. Nooit is het één volk goed gegaan, dat zich aan het Israël Gods vergrepen heeft, 't Was reeds Egypte kwalijk vergaan. dat zij dit volk eeuwen lang verdrukt hadden. Nu is de beurt aan Amalek. Zo lang had dit volk Israël gehaat en God had dit gezien en het niet vergeten. Behalve dit was de wreedheid van Agag, waarmee hij moeders van hun kinderen beroofde door het zwaard, bij God gedacht. En dit vijandige volk en deze vijandige koning, zij moesten sterven onder het gericht Gods. Zelfs hun bezit zou niet gespaard worden. Lezer (es), wees gewaarschuwd, tast Gods volk niet aan, doet Zijn profeten geen kwaad. God staat niet altijd direct gereed dit kwaad te straffen, maar het komt wel, al kan de Heere die straf soms geslachten lang uitstellen. Volgt niet de lijn van Agag, maar die van Hobab. Doet dat om uw eigen behoud, doet het ook om het behoud van uw kinderen en van uw kleinkinderen.

Saul spaart Agag en het volk spaart het vee, terwijl Saul aan het volk het gebod Gods bekend gemaakt had aan het begin van de veldtocht. Zij hebben het dus wel geweten, dat zij goddelijke gerechtigheid hadden te oefenen. Geen wonder, dat de Heere Samuël stuurt, om Saul zijn zonden aan te zeggen. Saul weigert Gods nadrukkelijk gebod te gehoorzamen. Was dan deze zonde zo belangrijk, dat dit nu juist Sauls verwerping ten gevolge had? Ja, want met deze zonde schaarde Saul zich innerlijk aan de zijde van Israëls vijanden en met deze zonde maakte Saul zich innerlijk los van zijn volk en van zijn voorgeslacht. Dit is de zonde van het breken met het geloof. Wat Saul nu verder ook voorwendt, als een ongelovige staat hij daar voor zijn God.

Samuëls bestraffing.

Als Samuël van zijn God hoort, dat de Heere berouw heeft dat Hij Saul koning gemaakt heeft, ontsteekt Samuël in toorn tegen Saul en tegelijk roept hij die ganse nacht tot God. Dan gaat wSamuël tot Saul. die een erezuil voor zich opgericht had en met veel drukte naar Gilgal getrokken was. Met evenveel drukte komt hij Samuël tegemoet en groet hem uitbundig: „Gezegend zijt gij den Heere!" In één adem laat hij er op volgen: „Ik heb des Heeren woord bevestigd." Samuël, die door God allang op de hoogte gesteld is van het gebeurde, vraagt aan Saul: „Wat is dan dit voor een stem der schapen in mijn oren, en een stem der runderen, die ik hoor? " Saul geeft het volk de schuld en schuilt zelf weg achter het volk en geeft een vrome draai aan het gebeurde: , , Het volk heeft het beste van de schapen en de runderen verschoond om den Heere uw God te offeren, het overige hebben wij verbannen." Hebben wij verbannen. Saul verzwijgt het voornaamste, dat hij namelijk koning Agag verschoond heeft. Zozeer was dit het voornaamste, dat straks Samuël aan Agag het gericht Gods vervult, maar naar de schapen en de runderen niet meer omkijkt. Het overige hebben wij verbannen: het beste dan niet, het naast beste dan niet en de koning dan niet.

„Houd op", zegt Samuël, , , 'k zal u openbaren wat de Heere mij vannacht geopenbaard heeft." „Toen gij klein waart in uw ogen, heeft de Heere u tot koning

gezalfd." Dat is toch voor een koning, dat is toch voor elk mens een eerste vereiste: klein zijn in eigen ogen. Nederigheid gaat voor de ere. God wederstaat de hoovaardigen, maar de nederigen schenkt Hij genade. God had u gezegd de Amalekieten te niet te doen, omdat zij zondaars voor de Heere waren. Zij hadden nu de maat hunner zonden voor God vol gemaakt.

Nog eens schuilt Saul achter het volk, nog eens wendt hij voor Gode te willen offeren. Als gij niet gehoorzaamt, heeft God geen lust aan offers. Dan vertelt Samuël, dat God hem verworpen heeft van het koningschap. Dan eerst toont Saul berouw, maar wat voor berouw! , , Ik heb gezondigd, ik heb 's Heeren bevel en uw woorden overtreden, ik heb het volk gevreesd, 'k heb naar de stem van het volk gehoord. Keer met mij, dat ik de Heere aanbidde."

Wat een belijdenis. Gods woord verworpen en het woord van het volk gevolgd. Maar ook wat een schrale belijdenis: woorden, woorden zonder inhoud. Het blijkt, dat het koninkrijk, zijn koninkrijk, hem meer weegt dan „het" koninkrijk, dan het koninkrijk Gods. Als Samuël niet met hem wil gaan en zich omkeert, dan grijpt Saul Samuëls mantel en wil hem terughouden. Samuëls kleed scheurt en terwijl Saul met de slip van Samuëls kleed in de hand staat, zegt Samuël: „De Heere heeft heden het koninkrijk van u afgescheurd en heeft het aan uw naaste gegeven, die beter is dan gij. Ook liegt Hij, Die de Overwinning Israëls is, niet en het berouwt Hem niet, want Hij is geen mens, dat Hem iets berouwen zou."

Dan, als hij zo nadrukkelijk hoort, dat het koninkrijk van hem genomen zal worden, komt de ware aard van Sauls berouw voor de dag. 't Is hem om zijn koninkrijk te doen, niet om Gods Koninkrijk. „Eer mij toch voor de oudsten en voor het volk." Lezer (es), het is niet zo gemakkelijk om zondaar voor God te worden. Dat is niet aan ons, maar dat is aan de Heere. Daar kunnen wij onszelf niet brengen, 't Is zo'n groot goed, als wij voor God mogen buigen en als wij zedelijk en geestelijk schuld mogen belijden. De Heere zegt: „Als zij zich schuldig kennen, dan zal Ik ze genadig zijn, dan zal Ik aan mijn verbond gedenken." 't Is ook zo noodzakelijk voor vorst en onderdaan, voor u en voor mij, dat wij zondaar voor God worden in alles, waarin wij Zijn bevelen overtreden hebben. De Heere zegt: „Alleenlijk dit, ken uw ongerechtigheid!" 't Is de zekerste weg tot de vergeving, 't Is de zekerste weg tot de genade. Dat mist niet. Maar 't moet echt zijn. Wij moeten om Gods wille berouw hebben over de zonde, niet om onszelfs wil. 't Moet ons niet berouwen uit oorzaak van de straf, maar uit oorzaak van de gerechtigheid Gods, uit oorzaak van het bevel Gods. Zo niet, dan zullen wij blijven in onze zonden. Het trots gedrag des bozen doet Mij spreken in 't beklemd gemoed: „Gods vrees is uit zijn ogen."

Wijl hij zo lang zichzelve vleit, Tot God zijn ongerechtigheid Niet langer kan gedogen.

Bedrog en onrecht spreekt zijn mond; 't Verstand laat na. de ware grond Van 't weldoen op te merken. Des nachts is 't kwaad zijn overleg; Hij stelt zich op een boze weg En schuwt geen snode werken.

Gods verwerping.

De Heere laat Samuël doen, wat Saul nagelaten heeft, namelijk om gerechtigheid aan Amalek te doen. „Breng Agag hier tot mij." Agag, die gemeend heeft aan de wraak van Saul ontkomen te zijn, vreest allerminst een profeet als Samuël. Profeten moeten altijd zachte mensen zijn, profeten moeten alleen maar genade bewijzen, als men wil: aan iedereen, zonder uitzondering. Profeten moeten mensen zijn van de algemene verzoening. Profeten moeten tegen de doodstraf zijn. Weelderig en trots stapt koning Agag op Samuël aan: „Voorwaar, de bitterheid des doods is geweken." Mij wacht nu weer het leven. Mij wacht uit Samuëls hand zeker de gratie. Maar Samuël, de ziener, die heel het leven van Agag doorziet, weet van al zijn stoute stukken: „Gelijk als uw zwaard de vrouwen van haar kinderen beroofd heeft, alzo zal uw moeder van kinderen beroofd worden onder de vrouwen." Dan houwt Samuël Agag in stukken, voor het aangezicht des Heeren te Gilgal. Zo staat het er. Gode wordt gerechtigheid gedaan. Misschien dat iemand denkt: „Wat een barbaarse tijden." Geliefden, zulke dingen en veel meer en veel ergere gebeuren van de zijde van het ongeloof en van de wereld. Barbaarse tijden denkt gij? Weet dan, dat in het einde de engelen aan de zondaars doen zullen, wat Samuël gedaan heeft aan Agag.

Samuël gaat naar Rama en Saul gaat naar Gibea Sauls. Ze hebben elkander tot aan hun dood toe niet meer ontmoet. Twee die zo aan elkaar verbonden geweest waren. Samuël schijnt Saul nooit geheel kwijt geraakt te zijn in zijn leven. Hij heeft leed gedragen om Saul. Toen Saul klein was in zijn ogen, was hij bruikbaar voor God. Tóén was hij, zó was hij ook bemind bij Samuël. Samuël had veel van de veelbelovende jongen verwacht, had ook geestelijk veel van hem verwacht. Daar was reden voor. Saul was van God verkoren tot het koningschap. God had hem aan Samuël aangewezen. Daar was zelfs olie op zijn hoofd geweest. Saul was onder de profeten geweest, had de woorden Gods gesproken. Samuël heeft leed over hem gedragen, heeft dat nooit kunnen vergeten. Als men iemand, van wie men wat groots verwacht, gaande weg dieper ziet wegzakken, als men van iemand weet, dat hij door God verworpen is, dat geeft aan een Godvruchtig gemoed als dat van Samuël bittere smart. Gods levende volk weet zo goed wat het is, als iemand verloren gaat. Dat weet Gods volk beter dan zij die verloren gaan. Samuël heeft er meer leed over gedragen dan Saul zelf.

En God had berouw over Saul, dat Hij hem koning gemaakt had. Dan zien wij Saul al dieper wegzinken. Hij keert naar Gibea Sauls, zet zijn gewone koningsleven voort. David komt aan het hof. De jaloersheid neemt de overhand over Sauls hart. De bitterheid gaat zijn ziel vervullen. De lans trilt in de wand boven Davids hoofd. David wordt gejaagd als een hoen op de bergen. Saul gaat al meer piekeren, wordt krankzinnig, verlaat al meer Gods woord, gaat ten slotte tot de waarzegster te Endor en valt ten slotte in zijn eigen zwaard. Wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen.

Lezer (es), zie eens hoevelen God verlaten, de kerkedienst Gods verlaten, de bevelen Gods verzaken, de waarheid van de heilsleer verlaten. Hun zal het niet anders vergaan dan deze eerste koning van Israël. Smart op smart zal hun deel zijn. En wee hen, als zij berouw zullen krijgen als Saul. Dat zal ze wel op de knieën brengen als Saul, maar daar zal geen stem, geen antwoorder zijn. Let daar wel op als de Samuëls, de dienaren Gods u de rug toekeren. Dat is nóg mogelijk, terwijl zij misschien leed om u dragen in hun hart. Gij hebt misschien ook veel doen verwachten voor het Koninkrijk Gods. Was dat dan alles maar een waterloze wolk? Wendt u toch tot God met een oprecht hart en Hij zal u aannemen. Doch zo niet, ziet hoe de verwerping van trede tot trede in de diepte voert. Wee hen, indien Ik van hen geweken zal zijn, zegt de Heere.

K.a.Z.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 augustus 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

SAULS VERWERPING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 augustus 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's