Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gedichten van een koning

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gedichten van een koning

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijn hart geeft een goede rede op; ik zegge mijn gedichten uit van een koning, mijn tong is een pen eens vaardigen schrijvers.

Psalm 45 : 2.

Koningspsalmen zijn er meerdere in de Psalmbundel: Psalm 21, Psalm 45, Psalm 72. Daarin wordt over historische personen heen op Christus gezien, van Christus gezongen. Merkwaardig, dat van de drie ambten van Christus alleen het koninklijke ambt zo bijzonder bezongen wordt. Hoewel het profetisch ambt van de Heere Jezus en Zijn priesterambt ook wel voorwerpen van lof en zang zijn, zijn er toch niet veel psalmen, die nadrukkelijk die ambten als zodanig bezingen.

De koningspsalmen zijn bemind bij de gemeente Gods. Dat komt, omdat die gemeente haar God en Koning van harte dient. Bij gevolg stelt zij zich Hem gaarne voor als een Koning, als een groot Koning. Hij is een Vorst op grond van Zijn profetische en priesterlijke bediening. In Zijn koningschap culmineren als het ware Zijn ambten. Vèr gaat het al het schoon der mensen te boven, om deze beminnelijke Vorst hoog te loven. Van de gezindheid en van de bekwaamheid om Hem te loven willen wij nu handelen uit Psalm 45 : 2.

Laat u mijn tong en mond en 's harten diepste grond toch welbehagelijk wezen. De lof des Heeren richt zich in de eerste plaats op Hem Zelf (vers 3 tot 10) en daarna op de mensen in Psalm 45 (vers 11 tot 17).

Mijn hart geeft een goede rede op.

Wie de schrijver is van Psalm 45 is onbekend. De dichterlijke stijl is een andere dan die van David. Waar het vrij zeker is, dat de Psalm gedicht is op Salomo, zullen wij aan een profeet uit die tijd hebben te denken. De Psalm, waarboven staat dat zij is een onderwijzing, een lied der liefde, zou wel genoemd kunnen worden het hooglied in de Psalmbundel. Zij bezingt de grootheid van de koning Salomo en diens huwelijk met een buitenlandse vorstin. Daarachter, daarboven bezingt zij de grootheid van Vorst Immanuël en diens huwelijk met Zijn gemeente en zij geeft in haar onderwijzing goede raad, om alles te verlaten en Hem na te volgen, Hem aan te hangen. De Heilige Geest geeft altijd in de eerste plaats onderwijzing en komt zo tot het lied der liefde. Hij verlicht het verstand en komt zo tot de vernieuwing van de wil en tot de regeling van de hartstochten. De hartstochten worden heilig, rein en goed, de uitgangen van het hart gaan naar Christus.

Welnu dan, de onderwijzing van onze onbekende profeet, maar van een profeet! De onderwijzing voor het hart, dat dorst naar liefde en dat er ook naar dorst, - om Hem al zijn liefde waardig te schatten. Mijn hart geeft een goede rede op.

Het is goed, dat de profeet woorden geeft, die vanuit zijn diepste innerlijk komen. Wat hij zeggen gaat, is dan niet een vrucht van louter denken, van speculatief denken; dat is èn overdacht èn door het diepst van zijn ziel heengegaan. Dat is met gevoel gemengd, dat is uit de liefde opgekomen. Als God wat tot een mens gaat zeggen, als Hij hem onderrichten gaat, dan wil Hij dat die mens daar hartewerk van maakt. Daarom maakt de Heere het ook altijd bij Zijn knechten, die Zijn boodschap moeten brengen, eerst tot een zaak des harten. Dan kunnen zij de zaak behartigen. Zij moeten er tot in hun diepste wezen achter staan, willen zij het Woord Gods kunnen onderwijzen, willen zij het aan het hart van de mensen kunnen brengen. Daar moet liefde in het hart zijne wil men het lied der liefde kunnen zingen voor het volk, daar moet liefde tot de Bruidegom zijn, wil men als bruidswerver de toekomstige bruid voor de Bruidegom kunnen werven. Men moet in zekere zin als Johannes de Doper , vriend' van de Bruidegom zijn en men moet dan ook staan en horen de stem van de Bruidegom, om Zijn woord te spreken tot de bruidsgemeente. Dat woord moet men innerlijk verstaan hebben. De profeet Habakuk zegt: , , Ik stond op mijn wacht en ik stelde mij op de sterkte en ik hield wacht om te zien, wat Hij in mij spreken zou."

Wat nu in het hart is, dan moet gesproken worden, dat kan daarbinnen niet blijven. Mijn hart geeft óp, mijn hart geeft een goede rede op. Dat is een onmogelijkheid, dat iemand profeet des Heeren zou zijn, dat iemand een last des Heeren zou hebben, en dat hij zwijgen zou. Het hart geeft uit, wat het in heeft. Heeft het hart geen boodschap, dan geeft het geen boodschap, zeker geen goede boodschap, maar heeft het er wel een, dan zal die zekerlijk over de lippen komen. En als men de goede boodschap mag dragen van de Koning, als men in zijn hart mag dragen een lied van de liefde van die Koning, Jezus, dan zal dat naar buiten komen, zoals een bron zich uitstort op de velden. Een goede rede! De Heilige Geest geeft nooit verkeerde dingen, geeft ook nooit beuzelachtige dingen. Onbenulligheden zijn bij Hem niet. Zij zijn er ook niet bij Zijn knechten, de profeten. Het kan zijn, dat de vijandschap zich stoot aan de boodschap der profeten en dat men het aanbod van Jezus' genade en dat men het lied van Zijn liefde zeurig vindt, maar dat ligt dan meer aan het gehoor dan aan de spreker. Dan kan men de profetieën, die Baruch las, als waardeloos versnipperen en in het vuur werpen, maar daarmee is de profetie nog niet veroordeeld en daarmee is zij ook nog niet weg! In het Hebreeuws wordt een heel sterk woord voor uitspreken, voor opgeven gebruikt. Waar de bruid genodigd wordt tot de liefde van Christus, waar de bruid genodigd wordt Hem lief te hebben, daar spreekt het hele hart van de profeten, daar spreekt het hele hart van God Zelf. Dat is zo welgemeend, dat is zo dringend, als de roeping tot de Bruidegom uitgaat. Dat is zo welgemeend, dat is zo dringend, als het aanbod van Zijn genade uitgaat. Men moet zich wel zeer bezondigen, om op deze goede rede geen acht te geven. Men moet zich nog meer bezondigen, om die rede met achtzaamheid gehoord te hebben en haar dan naast zich neer te leggen als waardeloos. De goede rede verwerpen, dat is de zonde, waarvoor

geen slachtoffer bestaat, dat is de zonde, die bij volharding onvergeeflijk is.

„Ik zegge mijn gedichten uit van een Koning."

Het woord des heils is niet alleen met zorg door God gelegd in het hart van Zijn profeten, het woord der genade komt niet alleen uit die diepste grond des harten bij de profeten op, maar het komt er ook op een bijzondere manier uit. Alles aan de Evangelieverkondiging is bijzonder, ze wordt gegeven aan bijzondere mensen (profeten), ze wordt aan hen gegeven op bijzondere wijze (inspiratie), ze wordt ook op bijzondere wijze gebracht (in dichtvorm).

Hoe dichter de profetie bij de Koning staat, hoe koninklijker zij wordt. Hoe dichter de profetie bij de Bruidegom staat, hoe meer zij wordt een hooglied der liefde. Ik zegge mijn gedichten uit...

De gave van de taal is een bijzondere gave Gods, die Hij alleen aan Zijn redelijke, zedelijke schepselen gegeven heeft, aan de engelen en aan de mensen. God sprak. Gods Zoon is het Woord. Aan mensen verleende God het woord. Bij de zondeval speelt het woord een belangrijke rol. Komt nu de genade van Christus, die het Woord is, dan wordt ook het woord weer opgevoerd tot haar hoogten. De genade Gods gaat altijd op het voertuig van het Woord.

Psalm 45 spreekt daarover in vers 5, als de koning wordt toegevoegd: „Rijdt voorspoediglijk in uw heerlijkheid op het woord der waarheid." Het kan dan ook niet anders of het woord, dat de heilsgedachten Gods draagt, moet de verhevenheid van deze inhoud gaan delen. Daar ontstaat bij de profetie een stijl, die niet meer van de aarde is, een stijl die van de hemel is. En waar de liefde van Christus het onderwerp van de rede is, daar kan het niet anders of dit moet een lied der liefde worden. , , Ik zegge mijn gedichten uit..."

Van een koning.

Dat klinkt wat algemeen: „een" koning. Voor Salomo kan dat wel, want hoe groot een vorst hij geweest moge zijn, hij was er toch één onder de velen. Maar voor Christus geldt dat bepaald niet. Welke vorst het aardrijk bevatten moge, wie hunner is met Hem gelijk te schatten? Wacht slechts. De Psalm beschrijft Zijn heerlijkheid in steeds klimmender mate. Hij wordt eerst in de rij van de mensen, in de rij der koningen gezet. Dan wordt gezegd, dat Hij veel schoner is dan de mensenkinderen. Dan, dat Hij van God gezegend is in eeuwigheid. Dan, dat Hij is een Held met het zwaard der majesteit en der heerlijkheid aan de heup. Dan, dat Zijn troon eeuwig is. Dan wordt gezegd van deze Koning, die én God én mens is: „Daarom heeft U, o God, Uw God gezalfd met vreugdeolie boven Uw medegenoten." Als dus de dichter van een Koning zingt, dan begint hij met Hem zo dicht mogelijk bij ons te plaatsen. Dat behoort tot de manieren van de Evangelieverkondiging, om de hoge schatten des he-ils binnen het bereik van arme zondaren te brengen, dat zij heel eenvoudig begint en dat zij daarna de grootheid van de Koning zo hoog mogelijk opvoert. Dat dan uw hart moed grijpe uit het feit, dat de Koning laag wil gaan staan, als om u de hand te reiken, om u uit het stof op te heffen, om u te plaatsen naast prinsen en wereldgroten, om u met Hem te doen zitten in Zijn troon.

Wie is gelijk aan onze Heer'? Aan God, die tot Zijn eeuwig' eer, Zijn troon gezet heeft in de hemel? Die, daar Hij 't wereldrond gebiedt, Van Zijne hoge zetel ziet Op 't laag en nietig aards gewemel?

Wie is aan onze God gelijk? Die armen opricht uit het slijk; Nooddruftigen, van elk verstoten. Goedgunstig opheft uit het stof.

En hen, verrijkt met eer en lof, Naast prinsen plaatst en wereldgroten.

Ik zegge mijn gedichten uit van een koning: mijn tong is een pen eens vaardigen schrijvers.

Iemand heeft de opmerking gemaakt, dat de profeten niet zozeer de schrijvers van de Heilige Schrift geweest zijn, maar als de pen in de hand van de Heilige Geest fungeerden. Ik geloof niet, dat hier de inspiratie door de Heilige Geest aan de orde is, al is het zeker waar, dat de tong en het spreken van de dichter vaardig en bekwaam gemaakt wordt, om van die Koning te getuigen. En dat gebeurt inderdaad ook door de Heilige Geest. Psalm 45 toont, dat de dichter veel over de koning weet te zeggen. Daar is de tong als een vaardige pen. Hij handelt over des Konings genade, over Zijn majesteit, over Zijn waarheid, over Zijn recht, over Zijn oordeel. Al de eigenschappen en ook al de werken van de Zaligmaker komen ter sprake. Waar het geloof spreekt, daar wordt de tong als een pen, als een pen van een vaardige schrijver. Over de Borg, Christus Jezus, is het geloof niet spoedig uitgesproken. Daarover zijn vele dingen te zeggen. En in de veelheid dezer woorden ontbreekt de overtreding wel. Het geloof dwaalt niet, het geloof spreekt nooit ketterijen. Het geloof overdrijft nooit, als het over haar Koning en over haar Borg spreekt.

Als een pen van een vaardige schrijver. Hier spreekt echter niet slechts een gelovig man uit het Oude Verbond, een tijdgenoot van Salomo, hier spreekt ook een profeet. En een profeet mag profeteren, moet profeteren, wil hij een ander, wil hij zijn volk stichten. Die moet zo vol zijn van gedachten, als een lied der liefde vol van gedachten is. Daar moet een bruidsvolk gewonnen worden voor de Koning. „Hoor, o dochter en zie, en neig uw oor en vergeet uw volk en uws vaders huis, zo zal de Koning lust hebben aan uw schoonheid; dewijl Hij uw Heere is, zo buig u voor Hem neder."

Ook de maagdenstoet moet genodigd worden, om zich tot de dienst des Konings te begeven. Als gij dit alles bedenkt, verstaat gij dan niet, dat de tong van de profeet een pen is van een vaardige schrijver? Laat de bruid weten, dat de Koning lust aan haar heeft. Laat de dochteren der edelen, laat de dochteren der vreemden weten, dat er plaats is om deze Koning te dienen. Brengt uw redenen maar voort en vertelt maar veel van Zijn loffelijkheden, van Zijn rijkdommen, van Zijn rechten. Stalt de schatten van de Koning maar uit. Er is zoveel. Biedt de schatten van de Koning maar aan. Er is zo veel en Hij geeft zo graag en Hij geeft zo mild. Met vaardigheid moet gesproken, want de zaak van de Koning heeft haast.

Mijn tong is als een pen van een vaardige schrijver.

Nog één ding moeten wij uit de tekst onder uw aandacht brengen, namelijk dit. Als de dichter zijn tong vergelijkt met eens vaardigen schrijvers pen, dan wil hij dunkt mij zeggen, dat zijn woorden over de Koning waard zijn vastgelegd te worden. Nu is het zeker, dat waardevolle woorden haken. Zij haken in het geheugen der mensen. Zo was het met zulke profetenwoorden. En als het goed is, dan haken zij in het hart. Geschreven als met een ijzeren griffel in steen. Daar zijn van die woorden, die men niet meer kwijt kan. Zo is het met de nodiging van de bruid door de Bruidegom. Zo is het met de dochters der edelen, als ze genodigd worden in de dienst te treden van de grote Koning. Laten deze woorden zijn als met een pen geschreven. Laat het als bij documente vastliggen: God zoekt Zijn volk!" De aanbidding des heils, de nodiging tot Zijn dienst, de deugden van de Koning, zoals de profeet van de 45e Psalm ze heeft gesproken, ze staan hier voor ons en zij spreken nog heden u en mij aan: Wie lust heeft ten leven, hij kere zich herwaarts. Rijkdom en ere is bij Mij, duurachtig goed en gerechtigheid. Opdat Ik mijn liefhebbers doe beërven, dat bestendig is en Ik zal hun schatkameren vervullen" (Spreuken 8:17—21).

K.a.Z.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 november 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Gedichten van een koning

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 november 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's