Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tot de Koning geleid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tot de Koning geleid

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Des Konings dochter is geheel verheerlijkt inwendig: haar kleding is van gouden borduursel. In gestikte klederen zal zij tot de Koning geleid worden; de jonge dochteren, die achter haar zijn, haar metgezellinnen, zullen tot U gebracht worden. Zij zullen geleid worden met alle blijdschap en verheuging; zij zullen ingaan in des Konings paleis.

Psalm 45 : 14-16.

Geheel verheerlijkt.

De psalm bereikt in deze verzen haar hoogtepunt, het ingaan van de bruid tot des Konings paleis. Er is een advent, waarbij Christus tot Zijn kerk komt. Er is ook een advent, waarbij de kerk tot haar Zaligmaker komt. Deze verzen worden vaak en gaarne geciteerd bij de begrafenis van kinderen Gods. (Zo geschiedde bij de begrafenis van de Godvruchtige grootmoeder van schr. dezer.) Dat een bruid en zeker een koninklijke bruid uitwendig geheel verheerlijkt is, dat is wel duidelijk. Intussen wijdt de Psalm ook daaraan veel aandacht: leding van gouden borduursel en gestikte klederen. Enkele opmerkingen daarover: et kleed heeft in de kerk Gods meer dan gewone betekenis. Het is niet slechts om de naaktheid te bedekken. Dat was het na de zondeval. God Zelf bekleedde toen de mens met rokken van vellen, niet met bladeren. Doorgaans ziet men daarachter het offerdier. Zeker is, dat de kleding van de beschaamde mens iets met de genade te maken heeft, iets met Christus te maken heeft. De kleding gaat tot de mens behoren, maakt zijn persoonlijkheid uit, het gebrek aan de kleding maakt zijn schande uit. de weelde aan de kleding maakt zijn heerlijkheid uit. God wil dat de mens op aarde behoorlijk gekleed zal zijn. Hij schrijft dat voor! Zelfs in het paradijs, dat wacht, is het - anders dan in het paradijs, dat was. Daar was de mens ongekleed, eenmaal zal de mens wel gekleed zijn. Hij zal daar gekleed zijn in lange witte klederen. Het kleed behoort tot de staat der genade en zal ook behoren tot de staat der heerlijkheid. Nu wordt in Openbaring 19:8 gezegd: , En haar is gegeven, dat zij bekleed worde met rein en blinkend fijn lijnwaad; want dit fijn lijnwaad zijn de rechtvaardigmakingen der heiligen." Hier wordt dus verband gelegd tussen de klederen van de gelovigen en het heil, dat zij dragen.

Zoals de kleding van de priesters hun geestelijke staat verraden, zo zal in dit leven en ook hiernamaals de rijkdom van de genade en de heiligheid van hun leven openbaar komen zelfs in hun kleding. Dit is een rijk volk, dit is een heilig volk nu en straks, nu en voor eeuwig.

Des Konings dochter is gehéél verheerlijkt, inwendig. Daar gaat het dus hoofdzakelijk om. Men kan ook lezen: „zij is verheerlijkt als zij in het binnenste heiligdom ingaat." Mij dunkt echter, dat het hier gaat over haar innerlijke schoonheid. De klederen zijn van deze innerlijke heiligheid maar een vorm en een uiting. Deze innerlijke vroomheid wordt alleen gezien door God, want haar leven, ook haar heerlijkheid is in Christus verborgen bij God. Deze heerlijkheid der christenen kan niet worden opgemerkt, kan niet naar waarde worden geschat door de natuurlijke mens, omdat de natuurlijke mens niet verstaat de dingen, die des Geestes Gods zijn. Die dingen zijn de natuurlijke mens zelfs leugen en dwaasheid. Maar de geestelijke mens, die zelf in niets onderscheiden is, die verstaat ze, die ziet ze en die waardeert ze. De kerk van Christus is verheerlijkt, reeds nu in dit leven, en zeker dan, als zij in het huwelijksverbond met Christus treedt, als zij ingaat tot Zijn paleis. Dan heeft zij door de rechtvaardigmaking geen zonden meer. Die worden haar niet toegerekend. God ziét geen zonde in Jacob, God ziét geen overtreding in Israël.

Gehéél verheerlijkt in de rechtvaardigmaking. Gods gemeente wordt ook verheerlijkt inwendig door de heiligmaking. Men zal mij zeker tegen voeren, dat er in dit leven maar een beginsel der gehoorzaamheid is. Sommigen zeggen zelfs, dat de heiligmaking niets is, of althans niet in rekening kan gebracht worden. Als de bruidsgemeente echter ingaat in Gods paleis, dan wordt die heiligmaking volkomen. Dan is ook de heerlijkmaking volkomen. Geheel verheerlijkt, inwendig. Mogelijk zal iemand van gedachte zijn, dat dan juist de heerlijkheid naar buiten zal openbaar komen. Hier toch zit de genade zo vaak innerlijk verborgen. Er zijn christenen, die bedekt zijn om de vreze der Joden, zoals Nicodemus. Het geloof kan zo vaak onder de as liggen, kan zo vaak smeulen als een rokende vlaswiek. Dat zal daar niet meer zijn. Als die heerlijkheid dan toch inwendig genoemd wordt, dan is het om aan te duiden, dat God ook daar de dingen niet aan de buitenkant hangt: de heerlijkheid zal óók daar een zaak des harten zijn. Welnu: gehéél verheerlijkt inwendig. Daar zal ook in de heiligmaking, hoe bescheidenlijk verborgen ook, geen vlek en rimpel meer zijn.

Tot de Koning geleid.

„Zij zal tot de Koning geleid worden; de jongedochteren. die achter haar zijn, haar metgezellinnen, zullen tot u gebracht worden." De bruid en de bruidsmeisjes, zoals bij voorbeeld de wijze maagden geweest zijn, gaan samen in in de bruiloftszaal. De beelden in de bijbel laten in elk geval zien, dat er een schare is, die ingaat. Het gaat in de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden om de Bruidegom, de bruid blijft daar zelfs helemaal buiten het gezichtsveld. Zo ook hier, de Psalmist zegt zijn gedichten uit voor een Koning. Laat dan de bruid genoemd worden des Konings dochter, laat er sprake zijn van haar gevolg, wij begrijpen er terdege uit, dat Christus de Heere een volk zal hebben, dat Hem als een bruid zal zijn, dat Hem tevens dienen zal. een volk Zijns eigendoms èn een volk tot Zijn dienst bereid. Van de koningin en van haar metgezellinnen wordt gezegd, dat zij geleid worden, dat zij gebracht worden tot de Koning.

Daar hebt u de genade in korte en eenvoudige woorden: „zij worden er gebracht!" Niemand neemt zichzelven die eer aan om Zijn bruid, Zijn volk te zijn, maar die daartoe geroepen worden. En niemand, geroepen zijnde, komt daar uitzichzelf. Het is noch desgenen die wil, noch desgenen die loopt, het is des ont-

fermenden Gods. Zo staan de stukken in het begin, maar zo staan de stukken ook tot het einde toe. Als hier de bruid en de maagden ingaan in des Konings paleis, dan worden zij derwaarts geleid, dan worden zij derwaarts gebracht. Het is toch maar genade van het begin tot het einde. Ik zou zeggen: het wordt genade hoe langer hoe meer. Hoe dichter bij 's Konings paleis, hoe meer men voelt: „Het zal genade alleen zijn, als ik daar binnenkom." De Heere moet ons daar brengen. Het is toch ook zo groot om daar te mogen binnengaan en 't is toch ook zo onverdiend om te mogen zalig worden.

En dan tot de Koning geleid.

De Koning. — Dat is alles waar het in de hemel om gaat. Hij is de heerlijkheid des hemels. Hij is de glans van de hemel. Al wat daar is, kan niet geschat worden bij Hem. Als nu iemand binnen mag komen, daar plaats mag vinden, dat is groot, maar als iemand tot de troon mag naderen en als iemand verder nog tot de Koning Zelf mag naderen, dat is onvergelijkelijk groot. Onbegrijpelijk.

Ik kan mij voorstellen dat iemand, ingegaan, zou schromen om tot Hem te naderen. Heb geen nood, zij worden ook daar geleid. Gebracht tot de Koning. Al de engelen staan daar tot dienst van hen, die de zaligheid beërven zullen. En de Heere Zelf leidt hen daar aan de levende fonteinen der wateren. De Geest Gods, de zeven Geesten Gods, die voor de troon zijn, die zullen des Konings dochter en haar maagden leiden, niet tot aan de deur, maar tot de Koning.

Gij hemel, aard' en zee, vermeldt Gods lof, Laat al wat leeft Zijn trouw en goedheid prijzen; Want God zal aan Zijn Zion huip bewijzen, En Juda s steên herbouwen uit het stof.

Daar zal Zijn volk weer wonen naar Zijn raad; God eeuwig hun Zijn volle gunst betonen; Daar zullen zij, Gods knechten, met hun zaad, Zij, die Zijn naam beminnen, erf'lijk wonen.

Met alle blijdschap ingaan.

Geleid. Dat is de triumph der genade. In dit leven geleid. Daar tot aan de troon geleid. Wie leiding ontvangt, wie leiding aanvaardt, geeft het bestuur van al zijn zaken uit handen, die geeft ze aan Hem, Die het al bestuurt. Wij weten toch ook de weg niet, wij weten de weg niet door dit leven, wij weten evenmin de weg des heils, de weg in het woord, de weg in Christus' verdiensten en wonden. Wij moeten daar ingeleid worden van stap tot stap. In de hemel zal alle duisternis, dwaling en onwetendheid weg zijn. Daar zal men kennen gelijk men gekend is. En dan toch geleid worden? Ja, als met eerbetoon zal de bruidsgemeente, de dochter en haar maagden, gebracht worden tot de Koning. De kerk van Christus zal zo geeerd worden in de hemel. Zo gesmaad als zij op de aarde is, zo geëerd zal zij daar zijn. Geen vorstin zal met zoveel eer begroet worden op de aarde, als de Koningin des hemels in de hemel. Dit is niet Maria, maar al Jezus' beminden.

Twee dingen staan bij elkaar: Zij zullen geleid worden. Zij zullen ingaan. Dat zijn ook de twee kanten van het geloofsleven. Geheel geleid worden en geheel gaan met inspanning van alle krachten. Wie niet geheel uit genade alleen leert leven, wie niet van het begin tot het einde geleid wordt, die zal behoren tot degenen, die zullen zoeken in te gaan en die niet kunnen zullen. Waar het niet sola gratia is, daar zal men buiten staan, ook al zal men dan zeggen: „Doet ons open, doet ons open." Daar staat tegenover, dat Gods kinderen èn gaan, èn worstelen, èn strijden èn volharden zullen. Daar zal in hen geen spier zijn, geen pees, die niet gespannen wordt om in te gaan. Wat hen trekt is des Konings paleis, wat hen trekt is de Koning. Hoort dan hier de belofte des heils: „Zij züllen ingaan!" Het is de belofte voor allen die Hem zoeken, het is de belofte voor allen, die Hem begeren te dienen. Zij zullen, èn des Konings dochter, èn haar metgezellinnen.

En dat met alle blijdschap en verheuging. Geleid met blijdschap en verheuging. Er is hier op aarde van het begin dier leiding tot aan het einde al zoveel vreugde. Wat heeft Israël gezongen aan het begin van de reis naar huis, toen het door de Rode Zee was doorgeleid. Het begin geeft doorgaans zoveel zangstof. Wat is het verblijd geweest aan het einde van de tocht, toen het de witte bergen van het vaderland van verre zag. Daartussen in lagen de woestijnen, daar lag het terrein van veel strijd, van veel murmureren, van velerlei dood, van veel zonden. Daar lag ook de tocht van genade op genade, van uitredding op uitredding. Als wij zien op die genadebewijzen, dan was het ook daar een geleid worden met alle blijdschap en verheuging. Het is dus ook in dit leven wel echt geleid worden met blijdschap. Hoeveel te meer nu als de bruid en haar gevolg ingeleid wordt in des Konings paleis. Met alle blijdschap en met alle verheuging. Zou die er niet altijd zijn, als men die machtige, die nooit aflatende, die trouwe hand ziet, die leidt? En als dan het doel van de reis bereikt wordt, dan zal hun blijdschap on-be-paald door 't licht, dat van Zijn aanzicht straalt, ten hoogsten toppunt stijgen. Alle blijdschap, alle verheuging als de poorten begroet worden van de stad die fundamenten heeft, als de tinnen der stad worden gezien. Dan valt de laatste last van hun schouders, dan valt de laatste zorg van hun ziel, dan is de laatste strijd gestreden. Dan verdonkert geen ongeloof, geen twijfel meer hun hart, dan verhindert geen zonde meer hun gebed, dan beneemt geen duivel meer het zicht op des Konings paleis. Dan wijkt de wereld voor goed op zij en daar komt een vrije toegang tot Hem.

Met alle blijdschap en verheuging. Tot het menselijk zwakke, tot het menselijk zondige behoort het, dat de blijdschap nooit ononderbroken kan zijn in deze bedeling. Maar zodra wordt men ingeleid in het paleis van de Koning, of het zal een eeuwige vreugde zijn. En dat zo algemeen voor de koningsdochter en haar maagden, dat zo algemeen voor allen. Daar zal verscheidenheid van vreugde zijn, daar zal verscheidenheid van maten der vreugde zijn en ook verscheidenheid van de aard der vreugde zijn. De maat der vreugde daar, wordt bepaald door de maat der genade en der heiligmaking hier. En de aard der vreugde is zo rijk gevarieerd, omdat de deugden van de Koning velerlei zijn en elk op zijn wijs zal mogen roemen de menigvuldige rijkdom van de verlossing, die in Christus Jezus is.

K.a.Z.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 december 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Tot de Koning geleid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 december 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's