Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HIJ HEEFT EEN DAG GESTELD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HIJ HEEFT EEN DAG GESTELD

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

God dan, de tijden der onwetendheid overgezien hebbende, verkondigt nu alle mensen alom, dat zij zich bekeren; Daarom dat Hij een dag gesteld heeft, op welke Hij de aardbodem rechtvaardiglijk zal oordelen door een Man, Die Hij daartoe verordineerd heeft, verzekering daarover doende aan allen, dewijl Hij Hem uit de doden opgewekt heeft. Hand. 17:30 en 31.

Op de Areopagus, de berg der wijsheid, heeft de apostel Paulus zijn voet gezet. Tegen de wijsheid dezer wereld, die daar en toen haar hoogtepunt had bereikt, heeft hij zijn eerste Evangelierede gehouden. Met spot werd zijn woord beantwoord. Nochtans is die Griekse wereldwijsheid van toen af gaan tanen en het Evangelie van Goddelijke wijsheid, die dwaasheid in de ogen der mensen was, is gaan rijzen in dit werelddeel. Lezer (es), in deze tijd, nu de wereldwijsheid wederom een toppunt bereikt schijnt te hebben, lijkt het mij goed ditzelfde Evangelie van Paulus eenvoudig te herhalen. Daarom vooral lijkt mij dit goed, omdat het toen de morgen van Europa's geschiedenis was, terwijl het nu tekenen vertoont de avond van de geschiedenis van dit werelddeel te zijn. Naarmate de tijd van dit werelddeel opkort, moeten wij dat eeuwenoude Evangelie te klaarder verkondigen.

God dan de tijden der onwetendheid overgezien hebbende, verkondigt nu alle mensen alom, dat zij zich bekeren.

Athene was een stad met vele altaren en met vele tempels. Uit vrees dat zij nog een of andere God vergeten hebben, hebben zij ook nog een altaar opgericht aan de onbekende God. Dit tekent de armoede en de onbelijndheid van Griekenlands wijsheid, dat zij godsdienstig gezien in een doolhof geraakt zijn en dat zij op geen manier een vaste lijn konden ontdekken of trekken voor het volk. Paulus tekent de situatie van het land en van het volk der wijsheid met één woord: onwetendheid. Deze onwetendheid van het heidendom was met de eeuwen gegroeid. Naar al meer goden had dit arme volk zijn handen uitgebreid. Op roerende wijze wordt hier openbaar, dat wie God verlaat, smart op smart te vrezen heeft. God kenden zij niet en de weg des heils en der zaligheid kenden zij niet. Zo hebben zij beleefd de tijd der onwetendheid. Nu zendt God tot dit wijze, maar religieus onwetende volk, Zijn dienstknecht, om ze te brengen een prediking, die zij niet verstaan en die zij niet aanvaarden, maar die zij nochtans verstaan zullen, die zij nochtans aanvaarden zullen.

God dan de tijden der onwetendheid overgezien hebbende. God had die tijden door de vingers gezien. Hoewel die onwetendheid der heidenen geen onschuldige onwetendheid was, waar zij ontstaan was door het vroege verlaten van God door de voorouders en waar de nageslachten alleen maar al verder van God waren afgeweken, had God in Zijn genade die onkunde over het hoofd gezien. Zo ergens, dan is hier de genade Gods openbaar, dat Hij over deze heidense geslachten gedachten des vredes wil denken en niet des kwaads. Hier blijkt dat God zocht degenen, die naar Hem niet vraagden, dat Hij Zijn handen uitstrekt naar degenen, die Hem niet zochten.

Met zo'n God hebben wij ook nu nog te doen, zo vaak als Hij Zijn knechten met de Evangelieboodschap zendt, dat Hij de tijden der onwetendheid overziet, door de vingers ziet. Dit mag in de avondtijd van ons werelddeel nog onze enige en laatste troost zijn. Groot is wederom geworden de onwetendheid. God kent men niet meer. De weg der zaligheid weet men niet meer. Tot velerlei goden, tot velerlei altaren breidt het volk zijn handen uit. De wijsheid dezer wereld blijkt dan toch dwaasheid bij God te zijn. Maar God vraagt nog naar dit geslacht en Hij zendt nog Zijn woord.

Hij verkondigt nu alle mensen alom, dat zij zich bekeren. Dat is een algemene eis, die God onverkort stelt aan alle mensen, maar dat is ook een algemeen geldende genade, dat God dat laat verkondigen, dat dat bij Hem mogelijk is, dat deze mensen een tijd en de gelegenheid ontvangen om zich te bekeren. God eiste, dat zij zich bekeerden van hun ideeën, dat zij tot andere, tot Godgezinde gedachten kwamen. God eiste, dat zij zich bekeerden van hun daden, dat zij tot andere werken zouden komen. De werken van het heidendom waren zeer zedeloos, waren vervreemd van alle zede en regel. Van dit alles moesten zij zich bekeren tot het geloof in God en tot de leefregels, die het geloof stelde. Met deze eis komt God ook tot dit late nageslacht. Met deze eis komt Hij algemeen. En dit te meer, omdat de eeuwen zijn voortgeschreden. De tijd is voorts kort en de dag van het einde nadert. Zij hadden in A.thene de dag nog voor zich en zij moesten zich bekeren. Wij hebben, naar het schijnt, de dag goeddeels achter ons. Zullen wij ons niet bekeren, nu de dag van de Heere Jezus Christus genaakt? O, laat ons dan toch naar God vragen en naar de weg ter zaligheid en laat ons breken met onze goddeloze werken. Laat dit toch doen het kerkelijke volk, dat zo weinig kent het leven der bekering, dat zo veraf leeft van de geboden Gods. Laat dit toch doen het onkerkelijke volk, dat opnieuw zo geheel vervreemd is van God en dat zo ten enenmale niet meer vraagt naar Zijn wegen en geboden. Laat dit doen hooggeplaatsten en laaggeplaatsten. Het is hoge ernst. De toekomst van de Heere Christus genaakt. Laat toch varen dat hooghartige spotlachje van het oude Athene. Het gaat u, het gaat mij aan, wie wij ook zijn: Bekeert u. Allen en alom! Wij moeten in alle kringen de bazuin wel aan de mond zetten: , , Bekeert u tot God!''

Daarom dat Hij een dag heeft gesteld, op welke Hij de aardbodem rechtvaardiglijk zal oordelen. Dat was er toen nog twintig eeuwen verder van af dan nu. En zij hebben het geloofd, dat die dag komen zou. Ondanks dat hooghartig spotten der geleerden is de prediking van Paulus geloofd en dit woord heeft aan de poorten van Europa ingang gevonden. Hoeveel te meer moest dit woord ingang vinden onder ons. Velen zeggen onder ons: „Waar blijft de dag Zijner toekomst, want alle dingen blijven zoals zij zijn." Lezer (es), God heeft een dag gesteld. Die dag is bij de engelen niet bekend, die dag is bij de mensen niet bekend. Niemand weet wanneer dat zijn zal. Ook de beste rekenaars

kunnen het niet weten. Ook de meest vertrouwen hebbende profeten van deze tijd blijken telkens abuis geprofeteerd te hebben. Ook wij weten het niet. Die dag en die ure is zelfs een verrassing voor de Zoon. Die dag en die ure heeft de Vader in Zijn eigene macht gesteld. Maar wat de Zoon wel weet en wat de engelen wel weten en wat ook wij weten, zeker weten, is dit, dat die dag gesteld is. Zo zeker als God de Vader een dag gesteld heeft, waarop Hij de wereld zou scheppen, zo zeker als God de Vader een dag gesteld heeft, waarop de Zoon Gods op deze aarde zou komen, zo zeker heeft de Vader ook een dag gesteld, waarop Hij de aardbodem rechtvaardiglijk zal oordelen. En de toekomst van Christus genaakt. Als het einde aller dingen komt, dan komt ook, hetzij vooraf, hetzij daaraan volgende, hetzij gelijk daarmede, de oordeelsdag. Die zal gaan over de „aardbodem". Het woord, dat in de Griekse taal gebruikt wordt, wil zeggen de bewoonde wereld. Over al degenen die op de aarde gewoond hebben, die er thans wonen en die er wonen zullen, zal dat oordeel gaan. Daar zal geen schepsel aan ontkomen, ook niet degenen, die tot de bergen en tot de heuvelen zullen vluchten, om het te ontgaan.

Met goddelijke onfeilbaarheid zal dat oordeel komen over alle vlees. En het zal ook een volstrekt rechtvaardig oordeel zijn. Wat men ook gedaan heeft, het zal de uitspraak uitmaken. Het goede, dat iemand gedaan heeft, zal niet vergeten worden en het kwade, dat iemand gedaan heeft, het zal niet vergeten worden. Niemand zal er aan denken, om tegen dat oordeel in hoger beroep te gaan, want de gewetens der mensen zullen geopend worden en men zal voor het licht Gods er niet aan denken Zijn albeslissend woord tegen te spreken. In die dag zal men God volmaakt moeten gelijk geven. Daar zal geen hoger beroep mogelijk zijn, want God is het eerste en het laatste beroep. Ieder zal er die die ure van overtuigd zijn, dat dit oordeel rechtvaardig zal zijn. Daar zal geen zonde in het boek, in het register van het geweten zijn. die niet is begaan. Daar zal ook geen zonde vergeten zijn in dat register. De boeken, dat wil zeggen de gewetens der mensen, zullen geopend worden.

Nu moet uw tong de heid'nen noden; Meldt allen volken Zijn geboden; Vertelt Zijn wond'ren en Zijn eer. Groot en prijswaardig is de Heer', En vrees'lijk boven al de goden.

't Juich al voor 't aangezicht des Heeren, Hij komt, die d' aarde zal regeren En richten vol van majesteit! De wereld zal gerechtigheid, Het mensdom Zijne waarheid eren.

God zal de aardbodem oordelen door een Man, Die Hij daartoe geordineerd heeft. Die Man, ge hebt dit reeds begrepen, is de Zoon Gods en de Zoon des mensen, dat is onze Heere Jezus Christus. Die is daartoe geordineerd. Dat is de ere, die God de Vader aan Zijn Zoon geeft. Tot het verlossingswerk was Hij verordineerd, waarom Hij ook heette de verkoren Held. Nu mag Hij ook de ontknoping van de geschiedenis brengen. Dit is eigenlijk de laatste phase van Zijn verlossingswerk, de kroon op Zijn werk. Als de laatste der uitverkorenen toegebracht is, dan maakt Hij in één slag het hele verlossingswerk af. Dan moet nog dit geschieden, dat hun lichamen, schoon en heerlijk opgestaan, met de zielen verenigd worden. En dan moet nog dit geschieden, dat het volk van God gerechtvaardigd wordt voor de duivelen en voor alle vlees. Dan zal blijken, dat er niet één onrechtvaardig de hemel binnen gaat. Naar hun werken, de werken van geloof en bekering, zullen zij rechtvaardig binnengelaten worden. En zij zullen van de goddelozen en de hypocrieten gescheiden worden voor eeuwig. Die dat doen zal is geen zwakkeling, maar een Man! Dat is de verkoren Held, onze Koning, de Heere Jezus Christus!

Nog één ding moet er dan geschieden en dat is dit: Christus moet gerechtvaardigd worden. Hij moet en Hij zal in het gelijk gesteld worden voor alle vlees. Men zal Hem dan erkennen als de Man, van God geordineerd. Wat een eerbied zal men dan voor Hem hebben. Met zulke ontzagwekkende tekenen zal Hij komen. Op de wolken. Zoals Horeb zwart was van wolken en donkerheid, zo zal dan de hele aarde zwart zijn van wolken en donkerheid. Dan zal de engel voor Hem uit bazuinen en alle vlees, van wie leefden, van wie leven, van wie leven zullen, zal Hem zien. Met Zijn vele duizenden van engelen zal Hij komen. En Hij zal komen met ogen als vlammen vuurs en met voeten als blinkend koper. En het haar Zijns hoofds zal zijn als witte wol.

Lezer (es), kunt u nu begrijpen waarom wij alle mensen alom oproepen tot bekering? Het is hoge ernst. En het gaat om uw behoudenis. Daarom verdragen wij alle smaad, daarom verdragen wij spot en verachting. Daarom willen wij dit prediken in die oude volkskerk, midden onder het volk, zelfs onder een volk dat van God vervreemd is. Wij bidden u van Christus' wege, alsof God door ons bade, laat u met God verzoenen.

Misschien vraagt iemand: Maar bent u daar nu zo zeker van, dat dit alles zo geschieden zal? Volkomen zeker. Onze tekst zegt dat God , , daarvan verzekering doet aan allen, dewijl Hij Hem uit de doden opgewekt heeft". Dat is ons het zeker en geloofwaardig bewijs van de uiteindelijke opstanding der doden, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt. Het is ook ons enig bewijs, dat wij ook aan allen prediken, die daarmee spotten dan maar ten spijt. Die de opstanding van Christus niet geloven, die geloven eigenlijk niets. Die zullen ook de oproep tot bekering niet geloven. En die moeten het dan ten slotte zelf zien, dat wij uiteindelijk gelijk krijgen. Maar die zullen dan wel moeten weten, dat wij hen uit liefde en met liefde genodigd hebben, genodigd hebben tot het heil in Christus.

Tenslotte, gij allen die God vreest, gij allen die aan de nodiging tot bekering gehoor zult geven, ziet de verzekering, die God u doet. Christus' opstanding is het zeker onderpand van uw zalige opstanding. Als de jaren snellen, dat hoeft u niet te verschrikken. Als geliefden van u gingen in het geloof, dat hoeft u niet te bedroeven, Als ge zelf straks heen moet gaan in hope, het zal alles wel zijn. Het gaat met u naar de zegepraal van uw Koning. Die dag, van God gesteld, zal voor u zijn een dag van grote blijdschap. Dan zal blijken, dat het geloof geen ijdele zaak geweest is. Ge zult uw hoofden omhoog heffen, want uw verlossing is nabij. En ge zult uw Koning zien in al Zijn heerlijkheid. En ge zult met Hem erven eeuwige heerlijkheid. Ge zult zien een Man van God geordineerd tot uw vrijspraak, de Man van Jozefs hof.

K.a.Z.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 januari 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HIJ HEEFT EEN DAG GESTELD

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 januari 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's