Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van tweeën gedrongen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van tweeën gedrongen

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar of te leven in het vlees, hetzelve mij oorbaar is, en wat ik verkiezen zal, weet ik niet; want ik word van deze twee gedrongen, hebbende begeerte, om ontbonden en met Christus te zijn; want dat is zeer verre het beste; maar in het vlees te blijven, is nodiger om uwentwil. En dit vertrouw en weet ik, dat ik zal blijven, om met u allen te verblijven tot uw bevordering en blijdschap des geloofs, opdat uw roem in Christus Jezus overvloedig zij aan mij, door mijn tegenwoordiaheid wederom bij u. Fil. 1 : 22-26.

Het beste.

Dat is wel het bekende woord van Paulus in de Filippenzenbrief: , , Het leven is mij Christus, en het sterven is mij gewin." Calvijn vertaalt dat zo: , , Want Christus is mij gewin tot sterven en tot leven." Christus maakt het leven van de apostel tot winst en het sterven maakt Hij tot winst. Een christen verliest alles en in zijn leven en in zijn sterven, maar in Christus is hij èn in het leven èn in het sterven aan de winnende hand.

Bij de hele beschouwing, die de apostel Paulus bij zichzelf houdt, of hij zal willen leven of sterven, overheerst niet zijn gevoel, niet zijn begeerte, maar het nut. Hij zegt: , , Of te leven in het vlees, hetzelve mij oorbaar is en wat ik verkiezen zal, weet ik niet." Hij bedoelt te zeggen: , , Ik weet niet of het oorbaar, of het betamelijk voor mij is, te leven." In de Griekse tekst staat: , , Of dit de vrucht van het werk is, of dit het beloop van Gods werk met mij is, dat ik zal leven." Zo komt Calvijn er toe om te vertalen: , , Zo te leven in het vlees mij nut is, zo weet ik nog niet, wat ik kiezen zal."

Paulus vraagt zich dus af wat het meest nuttig voor hem is en waarin hij het meest nuttig kan zijn: in sterven of in leven. Van David lezen wij, dat hij de raad Gods uitgediend heeft. Dat is geweest, toen hij al zijn krachten verteerd had en toen er voor hem niets meer te doen was. Paulus zegt, dat hij het niet weet.

Let daar goed op, dat Paulus zelfs bij het constateren van het beste het niet weet. Het is ook voor ons zo moeilijk om in het boek van Gods raad te lezen. Paulus komt straks tot een heel andere conclusie en houdt gelooft, vertrouwt, weet. zich dan bij hetgeen hij

Diende David ook Gods raad uit, toen hij oud, zwak, ziek, verpleegd werd? Diende Johannes de Doper Gods raad uit, toen hij in de gevangenis wachtte op een onzeker einde? Diende Paulus Gods raad uit, toen hij in een schip tijdens een wekenlange storm voortgejaagd* werd met elke dag dezelfde heidenen rond hem? Toen hij in de gevangenis zat, waar hij alleen wat bezoek ontvangen mocht en schrijven kon, een paar brieven aan mensen en gemeenten? Wij weten achteraf, dat de Heere dit voor Zijn woord gebruikt heeft. Het boek van Gods raad is moeilijk te lezen.

Paulus zegt dan ook eenvoudig: , , Ik weet het niet." Ik weet het niet, wat ik kiezen zal. Zijn staat voor de eeuwigheid lag vast, hij was geborgen, in Christus geborgen. En als wij zo deze geweldige brief aan Filippi lezen, dan staat ook dit wel vast, dat de stand van Paulus' leven zeer goed was. Hij was in goede doen, geestelijk gesteld.

Twee dingen dringen hem; hij weet geen keus te maken, hij weet niet rechts of links te gaan. Het ene dat dringt, dat is zijn begeerte, geen zondige begeerte, die het tiende gebod verbiedt, maar een heilige, reine begeerte. Dat is de drang van zijn hart, om met Christus te zijn. Die drang kan zeer sterk zijn, omdat daar de kracht van het geloof achter zit en het geloof kan reikhalzend uitzien naar Hem. De begeerte kan zo sterk zijn, omdat de hoop daarachter werkt met grote kracht; de begeerte, die komt, is een boom des levens. En onderschat zeker niet de liefde, die er achter werkt. Heimwee kan zo sterk zijn. De liefde kan zo trekken. Met Christus te zijn, Wien te beminnen veel meer is dan de liefde tot vader, tot moeder, tot wie men op aarde ook maar hebben kan, dat is niet alleen het beste, maar dat is zeer verre het beste. Dat slaat elke vergelijking, ook de vergelijking met het nut van het werk op aarde. Zeer verre het beste! Er is nog iets, wat onlosmakelijk aan het met Christus zijn verbonden is en dat is het ontbonden te worden. Dat ligt ook in die begeerte naar Christus. Losgemaakt worden van een lastige en altijd knellende band. namelijk het aardse bestaan met zijn aan de dood overgegeven zijn, met zijn betrekkelijkheid, met zijn gebrekkigheid, met zijn aan de zonde gebonden zijn. De tekst spreekt eigenlijk vaneen verherbergen, een verhuizen, een loswerpen van het touw, dat het schip aan deze haven bindt. Paulus is er wel verre van, dit leven, dat toch ook door God geschapen is, onder te waarderen. Maar de Kerk des Heeren is hier toch maar vreemdelinge in een vreemd land, leeft hier op 's vijands bodem, hier is zij in zo menig, menig opzicht aan de zonde onderworpen. De Kerk des Heeren leeft hier te midden van een wereld, waarvan de Schrift leert, dat zij in het boze ligt en waarvan de Kerk deugdelijk en dagelijks ervaart, dat dat maar al te waar is. Daarom verlangt de apostel naar het losmaken van de laatste band, naar het loswerpen van de laatste kabel. Hij en allen, die de verschijning van Christus hebben liefgehad in onverderfelijkheid. verlangen toch ook naar huis. Dat is toch het beste, zeer verre het beste.

Het betere.

Beter dan best kan niet. Wij zouden denken: als dit voor Paulus het beste is, dan kan hij niet meer twijfelen, dan kan hij niet meer van tweeën gedrongen worden. Als dat zeer verre het beste is, dan staat de keus vast. Kan er nog iets beter zijn dan best? Ja. De besluiteloosheid van Paulus zegt dat duidelijk. Hij zegt: , , Ik weet het niet." Het schijnt, dat bij zijn overleggingen er een besluit rijpt, dat hem toch doet neigen om in het vlees te blijven, als iets dat beter is dan dat beste, als iets dat nodiger is. Het noodzakelijke gaat altijd voor, gaat altijd voor onze gevoelens, voor onze begeerten, ook al zitten daar de heiligste en krachtigste drijfveren achter, ook al dringt daarachter het geloof, ook al stuwt daarachter de hoop, ook al klopt daarachter de liefde. De innigste verlangens, de teerste begeerten en genegenheden moeten wijken voor dat, wat noodzakelijk is.

Deze noodzaak was gelegen in het be

lang van een gemeente, mogelijk en waarschijnlijk de gemeente van Filippi, anders gezien de gemeente van Christus in het algemeen. Niet om die gemeente te stichten, want zij v/as er. In vers 25 leest gij, dat de apostel ziet op de verdere toename in het geloof in die gemeente. Men zou kunnen denken, dat dat nu verder maar aan God over te laten was, die toch de wasdom geven moet. Neen, de apostel gaat het belang van die gemeente zozeer ter harte, dat hij voelt: zij moeten niet alleen toegebracht worden, zij moeten niet alleen op de weg gebracht worden, maar zij moeten daarin geheel en grondig onderwezen zijn. Paulus' werk aan die gemeente was niet af. Hij ziet die gemeente voor zich, en haar belang gaat boven zijn begeerten, haar belang gaat zelfs boven zijn belang. Wat voor hem verreweg het beste is, wordt overtroffen door het belang van de gemeente. Het belang van de gemeente Gods is beter dan wat voor Paulus persoonlijk het beste is. De wet van het Koninkrijk is God lief te hebben boven al en de naaste als onszelf. Die kan zelfs vorderen in het vlees te blijven, in het vlees, dat wil zeggen in de vreemdelingschap, in de pelgrimage. In het vlees blijven, dat wil zeggen: langer van huis blijven. Zoals Israël de lange tocht rond Edom moest maken, toen zij al voor de grenzen van Kanaan gelegerd waren te Kades-Barnea, zo moest Paulus een nieuwe en grote tocht aanvaarden, toen zijn hart hem drong om maar naar huis te gaan. In het vlees te blijven, dat wil ook zeggen, nog niet de banden der zonde geslaakt, nog niet de strijd te boven, nog weer de wapenrusting opnieuw aantrekken en nog weer sterke wederstand doen. In het vlees blijven, het is de uitgestelde hoop op vereniging met het Hoofd, Christus, opnieuw voeden en het hart optrekken aan de roeping, die daar nog vóór lag.

Heilig zijn, o God, Uw wegen; Niemand spreek' Uw hoogheid tegen. W^ie, wie is een God als Gij, Groot van macht en heerschappij? Ia, Gij zijt die God, die d'oren Wond'ren doet op wond'ren horen; Gij hebt Uwe roem alom Groot gemaakt bij 't heidendom.

D' aarde sloeg van schrik aan 't beven, Toen z' U langs Uw pad zag streven, Zee en grote waters door In het nooit ontdekte spoor; Toen G' Uw volk de weg bereiddet, Daar Gij 't als een kudde leiddet; Mozes en Aarons hand Bracht hen dus naar 't heilig land.

De weg voor de kerk, zo goed als voor Gods knechten, is nogal eens een omweg. Als uw hart verteerd wordt van verlangen naar huis, dan moet u uw rekening nogal eens over maken. Zo vaak ligt er dan nog een taak, soms een zwaardere taak, dan die gij ooit gehad hebt. En een taak gaat wegen, gaat zwaarder wegen, naarmate de jaren gaan tellen. Ook een liefdewerk kan zwaar worden. Ook hier gaat het woord uit de Spreuken op, dat de uitgestelde hoop het hart krenkt. Het kan zelfs nog zo zijn, dat de begeerte om ontbonden te worden en met Christus te wezen in later dagen lang zo sterk niet meer is. En het kan ook nog zo zijn, dat de Heere de Zijnen thuis haalt, als de begeerte er niet is, soms zelfs onverwacht en ongedacht. En God doet het nooit verkeerd!

Het zekere.

, , En dit vertrouw en weet ik, dat ik zal blijven en met u allen zal verblijven tot uw bevordering en blijdschap des geloofs, opdat uw roem in Christus Jezus overvloedig zij aan mij, door mijn tegenwoordigheid wederom bij u."

De apostel zet zijn sterk verlangen op zij, komt tot het besluit, dat het nodiger is om in het vlees te blijven en hij motiveert dat.

, , Dit vertrouw ik en weet ik, dat ik zal blijven en met u zal verblijven." Hij stelt het vertrouwen voorop en daaruit weet hij dat. Hij heeft een vertrouwen op Gods leiding en op Gods voorzienigheid. En hij vertrouwt, dat die voorzienigheid zal gaan over zijn werk, en daarom en daarna ook over zijn persoon. Dat is een heel sterk stuk, als een Evangeliedienaar achter zijn werk staat: eerst het werk en dan hij. De apostel geeft hier blijk, dat hij daar offers voor kan brengen, dat hij er zelfs zijn dierbaarste begeerten voor kan opgeven. Liever het werk dan mijn thuiskomen! De apostel heeft hier geen bepaalde aanwijzing voor, geen bepaalde tekst voor, die hem zegt, dat hij nog wat blijven moet, alleen een vertrouwen op Gods voorzienigheid en dat ligt zo vast voor hem, dat hij zegt: , , ik weet." De kerk is meer dan onze persoon. God heeft voor Zijn kerk een vast gemaakt bestek en nu rekent Paulus, ziende op dat bestek, op dat, wat God in het werk pleegt te doen, dat hij nog wat blijven moet.

Tot uw bevordering en blijdschap des geloofs. De gemeente moest vérder in het geloof. Dieper wortelen, hoger en breder takken schieten, verder in de geloofsstukken, dieper wortelen in de kennis van de zonde en van de ellende — dat moet men christenen preken, dat moet men zelfs geoefende christenen preken — en dieper wortelen in de genade — ook dat moeten christenen leren, gedurig weer. Het is ook in elke gemeente en geslacht aan geslacht zo nodig om al de leerstukken te leren en te leren verstaan en daaruit te leren leven. De apostel beoogt ook de blijdschap des geloofs. Het geloof is zo'n diepe en rijke zaak, dat ieder, die het bezit, daar wel een diepe vreugde in mag hebben, een vergenoeging. Ons leven is buiten het geloof zo arm, zo troosteloos, maar waar het geloof komt, daar komt een vreugde, die alle smart verbant, een liefde, die alle vrees uitdrijft. Hier wordt de rust geboren! Dan kan men teleurstellingen aan, dan kan men smarten dragen met een blijmoedig oog. Welnu, tot die vredige blijdschap wilde de apostel verder nog wat werkzaam zijn. „Opdat uw roem in Christus Jezus overvloedig zij aan mij, door mijn tegenwoordigheid weder bij u."

De apostel was op dat ogenblik gevangen. Zijn bedoeling is nu: Als gij mij losgebeden zult hebben en ik bij u wederkom, dan hoop ik tot uw geestelijk nut nog wat werkzaam te mogen zijn. Zo niet, dan hebt gij mij wel losgebeden uit de gevangenis, maar daar bleef het dan ook bij. Maar als ik nog onder u arbeiden mocht tot uw vordering in het geloof en tot blijdschap in het geloof, dan zoudtgij Christus de Heere te meer te roemen hebben, dat ik u niet ijdel wedergegeven was.

Als God onze dagen verlengt, ons de arbeid geeft te doen, dan moet daar eer uit vloeien voor Hem. En nooit bekomt de God van Zijn kerk, de God van het werk ere, als niet het geloof en de blijdschap van Zijn volk vorderen. Al onze dagen, die Zijn raad ons geeft, vaak tegen verwachting en soms tegen begeerten in, moeten vruchtbaar zijn voor Hem, want, zo zegt de Heere: „Hierin is uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijkt, zo gij veel vrucht draagt."

K.a.Z.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 mei 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Van tweeën gedrongen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 mei 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's