Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rome en de oecumene

Prof. Rogier heeft wel veel reacties opgewekt met zijn rede, waarover ik in mijn kroniek van vorige week schreef. U zult zich herinneren, dat deze historicus van de rooms-katholieke universiteit te Nijmegen duidelijke woorden sprak over de oecumene. Zijn rede werd uitgesproken tijdens de lustrumviering van die universiteit. De Volkskrant heeft haar in zijn geheel afgedrukt, zodat we nu de beschikking hebben over de preciese tekst en er in elk geval hierover geen enkel misverstand kan bestaan. Letterlijk zei prof. Rogier:

„Wij mogen geen andersdenkenden in de waan laten, laat staan brengen, dat wij de hereniging verwachten van een soort geven-en-nemen. Wij verstaan haar als terugkeer tot de ene Kerk onder de éne Opperherder, een Kerk, die in haar structuur en in heel haar aardse verschijningsvorm ingrijpend gewijzigd kan worden, maar niet in haar leer en haar leergezag. Het schijnt mij een dure plicht van christelijke liefde en waarlijk oecumenische zin onze andersdenkende christenbroeders op dit punt niet in het onzekere te laten. Het wordt misschien tijd, dat wij weer met de oude Alberdingk Thijm tot hen durven zeggen: „Ach, dierf ik wat gij derft — de Heer is mijn getuige — 't bracht mijn geloof den doodsteek toe."

Ook van rooms-katholieke zijde zijn er verschillende reacties gekomen. Het roomse dagblad De Nieuwe Dag schrijft:

„Zijn aanval op de oecumene — wij hebben er geen beter woord voor — komt ons echter tragischer voor. Wat heeft een man van zo'n erkende grootheid ertoe bewogen voor het doel van de oecumene een formule te gebruiken, die star staat van zelfgenoegzaam wanbegrip. Wat bedoelt prof. Rogier als hij uitroept, dat het hem een dure plicht van christelijke liefde schijnt onze andersdenkende mede-christenen te zeggen, dat , wij' onder oecumene verstaan de terugkeer tot de ene Kerk onder de ene opperherder? Wie zijn de , wij' namens wie prof. Rogier meent te mogen spreken? En is hem uit de baaierd van oecumenische literatuur nog altijd niet duidelijk geworden, dat juist het beeld van die ene Kerk het beeld is van een verloren eenheid, die door alle christenen samen moet worden herontdekt? Begrijpt hij niet, dat men de Kerken die deze moeizame weg zijn opgegaan, de voortgang vrijwel onmogelijk maakt als men het doel omschrijft op een wijze, die andersdenkende christenen geen ander idee van „onze" oecumene kan geven dan dat zij ten spoedigste worden uitgenodigd toe te treden tot de katholieke Kerk zoals zij nu is? "

Daartegenover staat echter de mening van de roomse Gelderlander:

„Wij hopen, dat prof. Rogier de moderne scheldwoorden als „conformist" of „ultramontaan" bespaard zullen worden.-Hij is het geen van beide, verre van dat zelfs, hij is het door deze briljante rede, uitgesproken aan de vooravond van zijn emeritaat niet geworden en zal het nooit zijn. Hij heeft ons alleen met een harde waarheid, met de realiteiten geconfronteerd en ons daarmee voor nieuwe illusies willen behoeden. Zijn rede is een belangrijk document, dat hopelijk een belangrijke groep katholieken weer met beide voeten op de grond zal brengen, hoezeer zij misschien ook geschokt zullen zijn."

In Hervormd Nederland schrijft ds. F. H. Landsman ook over de uitspraken van prof. Rogier, „die hem zoveel kritiek, ook uit zijn eigen kerk hebben bezorgd". Ds. Landsman meent echter dat deze kritiek niet helemaal terecht is:

„Prof. Rogier heeft het kerkelijk leergezag beslist achter zich. Paus Paulus VI denkt niet anders over de oecumene en de eenheid van de kerk en het is de vraag of het Concilie tot meer genuanceerde formuleringen zal komen dan die welke nog zijn te vatten onder de „ingrijpende wijzigingen in structuur en verschijningsvorm".

Wij zouden er verkeerd aan doen om als reformatorische christenen deze wijzigingen onbelangrijk te vinden. Ze kunnen in elk geval ten gevolge hebben dat er een minder geladen verhouding tussen de kerk van Rome en de andere kerken ontstaat, waarin het beter mogelijk is elkander als christenen te ontmoeten en te verstaan dan tot voor kort het geval was. Daarom kunnen we ook wel waardering opbrengen voor een „oproep tot allen die de Oecumene willen dienen" die onlangs uitging van een groep reformatorische en (rooms-)katholieke christenen waarin werd uitgesproken dat wij, als christenen, niet mogen en kunnen berusten in de negatieve en destructieve spanningen die de gebeurtenissen van de laatste maanden hebben veroorzaakt en waarin erop wordt aangedrongen de positieve kansen te grijpen, die in deze gebeurtenissen verborgen liggen.

Maar daarmede is de kern van het oecumenische vraagstuk nog niet geraakt. Deze wordt nu juist door prof. Rogier aangewezen als hij betoogt, dat de kerk van Rome wèl in haar structuur en verschijningsvorm, maar niet in haar leer en leergezag kan worden gewijzigd.

Wat mij in dit artikel van ds. Landsman opvalt is het gemak waarmee met de naam christen wordt omgesprongen. Onze Catechismus heeft het niet over reformatorische en roomse christenen, maar zij spreekt alleen van christenen, dat zijn zij, die door een waar geloof Christus zijn ingelijfd. Dat

is een volk gerechtvaardigd door het geloof alleen, waarbij geen goede werken te pas komen.

Ds. Landsman haalt dan een artikel aan uit de Volkskrant, waarin een schrijver wijst op de mogelijkheid van pluriformiteit (veelvormigheid) in de leer voorzoverre het niet gaat om de authentieke voor allen geldende openbaring van Gods heilswil en op de mogelijkheid van een herinterpretatie van het dogma van de onfeilbaarheid van de paus, waar het Concilie mee bezig zou zijn.

Maar ds. Landsman zegt dan: „Reorganisatie kan nooit reformatie overbodig maken en pluriformiteit, hoe ruimhartig ook toegepast, geeft geen soulaas als juist „de voor allen geldende openbaring van Gods heilswil" in het geding is.

En dat dit het geval is in de controverse tussen Rome en Reformatie is nu juist de overtuiging die het voor reformatorische christenen zo moeilijk maakt om in de oecumenische lente te geloven die in de tuin van Rome is ontbloeid en onbezorgd de zomer tegemoet te zien die op die lente zou moeten volgen.

Daarom kwam het ons goed voor, dat de koude wind van de Nijmeegse lustrumviering maar eens door deze hof is gaan waaien.

Als het oecumenische gewas daar niet tegen , bestand blijkt te zijn, is het niet waard de zomer te halen."

Als kroniekschrijver wil ik er alleen nog aan toevoegen, dat de woorden van prof. Rogier voor mij werkelijk geen koude douche waren. Hoe kan men iets anders verwachten van de rooms-katholieke kerk, waar niet alleen de Bijbel, maar ook de traditie met „goddelijk gezag" is bekleed. Wat wij echter nodig hebben, is dat we leven zullen bij het

Woord van God en ons alleen door dat Woord laten leiden. Dat is echt reformatorisch leven en daarop alleen kan Gods zegen rusten.

De gereformeerde vrouwen in het ambt?

Hoezeer de opvattingen in de Gereformeerde Kerken zich in de laatste tientallen jaren hebben gewijzigd, is nu weer duidelijk openbaar gekomen in de uitslag van een onderzoek, dat men heeft ingesteld naar de mening van de leden van de gereformeerde Vrouwenbond over de toelating van de vrouw tot de ambten. Het Centraal Weekblad schrijft hierover het volgende:

„Van 3190 gereformeerde vrouwen die hun mening hebben kenbaar gemaakt over de vraag of de .kerkelijke ambten voor de vrouw moeten worden opengesteld, heeft 70, 21% zich vóór uitgesproken, 21, 47% was tegen en 8, 32% had geen mening. Dit blijkt uit een artikel in het juni-nummer van „De Gereformeerde Vrouw", het weekblad van de Bond van Gereformeerde Vrouwenverenigingen.

De uitslag van dit onderzoek mag wel verrassend worden genoemd. Vermoedelijk zal niemand hebben gedacht dat een zó overweldigende meerderheid van de gereformeerde vrouwen voorstander is van het openstellen van de ambten voor de vrouw.

De achtergronden van het onderzoek liggen in het feit dat de laatstgehouden generale synode een deputaatschap heeft ingesteld voor onderzoek naar de vraag of althans het diakenambt in de kerk voor de vrouw moet worden geopend. In dat deputaatschap werden later ook twee dames benoemd, namelijk mevr. W. M. Ridderbos-De Rooij, presidente van de vrouwenbond, en mevr. M. J. van der Veen-Schenkeveld, echtgenote van één van de

Zwijndrechtse predikanten, die vóór haar huwelijk zelf een theologische opleiding aan de Vrije Universiteit heeft gevolgd. Om zich te oriënteren voor haar werk voor het deputaatschap heeft mevr. Ridderbos getracht via „De Gereformeerde Vrouw" de meningen over het onderwerp te peilen en de discussie over dit onderwerp op gang te brengen of te intensiveren."

Zelfs was 26% van deze vrouwen voor de openstelling van het predikambt voor de vrouw. Zo zien we dat onder de gereformeerde vrouwen een grote aandrang is om de ambten voor de vrouw open te stellen. Bijbelse argumenten worden niet aangevoerd. Dat zou ook wel erg moeilijk gaan, daar het immers duidelijk is, dat de Bijbel zeer duidelijke uitspraken doet, die de vrouw in het ambt ten enenmale afwijzen. De plaats van de vrouw is nu eenmaal een andere dan die van de man. De vrouw is niet minder dan de man, ze is wel anders dan de man. En in de Bijbel zien we dan ook duidelijk de rangorde: Christus het Hoofd van de man en de man het hoofd van de vrouw. Wanneer men zich door het Woord laat leiden blijft men op een vaste bodem. Ik betreur het zeer dat de ontwikkeling in bepaalde kringen van de Gereformeerde Kerken geheel de kant opgaat van de middenorthodoxie.

Een ouderling van de Gereformeerde Kerk zei pas tegen me: „We hadden zondag één van onze oud-professoren. Het was een prachtige preek en een echte preek. Van veel jongeren krijgen we geen preek meer, maar een lezing. Velen zeiden echter van de preek van zondag: ouderwets! En daarmee is een preek al veroordeeld. Ik houd echter meer van een ouderwetse preek dan van een moderne lezing." En met die ouderling was ik het goed eens.

Kroniekschrijver.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 juni 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 juni 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's