Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BEKERING EEN GAVE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEKERING EEN GAVE

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Gereformeerd Weekblad van 29 augustus j.1. las een zeker iemand: „Bekering, wedergeboorte, geloof, het zijn genadegaven". Het kwam hem voor, dat dit niet in overeenstemming was met de Heilige Schrift. Daarom bracht hij deze bedenking in: „In de Heilige Schrift wordt steeds opgewekt en aangemaand tot bekering. Hoe kan het dan een gave zijn? "

Op deze vraag zou ik direct willen antwoorden, dat Gods Woord beide kent: e opwekking tot bekering en de bekering als gave. Ik herinner daarvoor aan Hand. 5 : 31: eze (Jezus) heeft God door zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israël te geven bekering

en vergeving van zonden." Vandaar dat er in de Schrift ook om bekering gebeden wordt: „Heere, bekeer ons tot U, zo zullen wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als van ouds" (Klaag-

liederen 5 : 12). Volgens het Woord des Heeren zijn er twee mogelijkheden. De almachtige God kan ons mensen op zijn wegen leiden, maar ook van zijn wegen doen afdwalen. Voor het eerste behoef ik maar te herinneren aan Psalm 86 : 11: Leer mij, Heere,

Uw weg, ik zal in Uw waarheid wandelen; verenig mijn hart tot de vreze Uws naams".

Dit is de aanvankelijke en voortgaande bekering, die ook hier een werk Gods is. Want bekering heeft in de eerste plaats met het verstand te maken. Het is een ontdekkend licht in het verstand, waardoor we God beginnen te zien in zijn gerechtigheid en algenoegzaamheid en onszelf in onze doemwaardigheid. Grosheide tekent dan ook bij Handelingen 5:31 aan: , Deze bekering is de eerste ombuiging van het innerlijk leven, vooral ook verstandelijk; zij kan voortgaan tot de waarachtige bekering, die hier niet als daad des mensen, maar als gave Gods wordt voorgesteld." Bij Handelingen 2 : 38 tekent hij aan: , De eerste prediking is steeds een aandringen op een omkeren, dat leidt naar het zoeken van Christus. Reeds daarom is het van gewicht de betekenis van dit woord goed te zien. Metanoein (Grieks voor: ich bekeren) spreekt van een verandering in de nous (de verstandelijke vermogens), het is anders over de dingen gaan denken. Vandaar dat het het geschikte woord voor de eerst bekering is. Petrus vermaant de joden allereerst van inzicht te veranderen, anders over Jezus te gaan denken en dan verder te gaan. Wel is in het Nieuwe Testament de metanoia (bekering) verbonden met smart, berouw (2 Corinthe 7:9), maar zij sluit nog niet in het zich bekeren in de zin van het zich positief wenden tot God, dat door epistrephein (zich bekeren) wordt uitgedrukt" (Handelingen 3 : 19).

Misschien is het voor onze lezers wel aardig van deze gedachten over de betekenis van de twee verschillende woorden over bekering kennis te nemen. Ik vind het van belang met het oog op de prediding van Calvijn, die stelt, dat een gedeelte der bekering aan het geloof vooraf gaat en een ander deel daarop volgt. We zouden volgens Grosheide ongeveer kunnen zeggen, dat metanoein aan het geloof in Christus voorafgaat en dat epistrephein er ook op volgt. De bekering begint niet met het geloof in Christus, maar met het anders gaan denken over God en over zichzelf en het zoeken van Christus. De bevindelijke prediking, waarin men met de bekering in eerste aanleg begint, is Schriftuurlijk. Daar gaat een deel van de bekering aan het geloof en aan het kennen van Christus vooraf. In Handelingen 3:19 komen beide woorden voor achter elkaar. Dus metanoein en epitrephein. Als u het nu maar volgt leert u een aardig stukje grieks, maar u mag het niet zelf gebruiken, want dat zou een valse schijn wekken. Onze vertaling leest: betert u dan en bekeert u." Luther zet over: zo doet nu boete en bekeert u." De Leidse vertaling luidt evenzo, terwijl prof. Brouwer deze twee woorden weergeeft met „Komt dan tot inkeer en bekeert u. „Petrus Canisius: Doet boete nu en bekeert u." Tenslotte de N. V.: Komt dan tot berouw en bekering."

Het komt mij voor dat het „betert u" van de Statenvertaling een beetje zwak is. Ook is wel duidelijk, dat het niet gemakkelijk is een vertaling van de Bijbel te maken, die de Griekse woorden of de Hebreeuwse volledig weergeeft. Vandaar dat er een verklaring en een prediking van het Woord nodig blijft. Men kan zulke machtige woorden als. „bekeert v", niet zo maar ineens begrijpen. Daar moet men heel wat ondervinding voor hebben. Het moet een bekeerd verstand zijn, dat hier over spreekt, al is het maar in z'n eerste begin met de bekering. Daar is nog een opmerking. Ik weet niet hoe de vertaling: „zo doet nu boete" bedoeld is, maar het is een goede vertaling als men dit „nu" opvat als: doet heden boete. Petrus gebruikt een werkwoordsvorm, die bekering vraagt op dit ogenblik.

Voorts nog eens weer het verschil tussen de twee woorden. Volgens Grosheide is het metanoein in de eerste plaats een komen tot nadenken. Men gaat God en zichzelf en de eeuwigheid en de zonde anders zien. Dat veroorzaakt grote schrik en vrees, smart en berouw. Maar epistrephein is meer een verandering van doen. Grosheide merkt op: „Dit woord zegt veel meer dan metanoein. Het is omkeren op de weg, die men gaat en een andere richting inslaan, dus meer ehtisch, veel meer ons: zich bekeren."

Wat is nu die andere richting? Hier kan men twee antwoorden geven. Petrus zegt: „tot het uitgewist worden van uw zonden." Maar dat moet dan een ander, n.1. God, doen. Die zonden worden niet door de bekering uitgewist, doch die uitwissing wordt in deze bekering gezocht. Men kan ook stellen, dat Petrus bedoelt: bekeert u tot Christus, opdat uw zonden uitgewist worden.

Het is voorts wel duidelijk, dat het in de bekering gaat om een daad Gods. Wij wissen de zonden niet uit. Maar dan is het een daad Gods, die begeerd en gezocht mag en kan en moet worden door toevluchtnemend geloof en gebed.

Het Nieuwe Testament is vol met de prediking der bekering. Daarom ga ik nu jver dit onderwerp nog even door. Het is een veel moeilijker onderwerp dan men zou denken. Johannes de Doper en Jezus prediken: „bekeert u." Wat houdt dit woord in? vragen de deskundigen. Zij zien vier mogelijkheden. Het kan een oproep zijn, die gericht is tot het gevoelsleven en wil zeggen: gevoel berouw. Maar ten tweede kan het betekenen: ga heel anders over alle dingen denken, ook over jezelf en niet minder over God. Ten derde kan er een oproep in gehoord worden om bepaalde daden te doen, waardoor begaan onrecht weer goedgemaakt wordt: doet boete, maak het weer goed. Tenslotte kan het woord: bekeert u verstaan worden als een oproep tot een radicale verandering van de verhouding tussen God en mens, mens en God: keer om, keer terug. Dan is de bekering duidelijk uitgebeeld in de gelijkenis van de verloren zoon. Vele geleerden houden zich aan de laatste opvatting. Bekering is een terugkeer tot God, een omkeer. Daar is veel voor te zeggen, meen ik, Het is dan meer als een verandering van onze gezindheid of een goed maken van onze boze daden. Het is een ommekeer van het binnenste van ons èn van onze uiterlijke daden. Bekering is een geweldige diepe en brede ingreep in ons leven. Daarom kan ik niet anders doen dan mijn hoofd schudden over dat oppervlakkige gepraat op en onder preekstoelen, dat er niets meer behoeft te gebeuren aan de mens. Als wedergeboorte en een totale omkeer van de hele mens niets is, wat is dan nog iets? De mens is van nature zelfgenoegzaam. Zo was ook Israël ten tijde van Johannes de Doper en Jezus. De Doper wekte het zelfgenoegzame volk, dat meende er te zijn, omdat het de wet onderhield en dus de kerkelijke gebruiken in stand hield op tot bekering, dat is tot het anders gaan denken, tot het gaan koesteren van een andere gezindheid en anders gaan handelen. Zij moesten innerlijk verslagen worden, arm van geest vanwege hun grote zonden en ongerechtigheden, treuren over hun boze aard en over hun ver zijn van God, hongeren en dorsten naar het onderhouden van Gods geboden..Daar moet zijn een omkeer tot God, een anders gaan oordelen over zichzelf in het licht der heiligheid des Heeren, maar dat moet vrucht dragen en het levensgedrag moet in overeenstemming zijn de bekering des harten.

De bekering is, dat de mens een nieuwe boom wordt, die goede vruchten draagt, want de oude boom, het vlees, de mens die in zonde ontvangen en geboren is, kan geen goede vruchten voortbrengen. Die hele bekering moet staan onder het gewicht der eeuwigheid en van de eeuwige toorn Gods over ieder, die zich niet bekeert. Terwijl in het Nieuwe Testament de aanbieding der genade zeer ruim is, klinken ook de bedreigingen, de prediking van het grote oordeel zeer klemmend en luid. Men spreekt in onze tijdt altijd nog over zware en lichte predikers. Ze deugen geen van tweeën geheel. Elke prediker moet ontzettend zwaar en geweldig licht zijn. Veel predikers, die zwaar genoemd worden dreigen aan de wijdheid, aan de grote ruimte van de genade in Christus te kort te doen. Dat is erg. Maar ook in de klei komt het zaad toch naar boven, al is het moeilijker. Ik meen, dat het altijd nog erger is, dat veel predikers, die licht genoemd worden, over de bekering zo weinig zeggen en daarmee de schijn wekken, dat de Heere Jezus alleen maar gepredikt heeft, dat we moeten aannemen dat God liefde is. De Heere Jezus heeft het geloof op zeer ruime wijze gepredikt, dat is het gelijk der lichten als zij waarlijk het geloof in Christus preken en de vergeving der zonden in zijn bloed. Maar de Heiland heeft met aangrijpende scherpte en dreiging de noodzakelijkheid van de totale en radicale afbraak van het onze, van de totale vernedering en verbrijzeling, van de onmogelijkheid om zalig te worden door onszelf, gepredikt. Dat is het gelijk van de zwaren. Zolang deze twee stukken uit de prediking niet één zijn blijft de uitwendige kerk in puin liggen. Voor zover deze twee stukken in één prediker verenigd zijn, krijgen

zijn hoorders een goede preek, waar een gedeelte kerkgangers zo hard mogelijk bij vandaan loopt. Johannes de Doper en Jezus, zij hebben beide de bekering gepredikt. Een ruime wil bij God om zalig te maken en een enge weg voor de mens om zichzelf te verloochenen en te verliezen. De bekering is breken met het zondige, eigengemaakt vrome of goddeloze verleden en een overgeven van zichzelf aan God door Christus. Die bekering wordt niet gepredikt aan opvallende zondaars alleen, maar ook aan de joodse vromen. Alle mensen, die als kinderen Adams zijn geboren hebben deze omkeer nodig, De rijke jongeling werd er even goed toe geroepen als de tollenaar. Dat moesten de kerkgangers in onze tijd weer leren verstaan en niet minder de predikers. Ze zitten te tobben om de ergste uitwassen bij de jeugd af te wenden door zoveel mogelijk toe te geven. Ze doen hun best om deze wereld leefbaar te maken voor een heel kleine tijd van ons bestaan op aarde. Maar over de bekering hooxt men zeer velen niet, hoewel deze volkomen onmisbaar is, omdat alleen de bekering tot God en het geloof in Jezus Christus gereed maakt voor de bruiloft. Men wil onwilligen en gewilligen door allerlei aanpassingen tot de maaltijd brengen, maar dat die maaltijdmensen uitgekleed moeten worden wat hun eigen leefwijze betreft en hun eigen gedachten en hun eigen zelfbeoodeling en hun ongebrokenheid en hun absolute verheerlijking van hun eigen wezen, prediken zij evenmin als de noodzakelijkheid van het aangekleed worden met het bruiloftskleed: e gerechtigheid en heiligheid van Christus en dus Christus Zelf. De apostel zegt: .Doet dan aan de Heere Jezus Christus en verzorgt het vlees niet tot begeerelijkheden" (Romeinen 13 : 14).

De Heere Jezus is niet gekomen om deze wereld leefbaar te maken, maar om te roepen tot bekering, opdat we op de nieuwe aarde zouden kunnen leven. Is nu deze bekering niet veel meer het werk van de mens dan een gave van God? Zij is geheel en al een werk van God. De Heere Jezus zei juist van de bekering, dat zij onmogelijk is bij de mensen (Lukas 18 : 27). Ik wees er reeds op, dat er in de Psalmen om gebeden wordt. Dat komt herhaaldelijk voor. Maar zo uiterlijk gezien komt het woord Gods tot de mens. De een laat het achteloos aan zich voorbijgaan, de ander wordt er door ondersteboven geworpen. Dat laatste is echter een werk Gods. Paulus is niet op de grond gaan liggen, maar geworpen en gevallen. Niettemin sluit de bekering een doen in. Als Jezus, Die verhoogd is, om bekering te geven, in onze harten werkt, gaan wij op alle manieren ook aan het werk. Maar ons werk is een vrucht en gevolg van het werk van de Geest van Christus. Sommige geleerden zeggen, dat we moeten spreken van een bekeringsdoop door Johannes gepredikt. God schept door het sacrament van de Doop een gemeente, die, deel heeft aan de nieuwe schepping. Ik meen, dat zij zich vergissen. De doop met water is tot bekering. Hij predikt de bekering, hij wijst op de noodzakelijkheid der bekering. Maar de. Doop werkt bij niemand de bekering. Dat is de noodlottige leer bij Rome. Daar. hebben ze alles en wordt de stem der Reformatie gesmoord. De Doop met water hoort bij de oproep tot bekering. Het is de Doop met de Heilige Geest, die de bekering werkt. Het is de Geest Gods, die het verstand verlicht en het hart overbuigt. Het water van de Jordaan is daar niet toe in staat, laat staan dan het water uit een zwembad. De nieuwe mens met het nieuwe hart is geen maaksel van eigen handen, maar aan hem is vervuld: , Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven."

Daar is een daad Gods en niet een daad van het water aan hen verricht. Naast Jeremia 31 : 33 staat Psalm 51 : 12 als het gebed om de vervulling van de belofte: Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest."

Als men let op de gebeden en op de beloften hoeft men niet meer te vragen of de bekering wel een gave kan zijn. De bekering is een werk des mensen, gezien het vele, dat hij doet, als hij door God aangeraakt is. Maar veel meer nog is de bekering op alle beslissende punten een gave en een werk van God, waarom wij mogen bidden. In de grond is ook dit gebed een gave.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 november 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

BEKERING EEN GAVE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 november 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's