Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerstfeest vieren en toch verloren gaan?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerstfeest vieren en toch verloren gaan?

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit kennen is een van God vervuld worden, daarom van Hem spreken en Hem genieten. Het wordt gewérkt door de H. Geest, die ons Christus doet kennen, zoals Hij in het gewaad der Schrift tot ons komt. Het kennen van God en Christus is niet een tweeërlei kennis, maar is één kennen. Is dit kennen nu iets wezenlijk anders dan geloven? Volstrekt niet. Daarom zegt zondag 7, dat het geloven een kennen is. Hoe ontstaat dit kennen of geloven? Dat ontstaat hierdoor, dat de H. Geest ons verstand verlicht om

Godskennis, zelfkennis, Christuskennis, daar gaat het om. De evangelist Johannes schrijft: , En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt" (Joh. 17:3). Er wordt over de kennis wel eens licht gedacht. Dat moet men niet doen. De bestemming van de mens is immers, dat hij God recht zou kennen. Maar anderzijds moet toch gezegd worden, dat dit kennen meer is dan een verstandelijk kennen uit de werking van onze menselijke geest alleen.

Christus te zien, zodat wij Jezuszoekers worden, omdat we van de gedachte aan Hem, van de begeerte naar Hem vervuld raken. Langs deze weg komt de Christus in de mens. Hij neemt immers de Christus aan. Geloven is namelijk heel wat meer dan een verstandelijk registreren, dat dit of dat bestaat, hier of daar staat of te zien is. Het geloven houdt veel meer in, dat de gelovige al zijn vertrouwen stelt op hetgeen van de Heere Jezus geschreven staat en in de Christus God Zelf ziet als tot hem komende. Dit betekent ook, dat de gelovige zijn hele leven laat bepalen door de Zoon van Gods liefde. Daarom heet geloven een aannemen van Christus: Zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, nl. die in Zijn naam geloven" (Joh. 1 : 12).

Daarentegen is het ongeloof gelijk aan het niet-aannemen van Christus. Van het ongelovige joodse volk wordt gezegd: „Hij is gekomen tot het zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen." Er was dus wel een komen van de Heere Jezus tot het volk van Abraham, maar er was geen plaats voor Hem in de herberg van hun hart, evenmin als in de herberg van Bethlehem. Dat komen van God in Christus hebben wij ook in de prediking des Woords. Ik ben er niet zeker van, dat iedereen genoeg waarde toekent aan dit komen. Men spreekt er soms zo kleinerend van, hoewel Jezus weende, omdat dit zijn komen weinig of geen vrucht had opgeleverd. Sommige mensen kunnen dit komen van God in Christus in hun stelsel of systeem van godsdienstige gedachten, dat zij voor zich hebben opgebouwd, niet goed gebruiken. Daarom staan zij wantrouwend tegenover de reformatorische leer van het ernstig en welgemeend aanbod van genade. Zij stemmen het noodgedwongen toe, maar proberen het dan toch zoveel mogelijk te verkleinen. Daar doen zij verkeerd aan, want zo werken zij er aan mee, dat God de schuld krijgt van het verloren gaan van de mens. De waarheid is echter, dat Jezus wel gekomen is tot het joodse volk, maar dat volk heeft Hem als volk verworpen. In de prediking komt de Heere Jezus nog altijd tot allen, die de prediking horen, maar niemand wil Hem hebben. Daar ligt de moeilijkheid.

Doch zovelen Hem aannemen, die worden kinderen Gods. En hoe komen wij nu tot dit aannemen? Daar is nog iets anders voor nodig, dan het komen van Christus en de aanbieding van Hem in de prediking van het evangelie. Calvijn beschrijft dit met deze woorden: „Hoewel het waarachtig is, dat wij dit door het geloof verkrijgen (nl. dat wij de Borg ingelijfd worden), nochtans dewijl wij zien, dat niet alle mensen zonder onderscheid de gemeenschap van Christus, die door het Evangelie aangeboden wordt, aannemen, zo leert ons de rede zelf, dat wij hoger opklimmen en onderzoek doen moeten naar de verborgen werking des Geestes, door dewelke het geschiedt, dat wij Christus genieten met al zijn goederen." Het ligt dus op één lijn: kennen, geloven, genieten. Het is een vervuld zijn van Christus en in Hem van God. Daarom wordt geloven ook wel genoemd een komen tot Christus.

Als Bunyan over deze dingen schrijft, zegt hij door de mond van Hoop: Toen vroeg ik: aar Heere, wat is geloven? Hoe zal ik geloven? En hij deed mij het woord innerlijk verstaan: ie tot Mij komt zal niet hongeren en die in mij gelooft zal nimmermeer dorsten"(Joh. 6:35).Toenzag ik in dat, die waarlijk komt, d.w.z. wie met heel zijn hart uitgaat naar het heil, dat in Christus is gegeven, reeds een gelovige is. Tranen sprongen mij in de ogen en ik vroeg: Maar Heere, kan zo een groot zondaar als ik ben, wel door U aangenomen worden, wilt Gij hem ook zalig maken? " Toen hoorde ik het woord: die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen" (Joh. 6:37). En ik zeide: maar Heere, hoe moet Ik u beschouwen om U op waardige wijze aan te nemen? Hij zeide: Jezus Christus is in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken" (1 Tim. 1 : 15). Hij is het einde der wet tot rechtvaardiging van een ieder, die gelooft (Rom. 10 : 4). Hij is gestorven voor onze zonden en opgewekt tot onze rechtvaardigmaking (Rom. 4:25). Hij heeft ons liefgehad en ons van onze zonden gewassen in zijn bloed (1 Tim. 2 : 25). Hij leeft altijd om voor ons te bidden."

Het is van groot belang uit de Schrift te beluisteren, dat ook het toevluchtnemend geloof zaligmakend geloof is, aangenomen dat deze mens zich op Christus richt, als een verlorene. Het tweede, waar we om denken moeten is dit, dat Jezus niet de bekeerden roept, maar de zondaren, om hen te bekeren. Hij geeft de bekering aan onbekeerden. Wij moeten tot Hem komen, Hem aannemen als zieken, als onbekeerden in eigen oog en met heel ons wezen ons tot Hem richten. Het ware geloof is een daad van de hele mens. Daarom wordt er over het geloven gesproken in beelden, die betrekking hebben op de eerste levensbehoeften van de mens, b.v. honger en dorst.

Hoe komt het nu tot een geloven, dus tot een kennen en een aannemen van Christus? Daar is eerst dit, dat God zijn Zoon gegeven heeft aan de wereld, aan Israël. In zekere zin heeft dus de wereld Christus. Dat staat duidelijk in Joh. 3:16. Doch de wereld heeft van dit „hebben" geen nut, totdat zij het geschonkene aanneemt. In welke weg kan dit alleen? Kohlbrugge schrijft: Wilt gij deze macht hebben om kinderen Gods te worden, zo moet gij eerst Christus hebben. Maar het hebben van Christus is nog onderscheiden. De duisternis heeft Christus gehad, de wereld heeft Christus gehad, het uitverkoren volk heeft Christus gehad, maar de duisternis, de wereld en het uitverkoren volk hebben bewezen, hoe ellendig, hoe van God afgedwaald en vervreemd alle vlees is, dat het Christus kan hebben en nochtans verloren gaan."

Men lette wel op deze woorden. Deze zaak brengt pas de grote ellende van de mens aan het licht. Sommigen in onze dagen menen, dat de wereld en de duisternis niets krijgen. De niet-uitverkorenen hebben niets. Zo leggen zij de schuld van het verloren gaan op God en geven de wereld en de onbekeerde kerkganger vele verontschuldigingen in de hand. Maar een man als Kohlbrugge leert het anders. Christus is tot de duisternis en tot de wereld en tot het uitverkoren volk Israël gekomen, maar zij hebben Hem niet aangenomen. De schuld ligt niet bij God, maar bij de duisternis, bij de wereld en bij het uitverkoren volk. Ook Comrie heeft een schenking van de Christus geleerd aan allen. Maar nog eens, niemand neemt Hem in waarheid aan. Dat geldt ook van velen, die menen Hem aan te nemen, maar het is een ingebeelde Christus. Mogelijk, dat iemand er de nadruk op wil leggen, dat niemand Jezus aan kan nemen. Ik geloof, dat men dan de klemtoon verkeerd legt. Het is veeleer zo, dat niemand de Christus aan wil nemen. Ik stem de onmacht van harte toe, maar het is geen onschuldige onmacht. Het is een onmacht, die uit onwil geboren is. Sommige mensen bouwen een heel stelsel uit de onmacht van de mens, zonder dat zij duidelijk maken hoezeer deze onmacht schuld is. Men moest meer rekening houden met de goddeloze onwil en onachtzaamheid van de mens en er meer op letten, dat Jezus telkens spreekt over een positieve weigering. „Gij hebt niet gewild", zegt de Heiland op vele manieren.

Ik zou zo graag ieder mens in het stof brengen voor God, want Hij is wel goed, maar wij deugen niet. Hij heeft zijn Christus aan iedere kerkganger geschonken, maar geen enkele kerkganger wil Hem hebben, tenzij de kracht van de Heilige Geest hem het hart openbreekt. Het gaat er dus niet om, dat we de noodzakelijkheid van het bijzondere werk des Geestes enigszins zouden willen ontkennen, maar het gaat er om de schuld van de mens duidelijk aan het licht te brengen. De mens is zo goddeloos en zorgeloos, blind en ongevoelig, dat hij op de aanbieding of schenking van de Christus geen acht belieft te slaan. In het ontkennen van deze schenking ligt echter een groot gevaar. Zodra immers de Geest van God de mens tot een zondaar en goddeloze maakt, moet men hem dan zeggen: God heeft aan zondaars en goddelozen nooit iets gegeven. De Heere geeft Zijn genade alleen maar aan bekeerde mensen. Ik vraag, welke steun heeft dan deze man of vrouw? Zelfs in het evangelie wordt voor hem niets gezegd, meent men. De wet veroordeelt hem en het evangelie heeft niets voor hem, zegt men. Het is nog zeer af te wachten of God de Heere hem enige genade zou willen bewijzen. Daar is maar een heel klein misschien. Dat moet men dan zeggen. Ik vraag mij echter af, of dit alles is. Heeft de Heere Jezus bedoeld, toen Hij tot Jeruzalem sprak: Er is een heel klein misschien, dat ik u tot de kinderen Gods wil bijeenvergaderen? Ik kan het er niet in lezen. Het evangelie is veel en veel ruimer voor zondaren en ellendigen, al geloven zij het niet: het evangelie

is niet nauw, maar hun geloof is niets.

Misschien meent iemand, dat het gevaarlijk is, om zo ruim van Gods genade te spreken. Hij denkt: hoe gemakkelijk neemt een vrome wereldling dat ruime aanbod over en meent, dat hij nu ook de Christus bezit. Het gevaar is niet te ontkennen, maar moet of mag men het evangelie daarom zo nauw gaan voorstellen, dat Gods ellendigen een zo goed als gesloten deur vinden? Ik houd mij dus aan de ouden met hun schriftuurlijke opvatting, dat God zijn Zoon gegeven heeft, maar dat niemand Hem hebben wil en dat er ook een bijzondere werking des Geestes nodig is om te zien, dat er in Christus en in het evangelie een zeer grote ruimte is. Maar dan moet de Geest Gods, die zich van de prediking bedient, een zeer ruime aanbieding vinden.

Deze prediking van een ruime schenking vind ik bij Comrie, als hij schrijft: , , De algemene aanbieding (gelijk de algemene roeping) of het schenken van Christus wordt allen, waar het evangelie verkondigd wordt gedaan, opdat zij zich daarvan bedienen zouden en de gave Gods aannemen en het zegel zetten op Gods getuigenis, dat Hij waarachtig is. Ofschoon nu dit een recht geeft om de weldaad, die God aanbiedt óf schenkt, voor zich in het bijzonder te omhelzen en het oordeel verzwaart als wij het niet doen, zo zijn wij nochtans zo zorgeloos, goddeloos, blind en ongevoelig, dat wij dit verwaarlozen en niet de minste acht daarop geven, noch geven kunnen. Vermits wij zo geheel dood in zonden zijn, dat wij geen besef hebben, noch van onze rampzaligheid, waarin wij gedompeld zijn, noch van de zaligheid, die ons om niet geschonken of aangeboden wordt."

Daar is dus aan ieder onzer Christus geschonken en een recht om Hem aan te nemen. Wee nu onzer als wij verloren gaan, door Hem op verkeerde wijze aan te nemen of alleen oppervlakkig een soort geloof te beoefenen, dat niet zaligt, dan wel Hem helemaal te verwerpen en zelfs de schenking te ontkennen.

Wij keren nu weer tot Kohlbrugge terug. Hij heeft neergeschreven, dat wij Christus kunnen hebben en nochthans verloren gaan. Op welke wijze hebben wij Hem dan tot zaligheid?

„Ora Christus te hebben, Hem zó te hebben, dat gij door Hem zalig wordt, moet gij eerst zonden hebben, moet gij eerst radeloos zijn en uzelf reddeloos verloren gevoelen, zodat gij geen licht meer hebt, en geen weg meer weet en geen middel meer ziet, om van uw zonde, schuld en straf bevrijd te worden. Daar heeft dan de philosophie (het stelsel van gedachten) uitgediend en ook de vroomheid van het vlees. Dan kunt gij het in uw eigen vlees en in zijn rechtvaardigheid evenmin als gij enig ander vlees vinden. Daar opent u echter de H. Geest ogen en oren, dat gij de stem van de Roepende in de woestijn verneemt: , , zie het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegdraagt." God zelf is het, Die u de ogen des geestes opent, dat gij het Lam ziet, èn — Hij schenkt u dat Lam."

Dit is de bijzondere schenking. De algemene is ons aller deel, nu de bijzondere aan goddelozen en onbekeerden nog. Ik hoop, dat u een goed Christusfeest moogt hebben. Voor Kerstfeest is ook nodig, wat er voor Pasen staat: , en hun ogen werden geopend en zij kenden Hem" (Lukas 24 : 31). Christus is ons geschonken. Maar willen wij Hem aannemen, dan moeten wij — zegt Calvijn — door de Geest worden getrokken om Christus te zoeken. Het geloof is een zekere en vaste kennis, die door de H. Geest ons geopenbaard en in onze harten verzegeld wordt. Deze kennis van het geloof is veel hoger dan het verstand des mensen kan opbrengen. Derhalve wordt er door het Woord zonder de verlichting des Heiligen Geestes niets uitgericht. Deze verlichting wordt alleen aan in zichzelf goddelozen geschonken.

Nog eens: de Christus is ons geschonken. Ik hoop dat alle lezers zo verloren mogen raken, dat zij Hem niet meer missen kunnen en in de weg van missen, zoeken en vinden mogen ontdekken, dat Hij hen reeds lang geschonken is en heel hun leven aan de deur hunner ziel heeft staan kloppen. „Jeruzalem, Jeruzalem, hoe dikwijls heb Ik u willen bijeenvergaderen."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1964

Gereformeerd Weekblad | 18 Pagina's

Kerstfeest vieren en toch verloren gaan?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1964

Gereformeerd Weekblad | 18 Pagina's