Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HIJ WIST ZELF NIET, HOE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HIJ WIST ZELF NIET, HOE

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Hij zeide: lzo is het Koninkrijk Gods gelijk of een mens het zaad in de aarde wierp, en voorts sliep, en opstond, nacht en dag, en het zaad uitsproot, en lang werd, dat hij zelf niet wist, hoe; want de aarde brengt vanzelf vrucht voort: erst het kruid, daarna de aar, daarna het volle koren in de aar. En als de vrucht zich voordoet, terstond zendt hij de sikkel daarin, omdat de oogst daar is. Marcus 4 : 26—29.

Zaaien en overlaten.

Deze gelijkenis komt alleen bij Marcus voor. Hij handelt alleen over het als vanzelf werkende zaad van het Evangelie. De gelijkenis van de zaaier uit Marcus 4 : 1—20 gaat eigenlijk over de vierderlei bodem, of over de vierderlei ontvangst van het woord Gods. Hoe ontvangt men het en wat doet men er mee! De gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe betekent de vermenging van kwaden onder de goeden, in de kerk. Hier stelt de tarwe de gelovigen voor. Vreest niet, als er ook kwade mensen in de kerk als gezaaid zijn. Een boos mens deed dit, namelijk de satan! Onze gelijkenis handelt over heel wat anders, namelijk over wat men overgeven moet en over wat men overlaten moet in het Koninkrijk Gods, over dat wat terecht komt, bijna zonder dat men het merkt.

, , En Hij zeide: Alzo is het Koninkrijk Gods, gelijk of een mens het zaad in de aarde wierp." Hij zeide dat, en wat Hij zegt, dat is altijd goed. Het kan de schijn wekken, dat hier een zekere zorgeloosheid ten aanzien van de Evangeliebediening geleerd werd. maar alleen het feit, dat Hij deze gelijkenis spreekt en de zin ervan bepaalt, kan ons gerust stellen, dat dat zeker de bedoeling van de gelijkenis niet kan zijn. Zijn woorden zijn altijd wijs en goed en de zin van deze gelijkenis is van uitnemende vertroosting voor Gods trouwe knechten en is ook van uitnemende vertroosting voor le vende kerk Gods.

, , Een mens dan wierp het zaad in de aarde." Allesbehalve luiheid, allesbehalve zorgeloosheid leert de Heere hier aan Zijn dienaren. Dit is toch wat zij doen, het zaad des Woords werpen in de harten der mensen. Hoe donker die ook zijn, het kostelijke zaad wordt daarin geworpen, niet alleen het zaad des Woords, dat die harten wederbaart, maar ook het zaad des woords, wat het aanschijn van die harten vernieuwt, zoals het gelaat des aardrijks vernieuwd wordt door het ontkiemende koren. Ja, het zaad des Woords, wat in die harten gestrooid wordt, dat gaat daar ook menigerlei vrucht zetten. Het verband van onze tekst doet vermoeden, dat wij aan dit laatste vrucht dragen tot heiligmaking moeten denken. Daar heet het toch: , Met wat mate gij meet, zal u gemeten worden." En dan komt de gelijkenis van het zaad. Laat elke zaaier vooral zaaien het woord tot bekering, zaaien tot heiligmaking, tot vernieuwing des levens, zaaien al dat goede zaad, wat waard is in de akkers onzer harten gezaaid te worden, om ook diezelfde vruchten te dragen. Daar is zo velerlei zaad in Gods Woord, in dat rijke Woord Gods, en dat velerlei zaad kan ons hart maken tot een hof, die velerlei oogst kan opleveren voor de Heere. Galaten 5 : 22 zegt: , Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid." Zaait dan, o zaaier, uw menigerlei zaad, en zaait het niet spaarzamelijk!

, , En", zegt de gelijkenis verder, , .vervolgens sliep hij en stond hij op, nacht en dag." Een zaaier moet ook weer een keer ophouden met zaaien. Men kan op hetzelfde stuk grond niet voort blijven gaan met zaad strooien. Men kan het zaad niet centimeters dik op de grond strooien. Dan zou het ene zaad het andere verstikken. Er staat trouwens in de gelijkenis zelf, dat de zaaier het zaad in de aarde wierp. Daar moet van te voren geploegd en geegd zijn. De aarde moet losgemaakt zijn, zij moet open gemaakt zijn. Het zaad moet er in kunnen worden geworpen. En zodra het er in geworpen is, houdt de zaaiei op. Na gedane zaaiïng mag de zaaier ook rustig gaan slapen en dan mag hij al die arbeid vergeten, dan mag hij ook het gestrooide zaad vergeten, dan mag hij ook de akker vergeten. En de volgende dag is er voor hem wel weer ander werk te doen, een volgende akker inzaaien, of zo de zaaitijd voorbij is, wederom heel andere werkzaamheden. De man is niet lui, want dagelijks na de nacht, bij het aanbreken van de dag, staat hij op. En bij deze niet genoemde bezigheden, waar tijdperken lang de nachten en de dagen zich aaneengerijd hebben, ging zijn leven door en kon hij aan zijn gezaaide zaad niets meer doen. Een zaaier, ook een zaaier des Evangelies, mag heel wat doen, hij mag de grond bereiden en hij mag zaaien, maar het is toch maar weinig, wat hij er aan doen kan. Hij moet verreweg het meeste overlaten aan God, Die de wasdom geeft. Hij mag wat doen, maar hij moet veel meer overlaten aan zon en aan regen en aan de aarde zelf.

Wat wordt er een kostelijke arbeid gedaan in Gods Koninkrijk aan de zielen. Niet te onderschatten! Niet te onderschatten door de mensen, die Gods akkerwerk zijn. Maar ook niet te onderschatten door de medearbeiders Gods. Om al het zaad in de harten te strooien, om Gods Woord te prediken, in zijn veelzijdigheid, in zijn rijkdommen, dat is een hoge roeping. Toch valt het meeste werk buiten mensenhanden. Opdat geen mens, ook geen mens, die prediker heet. roeme. Het meeste werk doet een Ander. Dat doen zon, regen en de aarde. Dat doet God, Die de wasdom geeft. Als wij slapen en opstaan, als wij weer met andere dingen bezig zijn, dan werkt Hij. Wij enkele dagen, tegen Hij seizoenen lang, wij enkele dagen, tegen God alle de dagen!

Groeien als vanzelf.

, , En het zaad sproot uit en werd lang, dat hij zelf niet wist, hoe; want de aarde brengt vanzelf vrucht voort: eerst hét kruid, daarna de aar, daarna het volle koren in de aar." Hier staan twee dingen, die onze opmerkzaamheid trekken, omdat wij niet gewoon zijn, aan die dingen te denken, en zeker niet om daaraan te denken, zoals de Heere ze hier Zelf zegt. Hier wordt dan vooreerst gewezen op de groeikracht van het zaad. Dan wordt er gewezen op de vruchtbaarheid van de aarde, op het vermogen der aarde, om vrucht voort te brengen. Ik zeg, dat wij niet gewoon zijn, aan die dingen te den

ken! Wij zijn meer gewoon om te zeggen: , , Die dingen groeien op onze akker niet." En wij weten ook beter, dat de aarde doornen en distelen zou voortbrengen, om der zonden wil. De Kanttekeningen wijzen hier op de tekst uit Genesis 1, namelijk de verzen 11 en 12. „En God zeide: Dat de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid, zaadzaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde. En het was alzo. En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaad zaaiende naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed was." De Kanttekeningen zeggen dan, dat de aarde door haar ingeschapen kracht en natuur vrucht voortbrengt van het zaad, dat daarin gezaaid is. Wij spreken dan ook van de schoot der aarde. Van buiten af bevrucht zijnde, heeft zij het vermogen te dragen, te voldragen en voort te brengen, veel meer dan een zaad, wat in haar gelegd is, namelijk een plant, eerst het kruid, daarna de aar, daarna het volle koren in de aar.

Nu zegt de tekst, dat het geworpen zaad uitsproot, lang werd, zodanig, dat de zaaier zelf niet wist, hoe. En de Heere verklaart dat, dat de aarde vanzelf vrucht voortbrengt. Zoals voor de zondeval de aarde dit gezegend vermogen had, zo heeft in het Koninkrijk Gods, in het rijk der genade, de aarde wederom dit vermogen. Zelfs na de zondeval heeft door de algemene genade de aarde, ofschoon zij nu doornen en distelen voortbrengt, dit vermogen niet geheel verloren. Door die algemene genade brengt de aarde nog vanzelf kruid en vruchtdragend koren voort. Daar wordt de aarde door de algemene genade het voorbeeld voor mensenharten, onder de bijzondere genade. Waar het zaad des Woords valt, daar gaat ook het hart, het tot leven gewekte hart, voortbrengend werkzaam zijn met het gestrooide zaad des Woords. Daar ligt altijd een arbeid, een taak voor elk christen, om vrucht te dragen. Dit is zijn roeping, dit is zijn taak. Let u maar weer op het verband, waarin onze gelijkenis geplaatst is! En denkt maar aan het woord van de Heere Christus en van Johannes de Doper: , , Brengt dan vruchten voort, der bekering waardig."

Nu mag de zaaier, nu mag de bedienaar van het Woord, met deze troost na het zaaien heengaan, en slapen en opstaan, nacht en dag, dat hij ook nog weer eens wat overlaten mag aan (wat ik zou willen noemen), de natuur der genade, aan een levend gemaakt hart, aan een levend gemaakt volk. Daar zijn toch dingen, waar zij zelf mee werkzaam moeten worden. Daar is een strijd, die een ander niet voor u strijden kan, die u zelf moet strijden. Daar is ook een werk, wat een ander niet voor u doen kan, ook uw leraren niet, namelijk dit werk, het werk der heiligmaking: , .brengt dan vruchten voort." Het is aan de genade Gods te danken, als het Woord in u kwam! Het is aan de genade Gods te danken, als uw hart levend gemaakt werd door de Heilige Geest, als het van dood levend werd, van onvruchtbaar vruchtdragend werd. En een levendgemaakt hart zal naar de aard der genade het zaad des Woords in zich ontvangen, om daaruit voort te brengen eerst het kruid, daarna de aar, daarna het volle koren in de aar. Zodat ik maar zeggen wil, dat de mens, die het Woord ontving, in zijn binnenste ontving, met dat W'oord meer te doen krijgt, dan de prediker, die het er alleen maar ingeworpen heeft. Laat die man maar slapen en opstaan, nacht en dag, maar het hart, dat het Woord ontving, krijgt werk daarmee, al diezelfde dagen, al diezelfde nachten.

'k Heb, Heer', des nachts aan Uwe naam gedacht. Uw wet bewaard, Uw deugden niet vergeten; Dat heil, die troost hebt Gij mij toegebracht, En zoveel tijds heb ik met vreugd gesleten, Omdat ik Uw bevelen nam in acht En die bewaard' in een oprecht geweten.

Als de vrucht zich voordoet.

En als de vrucht zich voordoet, terstond zendt hij de sikkel daarin, omdat de oogst daar is. Dat is echter niet zo spoedig zo. dat de vrucht zich voordoet. De tekst zegt: eerst het kruid, daarna de aar, daarna het volle koren in de aar. De Heere tekent hier drie fasen in het groeiproces, men kan ook zeggen, drie fasen in het leven van de kerk des Heeren Jesu Christi. Laat ons daar oog voor houden! Het zaad staat niet tegelijk in de aar vol met koren, zelfs niet tegelijk in de nog ongevulde aar. Wie het koren zijn tijd niet laat, wie niet weet te gaan slapen en opstaan, nacht en dag, wie niet weet te rekenen met getijden, die moet maar geen zaaier zijn, want hij deugt daar niet voor. Wie niet wat aan de aarde overlaat en aan het koren zelf, wie niet wat aan zon en regen overlaat, wie niet alles aan God overlaat, die moet zich met het koren maar niet bemoeien, want daar heeft hij geen verstand van. Die tegelijk alles wil hebben en zien, die de sikkel wil zenden in het jonge gewas, die zal vooreerst niet oogsten, hij kan bovendien hopeloos veel bederven. Dat jonge groen, waar u nog geen aar in ziet, dat is geen gras, het is koren! De landman weet dat wel, dat dat jonge groen de belofte van het zaad in zich draagt. En de zaaier, die slapen gaat en die opstaat nacht en dag, weet het ook, maar hij weet het zelf niet, hoe het kan, hij weet het zelf niet, hoe het gaat.

Het geheim van het leven, dat is bij God, dat weet het koren zelf niet, dat in hen en aan hen leeft.

Maar dit leven is er wel, het geloof ervaart het. De zaaier ziet het, hoort het, tast het. En het koren en de aarde, die het koren draagt, zij ervaren het ook; alles weet ook de zaaier niet. Wij hebben toch ook overal niet mee nodig! Wij moeten God God laten, wij moeten ook het geheim van het leven bij God laten. De bevinding des geloofs, dat is een ervaring van Gods genade in Christus, dat is een ontvangen van het Woord, levend worden door dat Woord, dat is het Woord dragen tot vruchten, maar verder kaï men toch niet komen. Dat God het levei geeft, het zaad des Woords geeft, d wasdom geeft, vruchten te dragen geefl dat blijft het geheim, dat achter heel he geloofsleven schuilt. Dat geeft God oo. aan Zijn knechten niet te verstaan.

Hij-weet-zelf-niet-hoe! Als de vrucht zich voordoet... Uit de vruchten wordt men van zij: geloof verzekerd, daardoor wordt d naaste voor Christus gewonnen, daardoo wordt God verheerlijkt. Het is God ooi om die vruchten te doen, daarom alleer Om de vruchten laat God Zijn woor zaaien als een zaad. Om de vruchten laa God die aarde werken en om die vruch ten laat God die plant, dat kruid, die aai werken naar het volle koren in de aai Daar wachtjpod op.

Terstond als de oogst daar is, zenc Hij de sikkel. God wacht op de oogst. Dc woordje „terstond" laat ons duidelijk zier dat de Heere, Die zo rustig die zaaie nacht na nacht liet slapen, Die zo rusti die zaaier na de zaaitijd dag aan dag wé anders liet doen, dat de Heere, Die z rustig èn de aarde èn het koren hun tij scheen te laten, met spanning de tijd va het vrucht zetten verduurde, om dan tei stond de sikkel in het koren te zendei Onze God wil een oogst zien van Zij werk, van Zijn zaaiers (want zij allen zij Zijn knechten), van Zijn akker, (en d akker is de wereld), van Zijn zaaizaa (en het zaad is het Woord Gods), va Zijn planting (dat zijn zij, die door hc Woord Gods dragers, voeders geworde zijn van de vruchten). God wil van zien. God wil van u hebben, Hij wil va u oogsten deze vruchten — naar Galate 5 : 22 —: iefde, blijdschap, vrede, lank moedigheid, goedertierenheid, goedhei< geloof, zachtmoedigheid, matigheid. Woi den die, bij het ouder worden, meer e meer bij u openbaar? Welhaast is de oog: aar. Stro en kaf en loze aren zijn, als d sikkel komt, gewis voor het vuur. Slechl het volle koren is voor de schuur.

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 februari 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HIJ WIST ZELF NIET, HOE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 februari 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's