Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WIND EN WATER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WIND EN WATER

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En op die dag, als het nu avond geworden was, zeide Hij tot hen: aat ons overvaren aan dc andere zijde. En zij, de schare gelaten hebbende, namen Hem mede, gelijk Hij in het schip was; en daar waren nog andere schcepkens met Hem. En daar werd een grote storm van wind, en dc baren sloegen over in het schip, alzo dat het nu vol werd. En Hij was in het achterschip, slapende op een oorkussen; en zij wekten Hem op en zeiden tot Hem: eester, bekommert het LI niet, dat wij vergaan? En Hij opgewekt zijnde, bestrafte de wind, en zeide tot dc zee: wijg, wees stil! En de wind ging liggen, en daar werd grote stilte. En Hij zeide tot hen: at zijt gij zo vreesachtig? Hoe hebt gij geen geloof? En zij vreesden met grote vreze, en zeiden tot elkander: ie is toch Deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn? Markus 4 : 35—41.

Van wind en golven vol.

Het was op de avond van een drukke dag, dat Jezus bevel gaf aan Zijn discipelen om het meer van Gennesareth over te varen. Die dag wordt genoemd de Parabelendag, de dag der gelijkenissen.

Vanaf het schip heeft de Heere de scharen toegesproken, ten eerste om enige afstand van de opdringende schare te kunnen nemen, ten tweede om vanaf de hoge achterplecht wat boven de schare uit te kunnen komen, ten derde omdat men vanaf het water beter te verstaan zou zijn.

Zo kan er staan, dat zij Hem meenamen, zoals Hij in het schip was. Bij de roerganger in het achterschip geraakt de Heere spoedig in diepe rust. in zo diepe slaap, dat Hij straks het te keer gaan van het schip niet merkt, terwijl elk weet, dat bij storm niets, wat los is, op zijn plaats blijft. Alles schuift en valt. En in een storm van belang kraakt en werkt het hele schip. De golven doen het hunne en zij doen het schip voor-en achterover dansen en op de zijden heen en weer waggelen. Komen daar nog stortzeeën bij, die over het schip heenslaan en die het schip water laten maken, zo erg dat alles vol loopt, dan moet een passagier wel heel diep slapen, wil hij door dit alles niet wakker gemaakt worden. U verstaat, dat een slapende aan boord niet vastgebonden ligt, hij maakt elke beweging mee.

Zo diep sliep de Heere. Behoeft gij niet te vragen, wat preekarbeid van iemand vraagt! Behoeft gij ook niet te vragen, wat het iemand aan inspanning kost, om voor een weerbarstig gehoor te prediken!

Dat is zwaar werk. Dit is in elk geval een bijzonderheid, die de aandacht verdient vóór de storm, dat één der schepen 's Vaders Zoon aan boord heeft, al kunnen daarom de discipelen nog niet denken, dat zij 't veilig strand voor 't oog hebben.

Het schip was ook niet alleen, er waren andere scheepjes bij hen, een kleine vloot van kleine schepen. Dat waren maar niet schepen, die daar toevallig voeren, ook niet schepen, die visten, er staat uitdrukkelijk, dat zij , , met Hem" waren. Zij behoorden niet bij de discipelen, die ook vissers waren. Zij behoorden bij Jezus. Hieruit blijkt alweer, wat een enorme aanhang de Heere had onder het volk, dat de mensen met een aantal scheep gingen, om Hem te volgen. Diepe aanhankelijkheid, Hem zo waardig. Let u er wel op, dat ook deze scheepjes met de discipelen in nood geraakten door de plotseling opstekende storm. Markus alleen deelt dit mede. Heel die kleine vloot zal dus in nood geraakt zijn, zoals ook het schip der discipelen.

De tegenwoordigheid van Christus garandeert dit scheepje, dat tot Zijn kansel gediend heeft, daarom nog niet, dat het van storm en van water en van gevaar gevrijwaard zal blijven. Het is voor Godvruchtige vissers waarlijk niet zeker, dat zij als reizigers naar het Vaderland, nooit storm of ongemak zullen hebben. Hier geldt ook, dat vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen. De Heere gebruikt zo vaak de moeiten van hét leven, ook in de gewone dingen, om hun geloof en lijdzaamheid te oefenen. Hier overkomt enerlei de rechtvaardige en de onrechtvaardige. Het tweede, wat wij willen opmerken is dit. dat ook het Schip der kerk, dat Jezus en Zijn discipelen en ook Zijn leer draagt, er op moet rekenen, dat hem het rustig varen doorgaans niet beschoren is.

De storm dan breekt los, zoals het op dat meer wel meer vreselijk schijnt te kunnen stormen. Er staat in Mattheüs, dat er een grote beweging in de zee kwam. Het water werd zeer woelig, zo zeer, dat dc golven over in het schip sloegen. Het schip geraakt zelfs vol. De ervaren vissers geraakten er zelfs van in onrust. Zij oordeelden, dat het goed was, om hun gast en medereiziger te wekken.

Ervaren vissers wekken niet gauw een reiziger van het land, die met hen meevaart. Een schipper doet het zijn bemanning nog niet eens, niet dan in hoge nood. Nu dan wekken zij Jezus: ..Meester, bekommert het U niet, dat wij vergaan? " Als iemand diep slaapt, dan heeft hij nergens bekommering over. De discipelen menen werkelijk, dat zij vergaan. Dat is toch altijd een vrees voor elk mens, ook voor een begenadigde, als hij de dood voor ogen heeft, als de dood hem aangrijnst uit die kokende golven. Dat te meer als het schip dreigt te zinken, als men waadt in het scheepsruim in het water. Nog een paar van zulke stortzeeën en het schip zal wegzinken in de wateren, die zich dan boven hun aller hoofd zullen sluiten.

Een grote storm van wind! En een grote beweging in de zee! En wij vergaan!

Isrels Wachter sluimert niet.

, , En Hij opgewekt zijnde, bestrafte de wind en zeide tot de zee: Zwijg, wees stil!" Het moet wel een enorme indruk op dc discipelen gemaakt hebben, toen Hij dit deed, Zijn eerste daad over de machten der natuur. Tot nu toe had Hij gepredikt en zieken genezen en duivelen uitgeworpen. Maar de elementen in de hand nemen, dat is nog geheel iets anders. Dat is een wonder van de hoogste orde. Niet dat dit vroeger niet eerder gebeurd was.

Maar dit hadden alleen de grote profeten gedaan. Mozes had een pad door de zee gemaakt, Jozua door de Jordaan, Elia had voor drie jaar de regen weggebeden en hij had na drie jaar de regen weeg teruggebeden. Jona had ook eens zee en storm doen bedaren, toen hij namelijk zelf in de wateren werd neergelaten. Ook toen stond de zee stil van haar verbolgenheid.

Jezus doet hier iets, waar de oude profeten op vooruitgegrepen hebben. Hij doet hier iets, waarin Hij toont de Schepper te zijn, Wien al het geschapene gehoorzamen moet. Lezen wij niet in de Schrift, dat door het Woord de hemelen zijn toebereid? Het Woord nu is Christus. Als door Hem de hemelen zijn toebereid, dan moeten ook de winden Hem gehoorzaam zijn, ook de grootste storm van wind.

Nu is daar meer.

Er staat in onze tekst, dat Hij de wind bestrafte. Dat is nog wat anders dan: gebood. In Lukas staat ook, dat Hij de zee bestrafte. Daar zit iets in, dat de wind en de zee iets verkeerds deden. Was dat dan zo niet met de schepping gegeven? Was daar niet het vreeswekkende, het ontzaglijke, het alles verwoestende? Ik dacht het niet. Er staat in de beginne, dat het niet geregend had op de aarde, maar dat een dauw uitging om het aardrijk te bevochtigen. Met de zondvloed komt de alles verwoestende regenstroom. Zo lezen wij dat Gods aankomst, Gods nadering, gemeld werd door de wind des daags, als die ruiste door de toppen der bomen. Elia hoort God gaan door het ruisen van de zachte stilte. En later lezen wij, dat het voor Gods aangezicht zeer stormde. Te vrezen is de Heere! Op een of andere manier is het alles verwoestende in de natuur in verband te brengen met de zonde. Eens zal ook de zee haar doden opgeven en dan zal de zee zelfs niet meer zijn.

Nu bestraft Jezus, de Zaligmaker, de wind en de zee. Het schrikwekkende, het daemonische, het alles verwoestende in de natuur, dat wil en dat zal de Zaligmaker wegnemen en te niet doen. Men gaat hier iéts zien van het eeuwig vrederijk, dat komt, waar niemand en niets leed zal doen of verderven op de ganse berg Zijner heiligheid. Het is de straf, die de Heere toedient aan de natuur, waarachter de Boze werkt, waarachter het boze werkt, onze zonde, die het aardrijk ons deed voortbrengen distelen en doornen. Maar Hij brengt bestraffing. Hij brengt vrede. Hij brengt rust. Dit mag dan de kerk weten, Gods volk in zijn beroep, maar ook het schip der kerk, dat Evangelieschip is: , , De straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem." Omdat Hij al Gods golven en Gods baren over Zich heeft laten heengaan, mag de kerk én in dit tijdelijk leven, én voor het eeuwige leven verwachten vrede in de natuur en vrede in de genade.

Hij doet de storm bedaren. De golven zwijgen stil; Nu rijst de vreugd; de baren Zijn effen op Gods wil; Nu wijkt verslagenheid Na zoveel angstig slaven. Daar God hen veilig leidt In hun begeerde haven.

Laat zulken eer bewijzen Aan 's Heeren gunst en macht, En al Zijn wond'ren prijzen Voor 't menselijk geslacht;

En dankbaar, bij 't gemeen God hun Verlosser noemen, En bij 's lands overheen Zijn naam en deugden roemen.

W^ie de wind en de zee en de vrees gehoorzamen.

Hij bestrafte de wind en zeide tot de zee: „Zwijg, wees stil!" En de wind ging liggen en daar werd grote stilte. De Heere doet dit door spreken. Mozes sloeg met zijn staf op het water en Elia met zijn mantel. De Heere stilt de zee en de wind door spreken. De schepping van wind en van water had plaats gehad door spreken. Nu doet de Heere dit weer en Hij betoont, dat Hij de Schepper is. De wind, wie zal die meten tot aan de schatkameren van waaruit die voortkomt en wie zal die meten tot waar zij zich verliest? En die ganse grote storm van wind wordt aangesproken en zij gehoorzaamt. Ook gehoorzaamt de zee. Laat dit een meer zijn, maar deze hele binnenzee is bewogen met een grote bewogenheid, tot in het diepe, der wateren. Als nu een wind stil wordt, dan zet de zee haar bewegingen nog een tijdlang door. Zelfs als de wind draait, dan spreekt men van een „oude deining". Vrij zwaar kan die na een storm voortduren. Hier echter gehoorzaamt heel die kom, heel die boezem, met al haar beroeringen en stromingen aan deze stem, die voor haar een bekende stem is. 't Is de stem van haar Schepper.

En de wind ging liggen en daar werd grote stilte. Petrus heeft dit nooit vergeten en hij heeft het haarfijn meegedeeld aan Marcus.

Calvijn ontleent aan deze geschiedenis de vrijheid om te spreken over de volkerenzee, die bedaard kan worden door Zijn bevel. Men zou ook kunnen zeggen, dat er een stilte kan komen in de zee van hartstochten en van de woelingen onzer ziel. Dat zal zo zijn. Hij doet de zee bedaren!

Dan zegt de Heere: „Wat zijt gij zó

vreesachtig? Hoe hebt gij geen geloof? "

Als iemand voor de onweders vreest, dat is op zichzelf niet te veroordelen. Het getuigt juist van zorgeloosheid en verharding, als iemand voor de openbaringen van Gods almacht niet eens meer vreest.

De Heere bestraft dan ook hun vreesachtigheid niet. Maar Hij legt de nadruk op het woord zó. Als gij zozeer bevreesd zijt, dan mag ik denken, dat er geen geloof bij u zou zijn. Is dat dan niet waar. dat Isrels Wachter niet sluimert noch slaapt? Zelfs als Hij slaapt, dan zal Zijn hart voor u waken. Een volk met Jezus aan boord mag niet zo bevreesd zijn, al is alles tegen, én de wind, én de golven. Kan dat zijn, dat Christus mede ten onder gaat? Kan dat zijn, dat zij met Jezus onder gaan?

Niet vrezen.

Geloof oefenen.

Ziet dan met Petrus niet op golven, maar ziet op die reddende hand. De Heere keurt dat ongelovig vrezen zo af. De Heere keurt dat gelovig onbevreesd zijn zo goed, dit strekt zo tot Zijn eer en Hij is dat zo waard.

En zij vreesden met grote vreze en zeiden tot elkander: Wie is toch Deze. dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn? Dit is een goede vrees, dit is niet meer een vrees uit angst, maar dit is een vrees uit eerbied. Zij ziet op tot Hem, Die Zich de Schepper betoont. Zij ziet op tot Hem, Die Zich klaarlij.k God betoont en ook Die Zich Zaligmaker betoont, Die de vloek der zonde uit de schepping wegneemt.

En deze Zaligmaker leeft nog. Voor al degenen, die in Hem geloven, al moeten zij menigmaal bestraft worden vanwege hun ongeloof, is de Heere Christus nog heden Dezelfde. Dat dan Zijn volk hope! Dat kan de kerk hope! Het scheepje, zo her en der geslingerd, zal niet verloren gaan, al woeden wind en golven nog zo fel!

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 maart 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

WIND EN WATER

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 maart 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's