Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerkelijke begrafenis

In verschillende kranten heb ik gelezen, dat predikanten er bij begrafenisondernemingen op hebben aangedrongen, dat ze de familie van een overledene niet zullen aanzetten om een predikant te vragen om de begrafenis te leiden, wanneer men de dominee alleen als vlag zou willen gebruiken. Nu kan men daar verschillend over denken. Want wanneer een predikant bij een begrafenis gevraagd wordt, dan kan het de bedoeling van de familie wel wezen, dat deze hem als vlag gebruikt, maar wanneer hij zijn ambt en roeping recht verstaat, zal hij elke gelegenheid en derhalve ook de gelegenheid van een begrafenis aangrijpen om het evangelie te verkondigen. Daar is een predikant uiteindelijk voor geroepen. Hij moet de goddeloze aanzeggen, dat het hem kwalijk zal gaan en ook deze kant van het Woord mag niet vergeten worden. Maar hij mag aan zondige mensen het evangelie brengen en hij mag het de rechtvaardigen zeggen, dat het hen wel zal gaan. En bij een begrafenis zijn de mensen, die anders nooit naar de kerk komen, nog wel eens geneigd om te luisteren. Men krijgt als predikant in elk geval de gelegenheid om de boodschap tc brengen aan mensen, die hij anders niet bereiken kan. En daarom heb ik nooit durven weigeren wanneer men mij op een begrafenis vroeg, ook al keken dc familieleden nooit naar de kerk om en al was de overledene geheel onkerkelijk.

Nu wees iemand mij onlangs, bij een gesprek over deze dingen, op een artikel in de Dordtse Kerkorde, waarin duidelijk gesteld wordt: „Lijkpredikatiën of lijkdiensten zullen niet worden ingesteld.' Dit artikel was wel zeer duidelijk gericht tegen de roomse lijkpredikaties. De begrafenis is bij Rome immers een kerkelijke dienst. Het lijk werd in de kerk of in de kapel gebracht en de priester hield dan over de lijkbaar een soort preek met gebeden voor de zielerust van de afgestorvenen. Èn na besprenging met wijwater werd de dode dan in „gewijde aarde" begraven. In de reformatietijd rezen hiertegen grote bezwaren. In de eerste plaats was het eenvoudige volk niet van de roomse zuurdesem bevrijd in de reformatietijd. zodat ze gemakkelijk een bijgelovige betekenis zouden blijven hechten aan een kerkelijke begrafenis en de gebeden in zo n dienst dan ook zouden blijven beschouwen als een voorbede voor de afgestorvenen. In de tweede plaats was de prediking al te zeer niet meer dan „lof op dc afgestorvenen", terwijl vergeten werd de ernst van de dood aan de levenden te verkondigen. De eerste synoden van de kerk der reformatie hebben dan ook aangedrongen op een afschaffing van deze lijkdiensten. En de Dordtse Synode stelde tenslotte vast dat dc kerkelijke begrafenis in elk geval geen officiële kerkelijke lijkdienst mocht wezen. Het oorspronkelijke bezwaar tegen een kerkelijke begrafenis heeft wel veel van zijn kracht verloren, maar aan de andere kant blijft het wel zaak, naar mijn mening, om een begrafenisdienst zo sober mogelijk te doen verlopen, waarbij een woord uit de Heilige Schrift wordt gelezen en woorden van troost en vermaning worden gesproken.

Begrafenisgebruiken

In verschillende delen van ons land zijn nog oude begrafenisgebruiken overgebleven, die echter door de moderne ontwikkeling in de laatste jaren wel snel gaan verdwijnen. Ook een begrafenis is veel „zakelijker" geworden dan voorheen. Vroeger was een begrafenis veelal „burenplicht". De buren regelden alles, zij droegen de dode naar het graf en zorgden ervoor dat alles „met eerbied en orde plaats vond. In sommige streken van ons land komt dit nu ook nog wel voor, maar het gaat steeds meer verdwijnen. Dc begrafenisondernemer heeft de plaats van de buren ingenomen en een begrafenis is meer en meer een commerciële zaak geworden. Hier en daar wordt nog een hele gemeente uitgenodigd om aan een begrafenis deel te nemen en daar is het een hoge eer wanneer er velen deelnemen aan de begrafenis. Uit mijn jeugd herinner ik me nog wel, dat men zei: Het was geweldig zoveel als er meeliepen in de stoet. Soms telde men dc mensen, die achter de doodsbaar aangingen en hoe meer er waren hoe groter eer er in gezien werd. In het Centraal Weekblad lees ik hierover:

„Als iemand wordt begraven en het is de bedoeling dat u die begrafenis bijwoont, dan ontvangt u per post een rouwcirculaire, waarbij u tevens tot de begrafenis wordt uitgenodigd. Als u bij zo n rouwcirculaire aan het verleden terugdenkt, doemen er beelden voor u op van de in het kwart geklede en soms „gekostumeerde" doodbidder of aanspreker, die de droeve mededeling kwam aanzeggen van het overlijden van een buurman, kennis of familielid. Toch kunnen wij in onze huidige drukwerken een moderne versie zien van vroegere begrafenisbriefjes, zij het ook dat deze alleen voor belangrijke personen werden gedrukt. Dat de tekst op dergelijke briefjes vroeger wel even anders was als wat wij er tegenwoordig op plegen te zetten, moge blijken uit een tweetal 17e eeuwse begrafenisbriefjes.

Tegen Dinsdagh den 25 May 1655 Wcrdt UE ter Begrafenis gebeden met Anna Rokes Vasthof

Naergelaten kindt van Wijlen zalige Rokes Jansz. Vasthof, wiens Vader en Moeder geweest is zalige Jan Rokes Vasthof, beydc gewesene

Booremakers en Yserkramers in de Spaerpot of Gaperssteeg.

Nadat dan noc enkele andere familieverhoudingen zijn genoemd, eindigt de brief met het verzoek Ten half eenen preciis, als Vriendt in Huys te koomen; 't Lijck sal in de Oude Sinter Niklaaskerck begraven worden.

Na dit eerste, vrij wijdlopige voorbeeld volgt nog het simpeler van de begrafenis van Joost van den Vondel:

Tegen Woensdag den 8 February 1679 Uwe E. wordt gebeden ter Begraeffenisse, met Joost van den Vondel, out 92 Jaren. Woonachtigh op de Cingel, over de Warmoesgraft. Om voor half drien preciis te zijn in de Nieuwe Kerck.

Zoals reeds gezegd, dergelijke gedrukte uitnodigingen waren vroeger uitzondering, want overwegend geschiedde dit mondeling door de doodbidder. In Nijmegen noemde men deze man dodenrocper, welke naam nog terug gaat tot in dc 16e eeuw, toen hij verplicht was om bij de begrafenis de naam van de overledene luid uit te roepen en diens ziel aan het gebed der gelovigen aan tc bevelen. De doodbidder of aanspreker ten plattelande was vroeger meestal tevens koster, doodgraver, onderwijzer of voorzanger. Zijn werk was eenvoudig en in de aankondiging van een overlijden was hij geroutineerd. Zo is het eeuwenlang geweest en zo wist men dat de aanwezigheid bij de begrafenis van de overledene op prijs werd gesteld."

Klokluiden

Het luiden van de klok bij een begrafenis is al een zeer oud gebruik. Onze gereformeerde vaderen hebben getracht om ook dit klokluiden af te schaffen. De roomsen waren er zeer aan gehecht om de boze geesten erdoor te verdrijven en de mensen op te wekken om voor de overledene te bidden. Daarom werden de doden ook wel „overluid". In sommige dorpen luidde men de dag voor de begrafenis reeds de klok om er aan te herinneren dat er een dode was die de volgende dag zou worden begraven. Omdat men bang was voor bijgeloof besloot men dan ook in het begin van de reformatietijd dat klokluiden af te schaffen. De synode van Dordt van 1574 kwam tot dc volgende uitspraak: , , 't Luiden der klokken omtrent de begrafenis der doden achten wij dat alleszins afgezet behoort te worden.'' En in 1578 bepaalde de synode: „Het zal ook der Dienaren ambt zijn, zorg te dragen dat het luiden der klokken, welke in het Pausdom zo bij 't verscheiden als bij 't begraven der mensen geluid worden, weggenomen worde." Maar men heeft dit toch niet kunnen bereiken. In de steden werd het wel afgeschaft, maar op de dorpen bleef men er tot op deze dag aan vasthouden. En het gevaar van bijgeloof is in onze tijd wel verdwenen. Men laat de klok luiden zonder dat men eigenlijk de oorsprong van dit gebruik kent. In bovengenoemd artikel wordt er ook nog iets over dit klokluiden gezegd:

„Als na verschillende voorbereidingen het tijdstip van dc begrafenis is aangebroken, wordt deze handeling omringd met allerlei ritueel, waarvan ons veelal dc achtergronden onbekend zijn. Een van dc meest kenmerkende en hoorbare zaken bij de begrafenis is het luiden van dc kerkklok. Dit gebruik, dat met name op vele plaatsen van het platteland nog in zwang is, is één van die handelingen, waarop de meeste mensen het antwoord zullen schuldig blijven, wanneer hun wordt gevraagd waarvoor dit geschiedt. Het klokluiden bij de begrafenis moet naar z'n oorspronkelijke betekenis worden gezien als een soort rituele uittreding van de overledene uit de gemeenschap, waarbij enerzijds het luiden als een publieke bede tot een zalig nabestaan werd opgevat en anderzijds als een wering van boze geesten. Het is vooral om dit laatste, dat men na de Reformatie heeft getracht het klokgelui af te schaffen.

Maar zoals zo vaak met dit soort zaken, de traditie was sterker en zo bleef het overluiden gehandhaafd, geheel overeenkomstig de vele klokkenopschriften: „De levenden roep ik, dc doden beween ik.' Dat overluiden gebeurde overigens ook al weer niet overal gelijk. In de Achterhoek geschiedde dit vroeger door de „naobers", die daarmede ook recht op het luibier hadden. Voor een volwassene luidde men driemaal met een korte tussenpauze en voor een kind werd éénmaal geluid.

In andere dorpen van ons land begonnen de klokken te luiden als de begrafenisstoet van het sterfhuis vertrok of als het in de nabijheid van het kerkhof kwam. Die situatie was waarneembaar vanaf de kerktoren, zodat het juiste tijdstip vrij nauwkeurig kon worden vastgesteld. In Zaandam was het vroeger zo, dat aan het overluiden kon worden vastgesteld of iemand „gewoon werd begraven, dan wel van de armen. In het laatste geval mocht namelijk alleen de kleine klok worden geluid. Al deze gebruiken heeft de kerk in de loop der ecuwen geaccepteerd, omdat men in dat luiden toch een positieve kant zag. Immers werden de nabestaanden en in breder verband gezien de gemeente, door het klokgelui geattendeerd op het overlijden. Het doel heiligde de middelen. „Memento mori", dat is: gedenk te sterven."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 mei 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 mei 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's