Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONDER DE STREEP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONDER DE STREEP

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het beheer der kerkelijke goederen na 1816

Het jaar 1816 bracht voor de kerk grote veranderingen. Naar het gereformeerd kerkrecht was tot dusver elke gemeente gezien als een volledige kerk, geleid door de kerkeraad, terwijl de gemeenschappelijke belangen dier kerken behartigd werden door de bredere vergaderingen, zoals de classis en de synoden.

Maar in 1816 maakt koning Willem I van al die kerken of gemeenten één grote Nederlands Hervormde Kerk, één lichaam, onder het hoogste bestuur van een zogenaamde Algemene Synode, welke met de synodes van voor die tijd niet meer dan de naam gemeen heeft. Maar aan die synode van 1816 is alleen opgedragen de zorg voor de geestelijke belangen van de kerk. De kerk krijgt een „Algemeen Reglement voor het bestuur der Hervormde Kerk". Het beheer, de zorg voor de stoffelijke belangen van de kerk, wordt daarin niet geregeld. De koning regelde de stoffelijke belangen van de gemeenten in 1819 en 1823 in reglementen op de administratie der kerkelijke fondsen en de kosten van de eredienst bij de Hervormde gemeenten. De regelingen worden provinciaal getroffen, omdat voorheen de provinciale overheden het toezicht hadden op het beheer van de gemeenten in hun gewest. Wat betreft het beheer, de regeling en administratie van de stoffelijke belangen der kerk, werden de gemeenten niet verenigd tot één lichaam; dit was alleen het geval in betrekking tot de geestelijke belangen van de kerk. Zo heeft koning Willem I ten aanzien van het beheer de zelfstandigheid der plaatselijke gemeenten gehandhaafd. Het beheer werd derhalve niet gecentraliseerd, zoals dit met het bestuur van de kerk wel geschied was. Wel werden Provinciale Colleges van toezicht ingesteld, die in opdracht en onder toezicht van de koning hun werk verrichten. Onder beheer is hier niet alleen te verstaan het beheren van de kerkelijke stichtingen, de fondsen door onze voorouders bijeengebracht voor plaatselijke kerkelijke doeleinden, maar het beheer van alle plaatselijke fondsen en inkomsten bestemd voor de eredienst: voor de bezoldiging van de predikanten en andere personen die voor de uitoefening van de eredienst onmisbaar zijn, zoals kosters en organisten.

Natuurlijk konden dc kerkcraden wel fondsen stichten en gelden bij elkaar brengen voor een of ander doel en deze beheren. Maar kerkvoogden en notabelen hadden het beheer van de kerkelijke goederen en aan hen waren de stoffelijke belangen van de kerk toevertrouwd. En hoewel de Algemene Synode wel pogingen in het werk stelde om het beheer ook onder haar invloedssfeer te krijgen, heeft de koning geweigerd op deze pogingen in te gaan.

Koninklijke inmenging in strijd met dc grondwet

De reglementenbundel van 1816 door koning Willem I aan de kerk opgelegd, heeft grote geestelijke schadc aan de kerk gebracht. De leervrijheid die er een gevolg van was, heeft kerkverwoestend gewerkt. De afscheiding en de doleantie houden er nauw verband mee. In 1842 verklaarde dc koning, dat hij zich niet langer wenste in te laten met het bestuur der Hervormde Kerk, omdat deze inmenging in strijd was „met de bepalingen van de grondwet". Hierin lag opgesloten dat heel de Reglementenbundel alle rechtskracht miste, want de bepalingen van de grondwet waren sinds 1816 dezelfde gebleven op het punt van dc kerk. De kerk had toen wel uit elkaar kunnen vallen, maar de Hoge Raad besliste dat het Algemeen Reglement toch bindende kracht had gekregen door aanneming en naleving van de zijde van de kerk. Zo bleef de knellende band van de reglementen drukken en de kerk bleef in de boeien van de organisatie van 1816. De synode deed nu verschillende pogingen om ook het beheer onder zich te krijgen, maar de koning bleef zijn invloed op het beheer van de gemeenten behouden totdat in 1866 het besluit kwam, dat de Hervormde gemeenten in vrijheid hun stoffelijke belangen zouden kunnen behartigen. In 1869 moesten de gemeenten een reglement op het beheer van de kerkelijke goederen opgesteld hebben. Voor de overgangsperiode van drie jaar werd een Algemeen College van toezicht benoemd, dat de rechten van de koning zou uitoefenen. Maar na drie jaar zou dit college ophouden te bestaan, en dan zouden de gemeenten ten aanzien van hun beheer volkomen vrij zijn. Alleen, het College van toezicht handhaafde zichzelf ook na 1869 en het poogde de gemeenten

te bewegen om zich onder het toezicht te blijven stellen. Van dc 1200 gemeenten voldeden er 800 aan dit verzoek. Ruim 400 kozen echter voor vrij beheer. Deze toestand is tot op onze tijd, behoudens enige wijzigingen, zo gebleven. Natuurlijk heeft de nieuwe kerkorde met haar regels voor „aanpassing" waarbij de kerkvoogdij in de kerkeraad wordt opgenomen, wel veranderingen gebracht doordat een derde mogelijkheid voor de kerkvoogdijen geopend is. Maar men heeft deze „aanpassing" niet dwingend kunnen voorschrijven, omdat het zelfstandige beheer van de kerkelijke goederen een zaak is die rechtens wel duidelijk vaststaat.

Dc beslissing van 1869

De hervormde gemeenten in Nederland hebben derhalve in 1869 een beslissing moeten nemen ten aanzien van het beheer der kerkelijke goederen. Daarover is in vele gemeenten het een en ander te doen geweest. Ook in Veenendaal is deze beslissing niet zonder meer tot stand gekomen. In het jaar 1869 hebben de kerkvoogden van Veenendaal dan ook menigmaal vergaderd, terwijl er verschillende gemeentevergaderingen gehouden zijn, waarin de manslidmaten samen kwamen om een en ander te bespreken. Ook de kerkeraad besprak deze zaak verschillende keren in zijn vergaderingen. Predikanten van Veenendaal waren toen de bekende ds. Ph. J. Hoedemaker en ds. H. Hogerzeil. Dc kerkvoogden wensten het reglement, opgesteld door het Algemeen College van toezicht, te aanvaarden. In een vergadering van de kerkeraad begin 1869 wijst ds. Hoedemaker er op, dat de gemeente geheel vrij is om dit reglement te aanvaarden of niet. Een groot bezwaar van ds. Hoedemaker was, dat de zelfstandigheid van de gemeente in dit reglement door niets gewaarborgd was. Tenslotte stelde ds. Hoedemaker dat een gemeente aan zichzelf verplicht is om haar vrijheid te bewaren en haar rechten te handhaven. Ds. Hogerzeil en ds. Hoedemaker zijn het in deze dingen volkomen met elkaar eens. Aan de kerkvoogdij wordt verzocht om een vergadering van de manslidmaten uit te schrijven. Deze wordt gehouden op 26 januari. De burgemeester is voor toezicht. Hij verklaart dat de kerkvoogden en notabelen zullen aftreden wanneer de gemeente ingaat op het voorstel van de predikanten om voor vrij beheer te kiezen. Op 26 januari valt echter nog geen beslissing. Men komt 9 februari weer bijeen en dan besluit men voorlopig op zichzelf te blijven staan. De kerkvoogden proberen echter toch om het nieuwe reglement aangenomen te krijgen. Ondertussen is er echter in Utrecht een vergadering gehouden, waar over deze kwestie in groter verband is gesproken. Ook ds. Hoedemaker heeft deze vergadering bezocht. Hij dringt er nogmaals op aan de zelfstandigheid van de gemeente te hendhaven. Hiertoe wordt dan besloten met 170 tegen 57 stemmen. De kerkvoogden stellen daarna wel een concept reglement voor het beheer van de kerkelijke goederen op, maar ze trekken zich daarna terug. Zodoende leidt ds. Hogerzeil de vergadering van lidmaten, waarin tenslotte een nieuw reglement wordt aangenomen. Dc gemeente Veenendaal koos echter voor vrij beheer. En dat is tot op deze dag zo gebleven.

We hebben deze gemeente nu als voorbeeld genomen. Maar er zullen zeker verschillende andere gemeenten geweest zijn, waar ook strijd gevoerd moest worden over de vraag of een gemeente een zelfstandig beheer zou gaan voeren, ja of neen. We hebben deze dingen echter opgehaald om een inzicht te geven in de huidige situatie, die naar gelang van de gemeente verschillend ligt. Dc beslissing van 1869 is voor vele gemeenten immers tot op deze dag bindend gebleven. En hoewel er ook bezwaren ingebracht kunnen worden tegen „vrij beheer", is het beginsel van de zelfstandigheid en de autonomie van de gemeenten wel zoveel waard, dat deze bezwaren op de koop toe genomen dienen te worden. Waarbij door een goede samenwerking met de kerkeraad deze bezwaren ook gemakkelijk weggenomen kunnen worden.

Het is jammer, dat men in onze dagen niet zo gemakkelijk warm meer loopt voor dergelijke kwesties, die toch wel zeer wezenlijk te maken hebben met het wel en wee van het gemeentelijk leven. Want er zitten bepaalde beginselen achter, die we niet dan tot schade van de kerk kunnen loslaten. In elk geval zal het velen nu wel duidelijk zijn waar onze kerkvoogdijen vandaan gekomen zijn en hoe ze de bevoegdheid om de kerkelijke goederen te beheren gekregen hebben en waarop deze bevoegdheid rust.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 september 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

ONDER DE STREEP

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 september 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's