Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jakob

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jakob

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Dominee, dominee, wat maakt (rijdt) u daar een scheve schaats, en... dat nog wel een dominee. De naam Jacob betekent niet: bedrieger. Dit maakte Ezau er wél van, en Izaak, in zijn vleselijke voorliefde voor Ezau, bestempelde Jacob ook zo... Wij raden u ernstig als lezer aan, de Kanttekeningen hier eens goed op na te zien.

Het is natuurlijk een fries, die dit geschreven heeft, vandaar die scheve schaats. De aanleiding tot deze vermaning lag in het artikel van 15 januari j.1. Ik heb daarin gesteld, tenminste daar komt het op neer, dat de naam of het woord Jacob bedrieger betekent. Dat zal ik nu waar moeten maken, anders zou ik tenslotte dt bedrieger nog zijn. Het gaat er niet om, dat ik de predikant bijval zou willen verlenen, die gezegd zou hebben, dat Jacob niet anders gedaan heeft dan bedriegen, daar in Paddan-Aram. Hij was geen groter bedrieger dan de dominee, die dat uitsprak, zou ik willen zeggen. Maar dat kan toch wel een beetje fout zijn, want alle mensen, ook alle kinderen Gods, zijn niet gelijk. Ieder heeft z'n eigen boezemzonde. De een is vol bedrog en de ander is stipt eerlijk, zover dat bij een gevallen Adams-

kind mogelijk. De tweede is vol van ongebreidelde sexuele lust en de ander wordt daar zelden door geplaagd. De derde is eerzuchtig en de ander kan goed voor z'n naaste op zij gaan. Weliswaar hebben we allen de beginselen van elke zonde in ons, maar ieder heeft toch z'n bijzonder kwaad. In het leven van Jacob komt het bedrog enkele keren ter sprake, in het levensverhaal van zijn zoon Jozef niet. Daarnaast had Jacob veel dingen, waarin hij zuiverder was dan menig ander. Het is b.v. treffend, welk een echte liefde hij heeft gekoesterd voor Rachel heel z'n leven door, ook na haar dood. Maar nu de betekenis van zijn naam.

Onze lezer schrijft: „Deze naam betekent niet: bedrieger. Hij betekent: hielhouder, omdat hij Ezau's verzenen hield. Daar kan men in Hosea 12 nader over lezen"

Volgens onze lezer zou de naam Jacob alleen maar wijzen op een behendigheid in goede zin.

Wat is hierin nu de waarheid? Wat betekent die naam precies? Dat is nog niet zo gemakkelijk te zeggen, al blijf ik er bij, dat Jacob in zijn naam kon horen, dat hij een neiging had tot bedrog.

Ezau heeft dat heel duidelijk in de naam van zijn broeder gehoord blijkens Genesis 27 : 36s: Toen zeide hij: s 't niet, omdat men zijn naam noemt Jacob, dat hij mij nu twee reizen heeft bedrogen? Mijn eerstgeboorte heeft hij genomen, en ziet, nu heeft hij mijn zegen genomen."

Men kan natuurlijk de vraag stellen of Ezau terecht die betekenis in de naam Jacob heeft gehoord? De Kanttekeningen menen, dat het Hebreeuwse woord inderdaad die betekenis toelaat. De Kanttekening schrijft bij vers 36: Waarom hij Jacob genoemd is, is te zien bij 25, 26. (Daar wordt de naam verklaard als hielhouder). Te weten, omdat hij zijn broeder Ezau bij de verzenen hield in de geboorte. Maar Ezau duidt deze naam, alsof hij hem de voet gezet of gelicht, d.i. verschalkt of bedrogen had, welke betekenis het Hebr. woord ook lijden kan. Zie Jeremia 17 : 9."

Dat is inderdaad zo. De naam Jacob kan betekenen: ij houdt bij de hiel, maar ook: ij bedroog. De laatste betekenis komt nog meer voor de hand te liggen, als men in aanmerking neemt, dat in Hosea 12 : 4 bij de hiel houden een ongunstige betekenis heeft. Dat volgt uit vers 3. Daar staat, dat de Heere bezoeking zal doen over Jacob. Dat Jacob zijn broeder bij de hiel vasthield moet toch betekenen, dat hij de eerstgeboorte aan Ezau wilde ontnemen en hem hinderde bij de geboorte, wat niet helemaal een rechtmatige daad is.

Het verband, waarin Hosea de naam van Jacob ter sprake brengt is misschien wel lichtgevend. Maar eerst zij vermeld, dat het Hebreeuwse Woordenboek (Gesenius) als betekenis van Jaacoob aangeeft: ij bedroog. Zo komt het voor in Genesis 27 : 36 en in Jeremia 9:5: want elke broeder doet niet dan bedriegen", en Hosea 12 : 4. Het woordenboek vat dus in het laatste vers Jacob (de verkorte vorm van Jaacoob) op als: ij bedriegt. Wel schrijft de opsteller er bij: anderen: e hiel vasthouden, verg. Genesis 25 : 26). Ten overvloede vermeld ik er nog bij, dat er nog andere geleerden zijn, die de volledige naam van Jakob lezen als Jaakoob-el, d.i. moge God beschermen. Ik krijg echter niet de indruk, dat hier bijbelse gegevens voor zijn. Evenzeer staat voor mij vast, dat de mening niet houdbaar is, dat Jakob in geen geval kan betekenen: ij bedriegt. Die betekenis zit er zeker in en Ezau zinspeelt daar niet ten onrechte op. Een andere vraag is, of in eerste aanleg, dus in Genesis 25 : 26, niet bedoeld is hem, een naam te geven naar dat buitengewone verschijnsel, dat hij zelfs reeds in de moederschoot er naar streefde om Ezau te pakken te nemen in de meest letterlijke zin. Later blijkt dan, dat dit in figuurlijke zin evenzeer waar is. Maar nu dan Hosea 12, waar uitvoerig over deze dingen gesproken wordt.

Al direct spreekt vers 1 van leugen en bedrog. „Die van Efraïm hebben mij omsingeld met leugen en het huis Israëls met bedrog". Zoals we weten is Israël een andere naam voor Jacob. Ook in vers 2 lezen we van dit Israël of Efraïm: „de ganse dag vermenigvuldigt hij leugen".

Voorts staat in vers 3, dat de Heere bezoeking zal doen over Jacob naar zijn wegen, naar zijn handelingen zal Hij hem vergelden.

Hier is nog sprake van de volken. Maar nu wordt in vers 4 dit alles in verband gebracht met de stamvader van Efraïm en Juda. Deze heeft ook heel erg gezondigd evenals zijn nakroost. Dat de Heilige Geest ons Jacob tekent als een bedrieger is toch inderdaad volop duidelijk in het verhaal van het bedrog ten opzichte van zijn blinde vader. Ik geloof niet, dat wij er iets bij winnen, als we Jacob schoon zoeken te wassen. Ik geloof evenmin, dat wij er iets bij winnen, als wij Jacob tot zondaar boven andere zondaren verklaren. In het eerste geval hebben wij niets aan hem, terwijl we hem zo hard nodig hebben. Wat ik hiermee bedoel is dit. Elke uitverkorene wordt door God de Heilige Geest met zichzelf bekend gemaakt. Dan komt hij er pikzwart onderuit. Hij leert zichzelf kennen als een, die schuldig staat aan al Gods geboden. Bovendien heeft hij nog zijn meesterzonde, zijn liefste speelpop. Kan zo iemand nog zalig worden, zucht hij dan. Als nu Jacob schoongewassen is, kan zijn bekeringsweg ons niet troosten. Maar als Jacob een man mag blijven, die iets ergs gedaan heeft, dan kan de bange zondaar en goddeloze, die niet beter is dan Jacob (en wie is er beter? ) een rijke troost uit zijn geschiedenis ontvangen. Ik voel er dus helemaal geen lust toe om de schuld op Rebekka te leggen. Die heeft wel schuld, maar haar zoon kan zich niet op zijn moeder beroepen. Hierin zal ieder z'n eigen pak dragen. Ik meen ook op te merken, dat Jacob in z'n eigen leven en in zijn kinderen ondervonden heeft, dat het kwaad en bitter is tegen de Heere te zondigen.

Aan de andere kant zie ik er er noch de waarheid, noch het nut van in om Jacobs zonde zwaar te maken boven de onze. Ten eerste was Ezau niet beter. Hij was een hoereerder en onheilige zegt de Schrift, een verachter van Gods genade. Zo mogelijk was hij nog gemener dan Jacob. want hij verkocht het eerstgeboorterecht. maar wilde toch door zijn vader gerekend worden alsof hij nog in volle rechten stond. De Kanttekenaars zeggen zo terecht bij Genesis 27 : 36: Dat is vals, want hij had ze hem goedsmoeds verkocht. De zegen behoorde tot het recht der eerstgeboorte. Dewijl hij nu dit verkocht had, kwam de zegen hem niet toe."

Het verschil tusse Gods volk en de wereld ligt niet hierin, dat de wereld minder zondigt. Het verschil ligt hierin, dat de Jacobs tot een belijden en laten van de zonde komen en de Ezau's niet. Zo was er in de volken, die uit Jacob zijn voortgekomen wel het bedrog en zo van hun stamvader, doch niet zijn geloofsworsteling.

We gaan nog weer terug naar Hosea 12. De profeet klaagt het volk Israël aan en bedreigt het. Daarna houdt hij dit volk hun vader Jacob voor. Met welk doel? Om te zeggen, dat zij een voorbeeld moeten nemen aan deze stamvader in alles? Dat geloof ik niet. Is het dan misschien, dat de profeet Hosea de stamvader als een spiegel voorstelt en wil zeggen: Uw vader was een bedrieger en u bent bedriegers. Nu zult u gestraft worden. Dat geloof ik ook niet.

In deze voel ik alles voor de verklaring, die ik bij van Gelderen-Gispen vond. Daarin is er wel overeenstemming van gegedrag tussen volk en stamvader. Doch dat is alleen in het verkeerde n.1. leugen en bedrog. Het begin van vers 4 prijst dan Jacob niet. Hij trachtte zijn broeder beentje te lichten. Hij toonde een slinks karakter. Misschien kan men ook zeggen, dat hij verkeerde middelen gebruikte. In het redeverband van Hosea 12 wordt eerst van de zonde van het volk gesproken en het past in dit verband precies, dat nu ook de zonde van Jacob wordt genoemd.

Wat was echter de diepste grond van al dat zondige drijven van Jacob? Hij wilde de zaligheid verkrijgen door zijn eigen werken. Hij is een voorbeeld van het joodse volk in Jezus' dagen, dat zich een eigengerechtigheid zocht op te richten. Het gaat bij Jacob niet om de wereldse dingen alleen, het gaat hem in de grond om God. Hij wilde het hoogste bereiken, dat er te bereiken was. Wereld en vreze Gods liepen bij hem door elkaar heen. Wachten op God en blijven in de verordineerde weg, was er echter bij hem niet bij. Deze man, met dit karakter is door God uitverkoren tot de persoonlijke zaligheid en om stamvader van het volk Gods te zijn. Hij joeg naar het hoogste. Een teken daarvan was al te zien bij zijn geboorte. Maar de werkelijkheid komt nog veel duidelijker aan de dag als hij het eerstgeboorterecht van Ezau koopt. Hij wil de puaats van Ezau innemen. Daarvoor is geen middel te slecht. Doch nu komt er een maar. Jacob is ergens uitgewerkt ge-

raakt. Men zou kunnen zeggen, dat Ezau het gewonnen heeft. Deze laatste is het, die met 400 soldaten op Jacob aftrekt. Reeds bij voorbaat geeft de hielhouder zich gewonnen, nadat hij in die laatste 24 uur vóór Pniël de strijd van zijn leven nog eens over gestreden had. Eerst heeft hij toen geprobeerd om te houden, wat hij had, al was het maar voor de helft of nog minder. Maar tenslotte heeft hij overal afstand van gedaan behalve van God. Jacob is helemaal niet een ordinair bedriegertje. Toen het er op aankwam, kwam er een kern, zuiver als goud, in zijn ziel openbaar. Die kern heeft hij van God verkregen. Reeds lang vóór Pniël had de Heere met hem gestreden. In dat laatste etmaal valt dan de beslissende slag. Als Jacob van vee, vrouwen en kinderen afstand gedaan heeft en alles naar Ezau afgezonden had, komt die Man, die engel, God en tracht de zoon van Izaak te bewegen nu ook van God afstand te doen. Laat me los zegt deze Man. Laat alle beloften los, die aan de voorvaderen geschied zijn, laat het verbond varen, wacht niet meer op de vervulling van 's Heeren toezeggingen, geef de strijd op.

En nu moet u eens zien. De man, die reeds bij zijn geboorte zijn broeder voor wilde komen; de man die voor geringe prijs aan Ezau het eerstgeboorterecht ontfutselde; de man, die heel bedriegelijk zich in het bezit stelde van de zegen; de man, die zo werken kon om zijn doel te bereiken bij Laban en zoveel listen verzinnen kon om de eerste te worden, deze man laat alles los. „En Jacob bleef alleen over". Maar God laat niet los. Hieruit blijkt, dat Jacob er toch als goud uitgekomen is. Hij heeft Ezau alles gegund, wat vroeger ook aan Jacob beminnenswaardig scheen. Hij gaf alles in handen van zijn broeder. Maar tot God sprak hij: „Ik laat U niet los, tenzij Gij mij zegent".

Kon de Almachtige niet van hem af? Neen! Ten eerste wilde de Heere niet van hem af. Jacob was uitverkoren ten eeuwige leven. Al was hij nu nog zo'n strever geweest en een man van veel bedrog (wie is het niet? ) de Heer wou toch niet van hem af. Hij had hem liefgehad met een eeuwige liefde. Daarom zegt de psalmist: „Zalig hij, die in dit leven, Jacobs God ten hulpe heeft." Jacob lijkt het meest op de doorsnee mens, meer dan de grote Abraham.

Ten tweede kon de Heere Jacob niet loslaten, zolang de laatste zelf geen toestemming gaf. De Heere kan immers van zijn belofte en verbond niet af.

Heeft iemand nu nog behoefte om Jacob van schuld vrij te pleiten? Of heeft iemand behoefte hem zwarter te maken dan hij is? De Heere heeft met hem afgerekend. In Zijn naam kon hij goed horen, dat hij vol bedrog stak. Niemand kan zeggen dat Jacob niet betekent: hij bedriegt of bedroog. Het is de letterlijke vertaling, maar de andere is ook letterlijk: hij hield de hiel vast. Het zit er allebei in. Maar wat zou het? God heeft hem liefgehad met een eeuwige liefde. Jacob is opgehouden het zelf te willen doen en heeft het toen God laten doen. Daar zal het voor alle mensen op aan komen.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 februari 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Jakob

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 februari 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's