Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BEDIENAAR DES HEILIGDOMS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BEDIENAAR DES HEILIGDOMS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken, is, dat wij hebben zodanige Hogepriester, Die gezeten is aan de rechterhand van de troon der Majesteit in de hemelen: en Bedienaar des heiligdoms, en des waren tabernakels, welken de Heere heeft opgericht, en geen mens. Hebr. 8 : 1 en 2.

De hemelvaart van de Heere Jezus Christus zet in het algemeen de kerk wel in" de verlegenheid. Tot de viering van dit heilsfeit koos men maar een halve zondag en op die halve zondag, liever gezegd op die halve feestdag, gaat de jeugd naar haar bondsdagen en kerkt de gemeente in doorsnee maar spaarzamelijk. En in de prediking kijkt men op de Olijfberg wat verweesd rond, beide, prediker en gehoor.

Een van de meest zinvolle woorden op de hemelvaartsdag schijnt wel te zijn: , En een wolk nam Hem weg". Toch is dat niet juist. De hemelvaart van Christus is de tweede trap van Christus' verhoging en zoals op een trap tree na tree iemand hoger brengt, zo menen wij dan dat ook de hemelvaart aan de Heere Jezus meer heerlijkheid brengt dan de opstanding. Achter de wolk doet.ons de Heilige Schrift een blik slaan op de eer en heerlijkheid waarmede Hij op de hemelvaartsdag is gekroond. Van die eer en heerlijkheid willen wij horen uit Hebreeën 8 : 1 en 2.

1. Een ingaande Hogepriester

De hoofdsom nu de dingen, waarvan wij spreken. In verschillende hoofdstukken van de Hebreeënbrief handelt de apostel over het priesterschap van Christus. En als hij dan tot het culminatiepunt in zijn redenering aangaande het priesterschap komt, dan acht hij dit te zijn het feit dat Hij is gezeten aan de rechterhand van de troon der majesteit in de hemelen. Op de grote verzoendag was het hoogtepunt dat de hogepriester de schaal met het bloed van zoenofferdier nam en dat hij met dat bloed inging, in het heilige, dat hij doorging naar het heilige der heiligen. Dan boog al het volk zich neder ter aarde in de voorhof en bad, dan wachtte al het volk en luisterde als het de hogepriester hoorde doorgaan, met zijn gewaad dat rinkelde van de gouden schelletjes en granaatappeltjes. En als het volk dan niets meer hoorde, dan wist het dat de hogepriester gegaan was achter het voorhangsel en dat hij nu stond voor het aangezicht van de Heere de heirscharen. Alles nu wat de hogepriester deed, dat was voorafschaduwing van wat Christus doen zou.

Op de hemelvaartsdag is Hij inderdaad ingegaan in het binnenste voorhangsel. De wolk die Hem wégnam deed de dienst van het voorhangsel en geen oog kon Hem verder aanschouwen.

De kerk moet maar leren door het geloof te wandelen. Zo goed als niemand in Jeruzalem de hogepriester meer hoorde als hij ingegaan was in het heilige der heilige achter dat dikke gordijn, zo goed als niemand hem zag, zo is Christus niet meer te horen en niet meer te zien, als Hij is ingegaan op de hemelvaartsdag. Maar het geloof hoort en ziet, maar het geloof weet: , , Hij is ingegaan."

Hij is ingegaan in de ware tabernakel, welke de Heere heeft opgericht en geen mens.

De aardse tabernakel is door Mozes ontworpen naar het voorbeeld dat hem op de berg Sinaï getoond is. Wat is dat alles schoon gemaakt door de kunstenaars, die door de Heilige Geest gedreven zijn, Bezaleël en Aholiab. Verrukte dat de zinnen, hoeveel te meer zou dat de zinnen verrukken wat God Zelf gemaakt heeft.

Wel zeer bijzonder heeft de Heere het alles gemaakt. Er moet dus ergens in de hemel een plaats zijn, die het heiligdom, de tabernakel, de plaats waar God woont, moet zijn. Alles nu wat aan de aardse tabernakel schaduw geweest is, was daar werkelijkheid. Hier niet de geborduurde engel-figuren, hier niet de beelden der cherubs en de bedekkende vleugels, maar hier alles waarheid, niet een ark, maar Gods troon, hier Gods ware engelen. Duizendmaal tienduizenden dienen Hem. de duizendtallen verdubbeld. Hier niet de Schechinah, de lichtglans, de wolk die boven de ark stond, maar hier de eeuwige en waarachtige God Zelf in ongeblendeerde heerlijkheid. Is de hemel de plaats der heerlijkheid, wel het allerheerlijkste moet deze plaats zijn waar God Zelf troont. Deze plaats is het waarvan de Schrift zegt: de hemel der hemelen. Deze plaats is het waarvan de engelen zeiden: ere zij God in de hoogste hemelen. Van al de hemel geldt: „Wat geen oog gezien heeft, wat geen oor heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgeklommen, dat heeft God weggelegd voor degenen, die God liefhebben". Maar hoeveel te meer moet dat dan gelden van die plaats waar God Zelf woont en troont in de hemel. Van dit allerhoogste der heerlijkheid is niet te spreken. Dat is maar met een woord te zeggen: „Welke de Heere heeft opgericht, en geen mens". Welnu, en naar die plaats is de Heere Jezus ingegaan op de hemelvaartsdag. Moest niet de ganse kerk als het oude Israël in de voorhof knielen en eerbiedig luisteren al naar de gouden schelletjes en gouden granaatappeltjes. En moest niet de aanbidding het hoogste rijzen als ze niets meer horen. Nu is Hij ingegaan. Nu is Hij binnen. Nu "staat Hij voor het aangezicht des Vaders.

Verhoogt o poorten nu de boog. Rijst eeuwige deuren rijst omhoog Opdat de koning in moog' rijden.

II. Een zittende de Hogepriester.

De Heere Jezus is gezeten aan de rechterhand van de troon der majesteit in de hemelen. Op deze dag van de hemelvaart is de Heere Christus niet voor de poort blijven staan. De hemel moest Hem ontvangen en de hemel heeft Hem ontvangen. Niemand mocht ooit achter het voorhangsel komen op straffe des doods. Onze God is heilig, onze God is een verterend vuur.

Maar op de grote verzoendag mocht de hogepriester daar wel komen, dan moest hij daar zelfs komen. Zo nu had de grote Hogepriester Christus door Zijn bloedstorting een recht gekregen om tot God te gaan. Zo volkomen was door Zijn offer aan Gods recht voldaan, dat de hemelpoort niet gesloten kon blijven. Hem moest de

hemel, naar Handelingen 3 : 21, ontvangen. Alle de hemelen zingen en alle engelen juichen: Ontsluit o poorten nu de boog".

De aardse hogepriester kwam nog maar tot het zinnebeeldige heiligdom, dat donker was, maar deze Hogepriester treedt binnen in de zalen van het ongemeten licht. En waar de engelen het aangezicht moeten bedekken, daar mag Hij vrijelijk met ongedekt aangezicht tot God treden. En niet alleen dit, Hij krijgt ook een plaats aan de rechterhand Gods om daar blijvend te zitten. De hoogste ereplaats. Terwijl de Heilige Geest voor de troon is, zit Hij aan de rechterhand der kracht Gods.

Daar is nu wat wonders.

De hogepriester deed staande zijn werk en de priesters stonden alle dag dienende. Nooit leest u dat zij zaten. Nu gaat deze Hogepriester zitten op de troon. Dit doet zien de rust die Hem is weggelegd. Na dat werk der verzoening heeft Hij gesproken. „Het is volbracht." Zozeer is Zijn werk volbracht, dat daar nooit en tot in eeuwigheid niet iets aan behoeft te worden toegevoegd. Hij heeft het offer gebracht, Hij heeft aan 's Vaders recht voldaan. Hij heeft al de schuld van Zijn gehele uitverkoren kerk verzoend.

De hogepriester onder het Oude Verbond kwam nooit klaar, elk jaar opnieuw moest hij het offer brengen — het bloed storten. En als de hogepriester stierf, dan moest opnieuw een andere hogepriester het werk overnemen. Zo ging het eeuw na eeuw. De aardse hogepriester stond.

Maar deze Hogepriester mocht zitten van eeuw tot eeuw, tot in alle eeuwigheid.

Hij mocht rusten in dat volbrachte werk en wel aan de rechterhand des Vaders. Zoveel geeft de Vader Hem, dat Hij als Priester-Koning mocht heersen over Zijn duurgekochte volk. (Gel.). Voor wie nu de hemelvaart, hemelvaart geworden is, die mag bediend worden uit die rust.

Daar straalt wat af van die Troon, n.L die rust die Hij als de Rustaanbrenger toedeelt aan Zijn volk. Wat een vrede, wat een rust als voor een mens de schuld is verzoend, als hij met God verzoend is.

Wat nu een gelovige Israëliet voelde in zijn hart als de hogepriester het bloed plengde voor Gods aangezicht, dat doet nog heden elk, die weten mag dat Hij niet slechts voor God staat, maar naast God zit. Dan is de Hemelvaart niet een ledig gebeuren, maar dan ervaart men er de troost van in zijn ziel.

Dan wordt gena van waarheid blij ontmoet. De vrede met een kus van 't recht gegroet; Gerechtigheid ziet van 's hemels boog; Dan spruit de trouw uit d' aarde blij omhoog;

III. Een dienende Hogepriester.

Onze tekst zegt, dat Hij is een bedienaar des heiligdoms. Voor veler besef is het met de hemelvaart uit. Nu is Hij heengegaan en nu wacht Hij tot de jongste dag. Op zichzelf is dit waar. maar daarmee is nog niet alles gezegd. Hij is wel degelijk werkzaam in de hemel. Hij leeft daarom altijd voor Zijn kerk te bidden.

Wat een gedachte, dat Gods volk altijd leeft onder biddende handen. Hij leeft daar om Zijn kerk te besturen.

Andermaal, wat een gedachte, dat Gods kerk bestuurd wordt. Maar daar is nog meer. Hij bedient het heiligdom. Als de hogepriester in het heilige der heilige gegaan was, dan keerde hij terug om het volk, dat geknield lag in het voorhof, te zegenen. Welnu, die dienst doet Christus in de hemel. Bij Zijn hemelvaart ging Hij heen met zegenende handen. Zegenende handen zijn niet lege handen. Daar daalt een zegen uit af. En de zegen die de grote Hogepriester schenkt is de geestelijke en eeuwige zegen. O gel.. Ziet toch die zegen in het rechte verband. Ze staat in verband met Zijn offer en hemelvaart. Vele mensen menen van Jezus gezegend te zijn, als zij tijdelijke voorspoed hebben, of als zij uitreddingen hebben, of als zij maar eens vredig sterven mogen. Dat zijn allemaal wel zegeningen, maar dat is niet de zegen van de grote Hogepriester. Dat gaat allemaal nog om buiten de vergeving van zonden en buiten de verzoening met God.

U kunt vele zegeningen ontvangen, maar toch die ene zegen nog missen. Omgekeerd niet. Die ene zegen brengt met zich een schat van zegeningen.

Als de bedienaar in het heiligdom voor God staat, juister gezegd naast God zit, dan spreekt Hij: „Vader, Ik wil niet dat deze in het verderf nederdale. Ik heb verzoening gevonden".

Dan mag Hij, Die doorboorde handen opheft, vanuit de hemel zegenen. En de zegen, die Hij geeft, is wedergeboorte, bekering, rechtvaardigmaking, heiligmaking, heerlijkmaking. En het opheffen Zijner handen is geen loos gebaar. Dan daalt er metterdaad wat af. Dan daalt er wat op u neder, in u neder. Dan gebeurt er wat. Dan zendt Hij Zijn licht en waarheid neder. Dan zendt Hij Zijn vrede, vrede met God, vrede door Zijn bloed. Dan ontvangt gij het bewustzijn dat uw schuld verzoend en uitgedelgd is. Dan wordt God uw Vader, Jezus wordt uw oudste Broeder, de Heilige Geest uw deel. En naar die mate uw, dat God de Heere u zegent en in uw hart plaatsgemaakt wordt voor Hem, naar die mate bereidt Hij ook plaats voor u bij God.

De bedienaar des heiligdoms heeft gezegd: „Ik ga heen om u plaats te bereiden. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen, anderszins zou Ik het u gezegd hebben."

Wat zijn zij gelukkig voor wie Jezus ten hemel gevaren is. Dat kan niet ieder zeggen. Dat kunnen alleen zeggen de gezegenden van Zijn hand. Leeft Hij dan ook voor u? Gevoelt ge de kracht van Zijn werk? Ontvangt ge ook Zijn gaven? Zo ja, zoekt dan veel onder die zegende handen te verkeren, want Hij heeft nog meer. Zo nee, zoekt onder die zegende handen te komen. In Israël ontvingen alleen zij de zegen van de hogepriester, die met een waar geloof geknield lagen onder de uitgebreide handen van de hogepriester. Die buiten de tempel hun lust zochten, die ontvingen die zegen niet. Zo is het nog. Zij die zich om heel het ingaan van de grote Hogepriester, niet bekommeren voor wie hemelvaart geen hemelvaart is, bekomen niets. En zij die zonder schuldbesef in het voorhof zich bevinden, bekomen ook niets. Wie tot God komt moet geloven dat Hij is en dat Hij is een beloner dergenen, die Hem zoeken. U zult onder de zegende handen moeten komen en u zult ontvangen. Amen.

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 mei 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE BEDIENAAR DES HEILIGDOMS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 mei 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's