Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Evangelie van het verzoendeksel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Evangelie van het verzoendeksel

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En aldaar zal Ik bij u komen, en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel af, van tussen de twee cherubim, die op de ark der getuigenis zijn zullen, alles, "Wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israëls. Ex. 25 : 22.

Twee wonderlijke, maar tevens zo uitzonderlijk heerlijke zaken hebben wij bij onze overdenking van Exodus 25 : 22 met elkander mogen behandelen, voorzover God de Heere ons daar licht over gegeven heeft. Het blijft alles, ook bij ons gemeenschappelijk mediteren over een gedeelte van het Woord, maar zeer ten dele. Doch ook het weinige, dat wij er in zien mogen, is niet weinig, maar is zeer groot, zowel in beschaming als in vertroosting, als ons dat geschonken is door de verlichting, door de leiding van de Heilige Geest. Wat wordt Gods Woord ons dan dierbaar! Dan is het ons waarlijk het Boek der boeken. Dan is het ons bij de overdenking er van wel eens zo, dat wij uitroepen: Dit is niet eens mensen woord, neen, dit is waarlijk Gods Woord." Er gaat kracht van uit. En als wij het lezen mogen bij het licht van de Heilige Geest, dan is dat Woord altijd nieuw.

De twee wonderlijke zaken, waarop ik hier doel, zijn natuurlijk het komen van God bij Zijn volk en het spreken van God tot Zijn volk. Is het niet wonderlijk, dat de heilige en rechtvaardige God Zich wil nederbuigen, wil komen in genade tot nietige, zondige mensen, die Hem verlaten hebben in het Paradijs, die zich overgegeven hebben aan de leiding van de vader der leugenen. Van die diepe moed-en vrijwillige val zegt de hoogste Profeet en Leraar Jezus Christus zo scherp, zo ontdekkend en beschamend: Waarom kent gij Mijn spraak niet? Het is, omdat gij Mijn woord niet kunt horen. Gij zijt uit de vader de duivel en wilt de begeerte uws vaders doen; die was een mensenmoorder van de beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven, want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar en de vader derzelve leugen" (Joh. 8:43 en 44).

Ja, hoe menigmaal is dat al ervaren, dat de Heere waar maakt Zijn belofte: „Ik zal bij u komen, en Ik zal bij u spreken." Ook dat is al begonnen in de hof van Eden. Daar is God de Heere al gekomen bij de vluchtende, zichzelf bedekkende en zichzelf verbergende mensen, Adam en Eva. Daar heeft Hij al gesproken van zonde en van genade.

Daar in het Paradijs kwam God al tot de gevallen mens met Zijn: Waar zijt gij? " (Gen. 3:9), maar ook met Zijn: Ik zal vijandschap zetten tussen u eri tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u de kop vermorzelen en gij zult het de verzenen vermorzelen" (Gen. 3 : 15).

En de Heere is voort blijven gaan met Zijn genadige komen en met Zijn genadige spreken, in tabernakel en tempel. En als vanzelf denkt gij hier met mij aan wat wij lezen in Hebreeën 1:1: God, voortijds veelmaal en op velerlei wijze, tot de vaderen gesproken hebbende door de profeten, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon."

En als wij nu zo heel persoonlijk daarin mogen delen in dat komen Gods en in dat spreken Gods, wat is dat toch wonderlijk en onvergetelijk. Dat is u te groot. Dan is het: „Heere, komt Gij tot mij? , tot mij, die almaar geroepen heb: wijk van mij, want ik heb aan de kennis Uwer wegen geen lust. Heere, behaagt het U, om tot mij te spreken, ach, geef mij dan ook een oor om te horen en een hart om op te merken."

„Ik zal bij u komen, en Ik zal tot u spreken." Hoe is dat toch mogelijk? God is toch een verterend vuur. Hij is toch heilig, rechtvaardig en alwetend. Hoe zullen wij dan toch Zijn komen en Zijn spreken kunnen verdragen?

Mijn lezer, de oplossing van dit raadsel, van dit wonder, van dit mogelijk onmogelijke is te vinden in een woord van de stof van onze overdenking, dat wij tot nu toe hebben laten rusten. Het is het woordje: aldaar". „En aldaar zal Ik bij u komen, en Ik zal tot u spreken." Waar is dit „aldaar", waardoor het onmogelijke mogelijk wordt, dan toch te zoeken en te verzoendeksel vinden? Dat wordt ons verder geopenbaard en verklaard in het vervolg van Exodus 25 : 22: En aldaar zal Ik bij u komen en aldaar zal Ik met u spreken, namelijk: an boven het verzoendeksel af, en van tussen de twee cherubim, die op de ark der getuigenis zijn zullen; aldaar zal Ik bij u komen, Mijzelf aan u openbaren en met u spreken alles, wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israëls."

Ja, van grote wonderen spreekt de ark des verbonds in het Heilige der heiligen. Zij spreekt ons in schaduwen van Gods heiligheid en van Zijn gerechtigheid, van Zijn eeuwige zondaarsliefde en van Zijn vrije genade. Het is een rijk Evangelie, dat ons verkondigd wordt door het verzoendeksel.

In de ark der getuigenis lag de Wet des Heeren, de wet van de 10 geboden, die haar vloek in Gods naam uitspreekt over allen, die tegen al haar geboden zwaarlijk hebben gezondigd en geen derzelve hebben gehouden. De Wet des Heeren spreekt ons van recht en van gerechtigheid. Zij roept het ons toe: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der Wet om dat te doen. En dat niemand door de Wet geechtvaardigd wordt voor God is openbaar, want de rechtvaardige zal uit het geloof leven" (Galaten 3 : 10 en 11).

Maar nu, nu lag de Wet des Heeren, die ons aanklaagt, die ons schuldig stelt, die ons, zwak als wij zijn in onszelf, veroordeelt, die Wet lag in de ark des verbonds. En die ark des verbonds bleef niet open met een almaar veroordelende en vervloekende Wet. Neen! de Wet wordt het zwijgen opgelegd, doordat het verzoendeksel op de ark des verbonds werd gelegd.

Het verzoendeksel op de ark des verbonds, dat was een van de voornaamste schaduwen van de Heere Jezus Christus en van Zijn werk der verzoening. Zelfs de Wet in de ark spreekt ons van de Verlosser en wel op deze wijze:

Brandofferen, noch offer voor de schuld, Voldeden aan Uw eis, noch eer.

Toen zeid' Ik: Zie, Ik kom, o Heer'; De rol des boeks is met Mijn naam Mijn ziel, U opgedragen, [vervuld. Wil U alleen behagen; Mijn liefd' en ijver brandt; Ik draag Uw heil'ge Wet, Die Gij de sterv'ling zet, In 't binnenst ingewand.

Ja, die wil en die Wet Zijns Vaders was de vermaking van de Zoon Zijns welbehagens. Hij was gekomen om aan het recht van Gods Wet volkomen te voldoen voor allen, die de Vader Hem gegeven heeft. O, wat geeft dat een rust, als de eisen van de Wet des Heeren, een voor een, tot tienmaal toe, op ons aankomen, zodat wij, ook tot tienmaal toe, het „schuldig" moeten beamen, maar als dan ook het oog des geloofs door de genade van de Heilige Geest gericht mag worden op Hem, Die aan de eisen der Wet volkomen heeft voldaan, en Die daardoor voor een volk, diep in schuld, kan zijn de schuldovernemende Borg. Zo komt ons door schuldbesef verslagen hart tot rust in het borgtochtelijke werk, waarvan de Wet gelegd in het hart van de ark en onder het verzoendeksel, ons met zoveel kracht spreekt.

En aldaar zal Ik bij u komen, en Ik zal tot u spreken van boven het verzoendeksel af. Onder de dienst der schaduwen in tabernakel en .tempel woonde en troonde God de Heere in het Heilige der heiligen, op het verzoendeksel boven de Wet, in het midden van Zijn volk. Daar was, tussen de twee cherubim, de heerlijkheid des Heeren, de Schechina, in een wolk. Eenmaal 's jaars mocht de Hogepriester dit binnenste Heiligdom binnentreden, namelijk op de grote Verzoendag, met het bloed van het offerdier. Dat bloed sprengde de in smetteloos wit linnen geklede Hogepriester op het verzoendeksel en daarvoor, om alzo op schaduwachtige wijze verzoening te doen voor de zonden des volks en voor zijn eigen zonden. Welk een rijke prediking van de Heere Jezus Christus hebben wij in al deze ceremonieën. Dat is in schaduwen de volle Evangelieprediking van het bloed der verzoening, dat reinigt van alle zonden, zelfs de voornaamste der zondaren.

Het verzoendeksel ligt op de ark, over de Wet heen. Het verzoendeksel, besprengd met het bloed, dat bepaalt ons bij de verzoening met de heilige en rechtvaardige God door het bloed van de Heere Jezus, dat vergoten is aan het kruis van Golgotha. En dus gaat er van het verzoendeksel een nodiging uit tot vermoeiden en belasten, tot bekommerden vanwege hun zonden en wel deze liefelijke en uitlokkende nodiging: Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd" (Hebr. 4 : 16).

O, dat die onbedrieglijke, dringende nodiging ons door de toepassing van de Heilige Geest moge brengen tot de vrijmoedigheid des geloofs, om toe te gaan tot het verzoendeksel, tot de troon der genade. Daar is barmhartigheid te verkrijgen. Daar is genade te vinden. Daar wordt geen zondaar afgewezen. Daar wordt de barmhartige Hogepriester geopenbaard als de grote Helper in de grootste nood. Daar wordt ervaren, wat het is, om geholpen te worden ter bekwamer tijd. O, dat wij maar grote gedachten mogen hebben van Gods genade in Christus, van God de HEERE, Die in het Heilige der heiligen, op het verzoendeksel, boven de Wet, in de Schechina, de heerlijkheid des Heeren in het midden van een arm en ellendig volk, waaraan Hij, schoon diep in schuld, met berouw gedenken wil.

Aldaar, zo verzekert Hij, nl. de souvereine God, zal Ik bij u komen en Ik zal tot u spreken van boven het verzoendeksel af, van tussen de twee cherubim, die op de ark der getuigenis zijn zullen, alles, wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israëls. — Aldaar, d.w.z. in en door Christus, die Zijn lichaam heeft laten verbreken en Zijn bloed heeft laten vergieten tot een volkomen verzoening van al de zonden van Zijn volk.

O, welk een rijke prediking komt er toch tot ons, een prediking van zonde en van genade, van rechtvaardigheid en van barmhartigheid, van boven het verzoendeksel af, en van tussen de twee cherubim!

Hebben wij, mijn lezers, zulk een prediking al. nodig gekregen? Hebben wij wel eens iets mogen ervaren van haar ontdekkende kracht en van haar zo vertroostende invloed? Heeft de Heere al wel eens tot ons gesproken, zo direct op de man af, zo heel persoonlijk: En aldaar zal ik bij u komen en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel af, van tussen de twee cherubim, die op de ark der getuigenis zijn zullen, alles, wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israëls? — Daar moeten wij toch wat van weten. Daar moeten wij toch kennis aan krijgen.

Wij moeten leren kennen de verzoening met God, de verzoening door voldoening. Zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving. En reeds in Egypte bij de plaag van het sterven van de eerstgeborenen was het voor de huizen der kinderen Israëls: „Als Ik het bloed zie, zo zal Ik bij u voorbijgaan." O, mijn lezers, de verderfengel is nog niet gekomen, doch er is maar als één schrede tussen ons en tussen de dood, en dus is het de hoogste tijd om onszelf te onderzoeken op dit belangrijke punt: Is het bloed van Jezus Christus wel aan de posten van de deur mijns harten? — Welgelukzalig zijn allen bij wie dit door Gods genade zo is. Tot dezulken komt de Heere telkens weer, en Hij spreekt met Zijn volk van boven het verzoendeksel, van Zijn vrijmachtig welbehagen, van Zijn vrije genade.

Maar Hij komt ook en spreekt met de Zijnen van tussen de twee cherubim. Dat wil zeggen, de cherubim zijn de schutstrawanten van Gods heiligheid, daarvan lezen wij al, nadat Adam en Eva gevallen en uit de hof van Eden verdreven waren en dus dat spreken van God van tussen de twee cherubim op het verzoendeksel wil zeggen, dat wij niet alleen nodig hebben de rechtvaardiging door het geloof in de Heere Jezus Christus, maar ook de heiliging door de Heilige Geest. Zonder heiligmaking zal niemand de Heere zien. O, dat wij er dan maar aan denken, dat God de Vader woont en troont tussen de cherubim en dat Hij tot Zijn volk spreekt van tussen de cherubim. Dat doet mij denken aan dit Schriftwoord: „Niet dat ik het airede verkregen heb, of airede volmaakt ben, maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik ook van Christus Jezus gegrepen ben."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 februari 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het Evangelie van het verzoendeksel

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 februari 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's