Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Petrus aan het lege graf

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Petrus aan het lege graf

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch Petrus opstaande, liep tot het graf en neder bukkende, zag hij de linnen doeken, liggende alleen, en ging weg. zich verwonderende bij zichzelven van hetgeen geschied was.

Lucas 24 : 12.

Aan welke Hij ook, nadat Hij geleden had, Zichzelven levend vertoond heeft, met vele gewisse kentekenen. Het gewone Griekse woord voor teken is sèmeion en wil zeggen: ulk een teken dat dient ter demonstratie van 's Heeren leer, bewijsvoering dus. Het in Hand. 1 : 3 gebruikte woord pekmèrion is door kenteken eigenlijk nog te zwak uitgedrukt, waarom de Statenvertalers er hebben bijgevoegd het adjectief gewisse kentekenen. Het wil zoveel zeggen als legimitatie, zulk een bewijs, waardoor de Heere duidelijk aantoont dat Hij het is. Waar het geloof en de zaligheid der kerk hierop moeten rusten, mogen deze bewijzen ook wel vast en bondig gegeven worden. Al het ongeloof van heel de wereld, al de aanvallen van de duivel zullen hiertegen op botsen. En de zaligheid van de kerk staat of valt hiermee, zodat de apostel zegt: Indien Christus niet is opgestaan, zo is onze prediking ijdel en ijdel is ook uw geloof."

Nu heeft de Heere gerekend op het ongeloof der wereld en het weerlegd. Hij heeft ook gerekend op het ongeloof van Zijn volk en dat overwonnen. Waarlijk Christus is opgestaan en Hij heeft vele gewisse kentekenen gegeven.

Het graf verlangend betreden

Doch Petrus opstaande... met deze zwaar geladen woorden begint onze tekst. Nadat de vrouwen op de avond voor de sabbath specerijen en zalven bereid hadden en op de sabbath gerust hebben naar het gebod, zijn zij op de eerste dag der week, zeer vroeg in de morgenstond, naar het graf gegaan en zij vonden de verzegelde steen afgewenteld, maar het lichaam van de Heere Jezus vonden zij niet. En als zij daarover twijfelmoedig waren, zie, twee mannen stonden bij haar in blinkende kleding en als zij zeer bevreesd werden en hun aangezicht naar de aarde neigden, zeiden zij tot haar: „Wat zoekt gij de Levende bij de doden? Hij is hier niet, Hij is opgestaan. Gedenkt hoe Hij tot u gesproken heeft als Hij nog in Galilea was, zeggende: De Zoon des mensen moet overgeleverd worden in de handen der zondige mensen en gekruisigd worden en ten derden dage weder opstaan." En zij werden indachtig Zijner woorden. En Maria Magdalena en Johanna en Maria, de moeder van Jacobus, en anderen hebben dit gemeld aan de elven en aan al de anderen en hoewel de getuigen zovelen waren, geloofden zij ze niet, hun woorden schenen voor hen als ijdel geklap.

Moet u zich dat eens indenken, dat zovelen tezamen eenzelfde getuigenis gaven van hun belevenissen en dan een boodschap, die zo nauw aansloot bij het getuigenis Gods, zelfs gestaafd met de eigen woorden des Heeren, moet u zich dat eens indenken, dat zovele mensen een engelenpaar uit de hemel ontmoet hadden, zou men dat dan niet geloven en dan nog wel dat hele Godvruchtige gezelschap, bestaande uit enkel ware kinderen Gods?

Geloofden zij hen niet om huns zeggens wil, hoe moesten zij het dan nog geloven objectief om des Woords zelfs wil. Zij hadden toch de Schriften, die hiervan getuigden, b.v. in de zestiende Psalm, en zij hadden toch het getuigenis van de Heere Jezus Zelf gehoord? En zij geloofden niet en hielden het woord der vrouwen zelfs voor zot geklap. Ze geloofden niet in de Heere en Zijn woord en zij geloofden niet het getuigenis des Geestes in de harten der gelovigen. Wat komt het toch openbaar, dat Gods eigen volk nog niet een geloof heeft als een mosterdzaad. Dat was toen zo en dat is nog zo.

En nu komt het: Doch Petrus...

In het ongeloof kan dat volk toch niet aarden, ze zijn daarin niet in hun element, zo min als een vis op het droge. Werp een vis op het droge en hij spartelt zo lang in het zand heen en weer tot hij in het water geraakt. Het meest van allen was Petrus wel in het ongeloof verward geraakt. We hadden gedacht, dat hij er weer boven uit was, toen de haan tweemaal gekraaid had, toen de Heere Zich omkerende hem aangezien had en toen hij naar buiten gegaan was bitterlijk wenende en bij de kruisiging is hij er nog niet en nu op de Paasmorgen, zij — dat is met inbegrip van Petrus — geloofden haar niet. Zot geklap, het woord van Godvruchtige vrouwen, zot geklap het woord van twee engelen, het woord van de Heere Zelf. Alleenlijk één ding: Ik heb voor u gebeden, Petrus, dat uw geloof niet ophoude. Petrus had de band doorgesneden en is nog weer bezig de band door te breken, maar... er is nog de mystieke band van Christus op Petrus' ziel en nu Hij weder leeft begint die band weer te trekken en daar hebt ge het , doch' des geloofs. Dwars door alle ongeloof heen begint de levende Christus hem er weer uit te trekken, hem het eerst van de elven. En daar begint weer wat te roeren in zijn ziel. We kunnen het geen naam geven, wij kunnen het niet bepaald geloof noemen, maar zeker ook geen ongeloof meer. Wel mag deze jongere zeggen: Hoe ben ik aldus? Het leven van Christus trekt, het leven van Christus wekt leven. En als de Levensvorst leven wekt, dan begint ook het oude vuur weer in Petrus' ziel te gloren en dat oude vuur doet hem het pad gaan van Jeruzalem tot het graf. Daar is een verlangen in zijn ziel, dat met al de wateren van ongeloof niet meer weg te krijgen is en dat door alle wateren van zonde niet is uit te doven, een verlangen dat met één ding verzadigd kan worden, n.1. met de levende Christus. Petrus ging geen dode Jezus meer zoeken!

O gelukkig, gelukkig dat volk, dat zo de gang mag maken naar het ledige graf. Dat volk kan toch in het ongeloof en in de zonde niet aarden en op een gegeven ogenblik breken zij door in het doch des geloofs en dan gaat het niet zachtjes, maar met haastige schreden, dan heffen ze het hoofd uit de gebreken omhoog en dan staan ze op uit al hun ongeloof en zonde. Gelukkig dat volk, 't zal Jezus ontmoeten.

Het graf nauwkeurig onderzocht.

En nederbukkende zag hij de linnen doeken.

Hoe de opstanding is toegegaan is het geheim, dat voor de Heere alleen bewaard is. De omwindsels van het hoofd en de omwindsels van het lichaam zijn in elk geval afgelegd en zij zijn ook ordelijk gevouwen op hun plaats gelegd, de zweetdoek, die om het hoofd gewonden was, was alleen. Duidelijk blijkt hier — en daar hebt ge één van de vele gewisse kentekenen — dat er van geen grafroof sprake is, want in daT geval zou het lichaam met de windselen en al zijn medegenomen. Wat een orde houdt de Heere op alle zaken. Hier is een voorzichtige en nette hand werkzaam geweest, zoals ook bij de steen, die niet omgeworpen, maar afgewenteld is geworden. De lijkklederen, het fijne lijnwaad, door Jozef van Arimathea gekocht voor dit doel, werden met even veel liefde nedergelegd als zij gegeven waren. Vraagt nu maar niet welke klederen de Heere heeft aangetrokken. Waren Zijn klederen verdobbeld en uitgedeeld, al de schatten in hemel en op aarde zijn Zijne. Droegen de engelen blinkende klederen, daar was ook voor de Zone Gods wel een kleed om aan te trekken. Petrus buigt in het graf en vindt alles in volmaakte orde.

Petrus ziet het nog niet, maar hoe blijkt het hier, dat de Heere het doodskleed heeft afgelegd en als Hij dit deed, dan deed Hij dit als het Hoofd van Zijn kerk, van dat mystieke lichaam van Christus, opdat ook Zijn volk als de levende leden eens het doodskleed zou mogen afleggen. De dood is verslonden tot overwinning, zodat hij zijn prooi zal moeten wedergeven.

Gij zult Uw heilige in de hel niet verlaten, Gij zult hem niet overgeven, opdat hij de verderving zou zien. Dit is op deze Paasmorgen zalig vervuld in Christus, maar het zal ook vervuld worden aan al degenen, die in Christus geheiligd zijn. O, hoe rustig en ordelijk zal dat toegaan. Straks zullen ten jongste dage wel de goddelozen opstaan tot eeuwige verderfenis in die ontzaggelijke opstanding tot eeuwig afgrijzen, maar voor de kerk is dat heel anders. Het zal voor haar zijn als het verfrist ontwaken na de slaap des doods en zij zullen de lijkwade van de macht des doods ordelijk van zich leggen om aan te doen de klederen des heils. Het hoofd is opgestaan en hierin is een zeker onderpand, een gewis kenteken van hun zalige opstanding; voor zovelen zij hier geestelijk werden opgewekt in de wedergeboorte uit de geestelijke dood, mogen zij die blijde morgen der verrijzenis tegemoet zien. De Heere zal ook hun ziel in de hel niet verlaten, zij zullen de verderving niet zien. Op, dan mijn ziel, en op dit Paasfeest gezongen:

Gij maakt eerlang mij 't levenspad bekend, Waarvan in druk 't vooruitzicht mij verheugde; Uw aangezicht, in gunst tot mij gewend, Schenkt mij in 't kort verzadiging van vreugde. De lieflijkheên van 't zalig hemelleven Zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven.

Het graf ledig bevonden.

Petrus nederbukkende zag de linnen doeken, liggende alleen.

Petrus vindt daar niet alleen de grafdoeken en de orde in het graf, hij mist daar wat ook, namelijk de Heere Zelf. Hij zelf is niet slechts opgestaan, maar ook uit het graf uitgegaan. Hierin ligt een weldaad op zichzelf. Van de gestorven heiligen, die met het sterven van de Heere Jezus, tegelijk met het scheuren van het voorhangsel zijn opgestaan, lezen wij, dat zij in de graven gebleven zijn tot na de opstanding van de Heere Jezus Christus, waarna zij in de heilige stad kwamen, waar zij aan velen Verschenen zijn. Nu is Christus niet alleen opgestaan uit de doden, maar Hij is ook uitgegaan uit het graf en wel met een verheerlijkt, vergeestelijkt lichaam, 'k Wil trachten u de zin daarvan uit te leggen. De mens is uit het stof der aarde genomen en zou, toen hij in de zonde gevallen was, wederkeren tot het stof. Stof zijt ge en tot stof zult ge wederkeren. Dat noemen wij zondig vlees, waarom ook Christus gegaan is in de gelijkheid des zondigen vleses. Maar nu op de Paasmorgen staat Hij niet alleen op uit de dood, maar legt tevens af dat zondig naar de aarde neigende vlees en doet aan een lichaam, dat o zeker vlees is, echt menselijk vlees, maar niet meer zondig vlees, een lichaam, dat neigt naar de hemel, een lichaam dat geestelijk is en volmaakt toegerust om in de heerlijkheid des Vaders te verkeren.

Daarom vindt Petrus het graf ledig en is uiteindelijk deze teleurstelling geen teleurstelling gebleken, maar enkel winst en zo staat ook deze heilige aantekening , , de doeken alleen", tot onze lering geschreven.

Bevindelijk practisch ligt hierin grote troost voor de kerk. Stel u voor iemand die genade van God ontving en die veel genade van de hemel mag ontvangen, u kent dat misschien, iemand die een diepe indruk mag ontvangen van het recht Gods of van de eenvoud Gods of van de liefde Gods. Zo'n mens wordt dan altijd gewaar, dat hij zijnde in het zondige vlees die volheid niet dragen kan. Hij voelt dat dan de natuur om zijn rechten komt. Wat voelen zij dan met smart hun aardse beperktheid, hun gebondenheid aan de aarde. Welnu, in dat heimwee is de troost van de opstanding des Konings deze, dat Hij aan het stof der aarde ontkomen is en dat zij Hem straks volgen zullen in de dood, maar ook in de opstanding. Dan zal voorgoed voorbij zijn: Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren, en zullen zij nooit meer hoeven te klagen: „Hoe kleeft mijn ziel aan het stof". Dan worden zij volmaakt toegerust tot alle goed werk. Geen vermoeienissen meer, een ledig graf.

Het graf nadenkend verlaten

Petrus ging heen, zich verwonderende bij zichzelven van hetgeen geschied was. Het zal nog wel een poosje duren voordat Petrus tot de zekerheid gekomen zal zijn. Dit zal pas zijn als de Heere Zelf

hem verschenen is. In de persoonlijke ontmoeting met de opgestane Levensvorst ligt voor hem de verzekerdheid des geloofs. Er is ook nog wel heel wat glad te maken. Daar ligt nog wat, een onvereffende schuld, waar de Heere zo niet over heen stapt. Gods volk zondigt nooit één keer of de Heere moet dit uitmaken. Daar moet een vlak veld zijn! Maar bij Petrus groeit er wat hier binnen. Hij verwonderde zich over wat geschied was. Er staat niet dat hij zich afvroeg wat er geschied was. Neen, wat er geschied was, dat begint wel vaster vorm voor hem aan te nemen, maar hij verwonderde zich daarover. En het wonder zal nog groter worden. Als de morgen aanbreekt en de hemel zich verft met paarlmoeren kleuren, dan is dat verwonderlijk schoon en als dan de Zon opgaat, die de duisternis verdrijft, wat is dat schoon voor een mens, die in zwarte en bange nacht verkeerd heeft. Zie, zo is het nu ook voor Petrus na de bange nacht der verloochening. Hij zal gedacht hebben dat zijn lamp in zwarte duisternis uitgeblust zou worden. Maar hoe wonderlijk, dat de Zonne der gerechtigheid nu rijst aan de kim en nog wonderlijker als de Levensvorst straks Zelf voor hem verschijnt.

Dat zal voor u en mij moeten zijn of worden, een wonder voorwerpelijk, dat de Heere zoveel heil bewerkte en ook een wonder onderwerpelijk, dat Hij dat voor u persoonlijk deed. Die twee, het voorwerpelijke en het onderwerpelijke liggen altijd aan elkander verbonden. En dat is Pasen. En daar komt de Levensvorst altijd over de schuld heen, schuld der zonde, schuld van het ongeloof. En nu ziet u twee dingen gebeuren als bij Petrus. Aan de ene kant gaat de Heere op de mens aan, want Zijn opstanding wordt altijd persoonlijk meegedeeld en toegepast en getrokken door die liefde gaat de ziel zoekend op de Heere aan. Én die twee grijpen nu altijd in elkander.

De ziele die Hem zocht, is reeds van Hem gevonden. De ziele die Hem zoekt, eeuwig aan Hem verbonden.

Zw.

W. L. T.

Dr. M. Luther: „Vóór Christus' lijden waren de apostelen gasten des Heeren; zij aten en dronken van Zijn wijsheid en verstand, en waren vroom voor zichzelven. Maar na Zijn opstanding werden zij gastheren, spijsden de anderen en maakten hen vroom door de Geest der wijsheid en des verstands."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 maart 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Petrus aan het lege graf

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 maart 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's