Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tot een Levende hoop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tot een Levende hoop

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. 1 Petrus 1 : 3.

In de opstanding van de Heere Jezus ligt niet alleen heel de theologie vast, maar ook heel de orde des heils. Zeer zeker rusten de roeping, de wedergeboorte, de rechtvaardigmaking, de heiligmaking en de heerlijkmaking naar Gods raad in de verkiezing, maar zij vinden in de heilshistorische zin alle hun steunpunt in en komen op uit de opstanding uit de doden.

Als ge daarop letten gaat, zult ge vinden, dat de eigenlijke uitzending der apostelen, door de roeping pas plaats vindt door de opgestane Heiland. Dan zult gij ook dit vinden, dat de wedergeboorte in de Heilige Schrift een vrucht genoemd wordt van de opstanding. Het kan u bekend zijn, dat ook de Catechismus dat doet in Zondag 17. En van de rechtvaardigmaking zegt eveneens Gods Woord, dat Hij gestoryen is om onze zonden, opgewekt tot onze rechtvaardigmaking. Het zal weinig moeite kosten om de heiligmaking in schriftuurlijk verband te zien met de opstanding, terwijl ook vanzelfsprekend de wederopstanding des vleses als een vrucht van Christus' opstanding mag worden gezien. Over een'van de aspecten van het grote werk van 's Heeren opstanding willen wij thans handelen uit 1 Petrus 1 : 3.

De bron van het heil

Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. De apostel Paulus roept hier op tot de lof van God de Vader en hij opent er zijn brief mede, gelijk ook zijn tweede brief er mee eindigt. Dit moet het werk zijn van al Gods knechten, dat de lof des Heeren met al hun werk gepaard gaat, het moet hun begin en hun einde zijn. En het moet en zal ook weerklank vinden in de harten van al Gods gekenden, dat de Heere geprezen worde. Zij zullen dit hebben te doen in hun werk, al is dat werk ook een gewoon handwerk, opdat Zijn eer uit het stof klinke, zij zullen dit hebben te doen in hun spreken, opdat hun redenen Zijn eer vermelden. De Heere zegt toch van Zijn volk: „Hiertoe heb Ik ze geformeerd; zij zullen Mijn lof vertellen." En zij zullen dit hebben te doen in hun lied. Neemt niet dat volk zich voor: , , Ik zal de goedertierenheden des Heeren eeuwiglijk zingen en ik zal van goedertierenheid en recht zingen, U zal ik psalmzingen, o Heere." Het valt op, dat het boek der Psalmen, dat zo vol klachten en zuchten is, eindigt in de 150ste Psalm, die geen enkele klacht meer bevat, geen donkerheid, maar enkel van vers tot vers de lof des Heeren en dat deze Psalm begint en eindigt met Hallelujah. En het gaat met dat volk naar de eeuwige zaligheid, waar alle zuchting en treuring een einde neemt om daar zonder klachten inderdaad de lof des Heeren te zingen, eeuwiglijk.

De Heere is het ook zo waard om geloofd te worden. Is dit niet van meet af als grondtoon gelegd in het hart van elk begenadigd mens, de eer Gods, en wordt het niet de lust en de begeerte van elk gekende om tot Gods eer te mogen leven, om tot Gods eer te mogen spreken en tot Gods eer te mogen zingen? De Heere is het zo waard, alleen al omdat Hij God is. Hij staat zo hoog boven alle schepsel, ver boven alle overheid en macht, ver boven tronen en heerschappijen. Worden nu aardse vorsten toegezongen en zingt men vaak tot hun eer ook in hun afwezigheid, zal dan niet al het volk des Heeren gaarne tot Zijn eer zingen? Hij is het ook zo waardig vanwege al Zijn deugden en vanwege al Zijn werken. Hij is zo goed in Zijn heiligheid, in Zijn rechtvaardigheid, Hij is zo goed in Zijn liefde en trouw. Aan al Zijn deugden kleeft niet de minste vlek of smet, het is alles waarheid en zuiverheid in Hem.

Hij is 't zo waardig om vanwege al Zijn werken geloofd te worden. Geen ding geschiedt tot zaligheid of het vloeit uit God de Vader. Hij is de God en Vader van de Heere Jezus. Let daar eens op, dat Hij niet alleen genoemd wordt de Vader van de Heere Jezus, maar ook de God van de Heere Jezus en dan ziet dit niet alleen op Zijn mensheid, maar Hij is ook de God van de eeuwige Zoon en van de H. Geest. Hoewel zij beiden waarachtig en eeuwig God zijn, ook zij zelve, is Hij toch hun God, de oorsprong aller dingen, uit Wie de Zoon van eeuwigheid gegenereerd is en uit Wie de Heilige Geest eeuwig uitgaat. Nu is de komst van de Zoon in het vlees en het offer op Golgotha en de opstanding alles werk des Vaders. En de wedergeboorte is een werk des Vaders, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren. Zo is ook de rechtvaardigmaking een vrijspraak des Vaders op grond van het offer van de Zoon. En in de heiligmaking maakt Hij Zijn volk door de Geest den beelde Zijns Zoons gelijkvormig. Zo is Hij dan waard als de God en Vader van de Heere Jezus Christus geloofd te worden vanwege al Zijn werken. Zijn werken prijzen Hem gestadig.

En dit is ten slotte het eind van al ons redeneren en hiermee houdt alles op: de Heere heeft het zo graag. Hij heeft alles geschapen tot Zijn eer en heel het werk der herschepping geschiedde tot Zijn eer. Daarom is het een belangrijk werk van Gods knechten om het volk op te roepen tot Zijn lof en moet het de lust zijn van Zijn volk om Hem die te geven.

Hij woont zo graag onder de lofzangen Israëls, waarmee natuurlijk geoordeeld is dat ijdele roemen van een volk, dat Hem de lof van zijn mond geeft, waar hun hart zich verre van Hem houdt. Dit is een ijdel werk, wat de Heere verre van Zich wijst.

De mededeling van het heil

Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren.

Het is dus de Vader, Die wederbaart en Hij doet dat naar Zijn grote barmhartigheid, of, zoals men het ook kan vertalen, naar Zijn vele barmhartigheid. De Vader was eeuwig bewogen in Zichzelf en die bewogenheid wordt hier genoemd barmhartigheid, erbarming, medelijden. Zie, hier hebt ge dat diepste wat in God begonnen heeft te branden in Zijn Vader

hart over Zijn volk, dat medelijden. Daar zijn de diepste, de innerlijke bewegingen der barmhartigheid gaande gemaakt over de Zijnen. En die barmhartigheid is niet klein geweest, ze is groot geweest en ze is veel geweest. En uit die barmhartigheid heeft Hij, zegt de apostel, ons wedergeboren. De vernieuwing des harten wordt met geen woord juister en dieper wergegeven dan met het woord wedergeboorte. Hierin wordt het heil geschonken, maar dan ook al het heil.

Dr. Alexander Comrie, handelend over de rechtvaardigmaking, zet dit leerstuk in verschillende trappen uiteen, waaronder een rechtvaardigmaking in de wedergeboorte. Zie, als een kind geboren wordt is dit een mens, een volkomen mens. Het mag dan zijn dat dit kind nog heel geen bewustheid heeft, het mag dan zijn dat dit kind nog geheel volwassen moet, een kind is het, alles wat er aan moet zijn is er aan. Zo is het ook met de wedergeboorte, het leven wat God geeft brengt alles met zich mede. Dat kan er niet zijn aan de ware gelovigen of de wedergeboorte heeft het alles met zich gebracht. De wedergeboorte bezit zelfs een zekerheid in zichzelf. De zekerheid des heils moge dan later komen in de bewuste rechtvaardigmaking, de wedergeboorte draagt ook een zekere mate van verzekerdheid in zich. Eenvoudig wordt het wel eens zo uitgedrukt: Een bekommerde, die nooit verzekerd is, is niet recht bekommerd en een bevestigde, die niet eens bekommerd is, is niet recht verzekerd.

De wedergeboorte is daarom zo'n grote weldaad, omdat men daardoor naar het beeld Gods herschapen wordt. Men ontvangt terug het beeld Gods, kennis, gerechtigheid, heiligheid. Men gaat dan vertonen het beeld van Hem, uit Wie men geboren is, waardoor alle mededeelbare eigenschappen geschonken worden.

Deze wedergeboorte is dan ook tot een levende hoop. Daar rijst een hoop, een hoop voor de eeuwigheid en ook een hoop voor dit leven. Zodra iemand wedergeboren wordt, kan hij niet meer verloren gaan, want wat uit God geboren is zondigt niet en wat de zonde niet kent, zal ook de dood ni^t zien. Wat uit God geboren is, dat zal eeuwig bestaan. En wat de hoop voor dit leven betreft, wat uit God geboren werd, wordt door God gevoed en onderhouden. Waar dus deze weldaad verkregen wordt, daar rijst er hoop voor tijd en eeuwigheid.

Uw hand heeft mij gemaakt en toebereid. Ai, maak mij ook verstandig in Uw wetten; Zo leer ik Uw geboön en heiligheid. Al wie U vreest, zal op mijn heilstaat letten, Verheugd, dat ik, door Uwe hand geleid. Niet vrucht'loos op Uw woord mijn hoop mocht zetten.

Deze hoop als vrucht van het leven is een levende hoop. Daar wordt wat gehoopt in dit leven, welke hoop nooit vervuld wordt en daar wordt ook veel gehoopt voor de eeuwigheid, welke hoop evenmin vervuld wordt. Denkt maar aan de velen, die zullen menen in te gaan, welke niet zullen kunnen. Dat is dus niet die hoop. die niet beschaamt.

Wat is levende hoop? Het is die hoop, waar leven in zit, die groeit, die soms ook taant. Zoals levend water op en neer gaat, zo gaat ook de levende Jioop op en neer. Let er maar op, dat de dode hoop altijd zichzelf gelijk blijft. Ze is doorgaans ook wat groter dan de levende, ze heeft altijd een stand op te houden, dat behoeft de levende niet. De levende hoop behoeft zich niet te schamen als ze klein is, want ze leeft.

Vooral in de werkzaamheden komt de levende hoop openbaar. De dode hoop verwacht alleen maar de zaligheid en dat doet ze zonder er ooit mee werkzaam te zijn. Maar de levende hoop geeft altijd werkzaamheden en ze richt zich altijd op datgene, waar ze inderdaad mee werkzaam moet zijn. De levende hoop richt zich op God, op Christus, op de Heilige Geest, ze richt zich op het Woord. De levende hoop is het volgens Bunyan, die Christen in de poel Mistrouwen het hoofd boven water houdt en in de doodsrivier is het de hoop, die Christen overbrengt.

De grond van het heil Door de opstanding van Jezus Christus uit de doden.

Door de opstanding van Christus is de opstanding uit de dood der zonden mogelijk geworden. Op grond van Christus' offer mocht Hij opstaan uit de doden. Alzo heeft de Vader Zijn offer aangenomen en Hem gerechtvaardigd. De opstanding is a.h.w. het Goddelijk amen op het offer des Zoons. Zo is in de opstanding de Zoon door de Vader gerechtvaardigd. Maar ook heeft de Vader in de opstanding de gehele kerk gerechtvaardigd, zodat de Schrift zegt: „Gestorven om onze zonden, opgewekt tot onze rechtvaardigmaking."

Nu is de kerk in eenmaal gerechtvaardigd en de toepassing van deze rechtvaardiging komt openbaar in de levendmaking, in de wedergeboorte. Alzo vloeit uit de opstanding van het hoofd, ook de opstanding van de leden. En nu verstaat ge, dat de levende hoop zich richt tot de Christus, de Opgestane. De wedergeboorte openbaart zich in een levende hoop, die gaat leven meer en meer uit de opstanding. Dit wordt haar grond, dit wordt haar vastigheid, waarvan God de Vader alle eer ontvangt, omdat het God de Vader behaagd heeft in Hem alles te geven wat tot het leven en tot de gelukzaligheid van node is.

Bezit gij ook zo'n levende hoop? Jawel, dan kunt gij er wel twee dingen van vertellen: vanwaar gij die hebt en waar die u brengt. En dan zal elk christen u weten te wijzen op de afkomst van zijn hoop, welke ligt in God de Vader, die hem wederbaarde en in God de Zoon, die hem rechtvaardig8e. En ook zal elk Christen u weten te wijzen op dat, waarop zijn hoop zich richt, n.1. op Christus en op de eer Gods.

De levende hoop heeft altijd een oorsprong en een doel.

En zie nu, die heeft het naamchristendom niet. Dat kan omdat het niet wedergeboren werd, u van Gods Vaderschap niets vertellen en het kan, omdat het geen schuld kent over dat zoeken naar rechtvaardigmaking, u niets zeggen. Het naamchristendom heeft dan ook geen begeerte naar Gods lof. Al zingen ze het hoogste lied, ze bedoelen er God niet mee. En dat komt ook openbaar in hun leven, dat Gods eer niet bedoelt. En nu wijst gij op veel deugden, die het naamchristendom heeft en ge wijst er op, dat het nooit tot een val kwam, terwijl ge tevens wijst op de ondeugden van Gods kind en op zijn vallen.

Het is waar, het dode kind doet niet zoveel kwaad, maar het is kwaad. Het levende kind echter doet veel kwaad, maar is in wezen goed, vernieuwd naar Christus' beeld. Het is waar, het dode kind valt niet, het levende wel, maar het levende staat telkens weer op en dat doet het dode niet en nooit. Het levende mag struikelen, het zal evenzovele malen opstaan.

Tenslotte nog een opmerking. Het levende kind zal erven, het dode niet. De levende zal Hem loven, de dode niet.

Zw.

W. L. T.

Een woord van Dr. M. Luther:

„Christus heeft Zich niet gegeven voor gedroomde of geschilderde zonden, maar voor waarachtige; niet slechts voor kleine en geringe, maar ook voor bij uitstek grote en grove; niet voor een of twee, maar voor alle, niet voor overwonnene en uitgedelgde, maar voor onoverwonnene en sterke, geweldige zonden."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 april 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Tot een Levende hoop

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 april 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's