Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zending der apostelen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zending der apostelen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(ii)

Als het dan avond was, op dezelfde eerste dag der week, en als de deuren gesloten waren, om de vreze der Joden, kwam Jezus en stond in het midden, en zeide tot hen: Vrede zij ulieden! En dit gezegd hebbende, toonde Hij hun Zijn handen en Zijn zijde. De discipelen dan werden verblijd, als zij de Heere zagen.

Jezus dan zeide wederom tot hen: Vrede zij ulieden! Gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zende Ik ook ulieden.

En als Hij dit gezegd had, blies Hij op hen en zeide tot hen: ntvangt de Heilige Geest. Zo gij iemands zonden vergeeft, dien worden zij vergeven, zo gij iemands zonden houdt, dien zijn zij gehouden.' Joh. 20 : 19—23.

De zending der discipelen

„Jezus dan zeide wederom tot hen: Vrede zij ulieden." De Heere kan twee keer dezelfde dingen zeggen tot Zijn jongeren, om hun een bepaald ding in te prenten. In de angstige tijd, die zij toen meemaakten, waar heel Jeruzalem in rep en roer was om Jezus' wil en om hunnentwil, was een herhaalde geruststelling van Jezus voor hen waarlijk wel op zijn plaats. Wees maar stil — wees maar gerust! Toch is dat duidelijk hier niet het geval. De opstanding van Jezus was wel zo'n grandioze overwinning niet alleen over de dood, maar ook over Zijn vijanden, dat die een geruststelling in al hun vrees voor diezelfde vijanden op zichzelf moest zijn. Van die eerste vredegroet was kracht uitgegaan, zoveel kracht, dat de blijdschap over het zien van Jezus alle vrees wel moest dempen. Neen, deze tweede vredegroet, na alles wat nu afgehandeld was, wordt op de voet gevolgd door het woord van hun zending. Daarvoor is aparte vrede nodig. Dat houdt nog iets anders in, dan dat zij met elkander als gemeente mochten vergaderen en dat zij als levende mensen mochten leven uit de genade en uit de borggerechtigheid van de Heere Jezus. Dit is de vrede, die zij nodig hebben tot het aanvaarden en tot het vervullen van het apostelschap. Dit is ambtelijke bevestiging.

De vrede Gods, dat is de vrede Gods door Jezus Christus, dat is de vrede door verzoening, de vrede door genade, is de onmisbare voorwaarde om in het apostelambt, in het predikambt te staan. Die ambtelijke vrede schenkt de nodige gemoedsrust en evenwichtigheid van geest, om dit Evangelie te gaan prediken, ongeacht de mensen, die het zullen horen, hetzij Joden, hetzij heidenen. Deze ambtelijke vrede schenkt de nodige aanvaarding van de ontvangst van de prediking, al of niet. Hetzij, dat zij het horen zullen, hetzij, dat zij het niet horen zullen, gij zult hen van Mijnentwege prediken. Deze ambtelijke vrede schenkt ook de nodige offerbereidheid, om er alles voor te verdragen, als de dienst der prediking dat met zich zou brengen: niet dan een buidel of male op de reis — gevaren van de weg, gevaren van de zee — honger — koude — kwalijke behandeling. De vrede Gods in het hart stelt tot dit alles in staat. En die is hun mede gegeven door Jezus' woord!

„Gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zend Ik ook ulieden." Daar had een roeping plaats aan het begin van Jezus' optreden. Nu na omtrent drie jaren volgt de zending van deze mannen. Bij Jezus Zelf was er reeds in de Raad Gods r in roeping des Vaders geweest voor de Zoon. Bij Zijn komst in het vlees werd Hij gezonden. Zo ligt er bij Hem tijd en wel veel tijd tussen de roeping en de zending. Nu is er bij de discipelen een kléin tijdsverschil, maar dan toch een tijdsverschil, waarin zij geoefend waren, om die roeping te volvoeren. En die oefening lag samen met heel het heilswerk, dat Christus voor hen en aan hen zou volbrengen. De oefening bestond alzo daarin, om persoonlijk kennis te krijgen, deel te krijgen aan het werk van Christus. Deze kennis was nodig, om dit heil ook anderen te kunnen verkondigen. Nu had deze zending der discipelen, die door Jezus plaats vond, evenveel kracht en klem als de Zijne had gehad bij de Vader. De discipelen werden niet geroepen tot het Messiasschap, zij werden niet geroepen tot de dienst der verzoening, maar zij werden geroepen tot de bediening der verzoening, tot de mededeling, de verkondiging van het door Jezus volbrachte werk en ook tot de uitdeling van die menigerlei, die veelsoortige genade. Hun zending had dus een andere inhoud dan die van Jezus Zelf, maar zij was niet minder bindend, niet minder geladen.

..Zoals Mijn Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik ook ulieden." Dit zenden is niet minder, al is het maar door één enkel woord, dan het zenden van de profeten van de oude dag. Die werden geroepen en gezonden door visioenen. Menigmaal werd zo'n roeping herhaald, als daar weer een nieuwe opdracht voor hen wachtte. Toch is daar een eigenaardig verschil tussen de zending van deze apostelen en die van de profeten uit het Oude Testament. Zij dienden in de schaduwendienst vóór de komst van Christus, de apostelen dienden na de volbrenging van Christus' werk. Zij stonden niet meer in de schaduwen, maar in het volle licht der vervulling. De profeten kondigden de komst van Christus aan. De apostelen mochten niet minder doen, dan het werk uit Zijn eigen hand overnemen en brengen tot de voleinding. De profeten werkten doorgaans in Israël en mochten alleen bij uitzondering het woord richten tot de heidense volken rondom. Meestal was dat dan oordeelsprediking voor die heidense nabuurvolken. De discipelen echter mochten het Evangelie in Israël brengen, alleen in het begin, maar daarna aan de volheid der heidenen. „Gaat heen, predikt het Evangelie aan alle creaturen, alle volken, hen dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, lerende hen onderhouden, alles wat Ik u geboden heb."

Nu was deze zending een groot ding: In de naam van Christus, de Koning der koningen, mochten zij onderhandelen met de kinderen der mensen, in de naam van Hem dus, in Wiens hand zelfs de harten der vorsten zijn als waterbeken. In de naam des Vaders, Die als de Schepper alle volken en mensen in Zijn hand heeft, zonder Wiens wil zij zich niet roeren of bewegen konden, maar door Wiens wil zij zich èn roeren èn bewegen zouden; zouden zij hun werk doen — Zijn werk .doen. In'de naam des Heiligen Geestes,

Die onwederstandelijk werkt en Die de harten der mensen beweegt tot al. wat Hij wil, zouden zij hun werk doen.

Daar is nog iets. Als zij gezonden worden door de Christus, om het Evangelie te verkondigen, dan krijgen zij dat hele Evangelie in de handen, met al de schatten, met al de geheimen, met al de beloften, om die te hanteren. Zij mochten die uitstallen, zij mochten die aanprijzen, zij mochten die zelfs uitdelen naar al de rijkdom Zijner genade en goedwilligheid over zondaren. Zij mochten nodigen tot al dit heil. „Gelijk Mij de Vader gezonden heeft, alzo zend Ik ook ulieden." En daar gaan dan die mannen! 't Zijn geen mannen van aanzien, geen mannen van stand, geen mannen van wetenschap en hoge beschaving. Daar gaan dan die mannen. Maar God staat achter hen! Christus staat achter hen! Het hele werk der verlossing en de raad Gods staat achter hen! Zij gaan en de bijbel staat achter hen! En daarom: al wat zij doen, zal zekerlijk gelukken.

Gj, volken, hoort, waar g' in de wereld woont, 't Zij laag van staat, of hoog, met eer bekroond, 't Zij rijk of arm, komt, luistert naar dit woord. Mijn mond brengt niets dan lout're wijsheid voort. Bij mij in 't hart opmerkzaam overdacht Ik neig het oor, daar 'k op Gods inspraak wacht, Naar 's Heeren spreuk, en zal u, op de snaren Der blijde harp, geheimen openbaren.

Macht en volmacht

„En als Hij dit gezegd had, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de Heilige Geest."

Het verlenen van de Heilige Geest kan

nooit ambtelijk plaats hebben, of daar moet een zending en een roeping aan voorafgaan. Niemand ontvangt de Heilige Geest zomaar. En niemand kan deze bediening uit zichzelf aannemen, zonder daartoe van God geroepen te zijn. Het komt niettemin veelvuldig voor, dat mensen ongeroepen zulk een ambt aanvaarden. De Schrift zegt: Niemand neemt zichzelf die eer aan, maar die daartoe van God geroepen is." Doorgaans komt dat ongeroepen deze dienst aannemen openbaar in deze vier dingen:1. Een niet geroepene zoekt wel zijn eigen eer (en ook vaak voordeel) en niet die van God. 2. Een niet geroepene komt vrijwel altijd openbaar in zijn woord. Het woord Gods is niet bij hem, het is niet in zijn hart, het is niet in zijn mond. 3. De niet geroepene gedraagt zich doorgaans als een huurling; de schapen zijn hem niet eigen. 4. Zijn woord wordt dan ook door God niet bevestigd: et wee, dat hij over de rechtvaardigen uitspreekt, komt niet en het wel, dat hij over de onrechtvaardigen uitspreekt, komt ook niet. Men lette er dan wel op: an de ambtelijke ontvangst van de Heilige Geest, gaan roeping en zending vooraf.

„Als Jezus dit gezegd had, blies Hij op hen." Dat blazen des Heeren herinnert aan het Paradijs. Daar blies God de levensadem in de mens. Het Hebreeuwse woord Roeach betekent zowel adem als Geest. God blies met de levensadem Zijn Geest in de mens. Nu doet in de herschepping. na de opstanding, de Heere Jezus hetzelfde bij de discipelen. Hij blaast op hen. De Heilige Geest gaat eeuwig uit van de Vader en de Zoon. Hij is als de inademing en de uitademing Gods. Hij komt uit God, is Zelf God.

Christus maakt zo Zijn discipelen weer mensen Gods, als Adam, die Gods profeet op aarde was. Zij worden de opperzangmeesters der schepping, als Adam weleer. „Ontvangt de Heilige Geest!"

De Heilige Geest, Die op de Pinksterdag in volle mate op de kerk, op de gemeente neerdaalt, wordt hier ambtelijk meegedeeld aan de discipelen: a. als de Geest der bemoediging, om van achter gesloten deuren de wereld tegemoet te treden en om als de helden van het kruis de kruisbanier midden in de vijandelijke veste te dragen. Dat is niet de wereld in de kerk, maar omgekeerd: de kerk in de wereld — aanvallend, veroverend, overwinnend! b. als de Geest der bekwaammaking: zulke eenvoudige, ongeleerde mannen moeten de dwaasheid des kruises bewijzen te zijn de veelvuldige wijsheid Gods; c. als de Geest der medewerking: Die zou de wereld overtuigen van zonde, van gerechtigheid en van oordeel. Die zou het uit dat van Christus nemen en het wijd en zijd verkondigen.

Thomas was niet met hen. Hij zou de Geest niettemin ontvangen door overdracht en mededeling, overmits ook hij was één van de twaalven, bij Jezus bemind. Door die Geest, zonder welke niemand kan zeggen Jezus de Heere te zijn, heeft hij zijn woord gesproken: mijn Heere en mijn God." Dan zal de Heere, Die bij hem het een gedaan heeft, ook het andere wel gedaan hebben. Men leze dan maar Johannes 20 : 24—29.

Macht en volmacht. De Heere belooft Zich te zullen stellen achter die beslissingen over de mensen, die zij uit hoofde van hun Evangeliedienst zouden nemen. De apostelen hebben niet de beschikking over wel en wee der mensen naar eigen believen. Dat heeft God, Die alleen doet, wat Hem behaagt. Maar de apostelen hebben wel op evangelische voorwaarden macht om zonden te vergeven. Dat wil zeggen, dat zij aan elk zondaar en een iegelijk de vergeving mogen toezeggen, die zich boetvaardig over zijn zonden werpt in de handen van een getrouwe Zaligmaker, die trouw zaligt, die tot Hem komt. En waar de apostelen alzo vergeving toezeggen, daar zal God hun woord bevestigen.

Maar nu ook de andere kant. Elke notoire zondaar, die onboetvaardig is, die het Evangelie der genade onrein acht, het Evangelie het Evangelie laat; die hebben zij openlijk aan te zeggen, dat zij geen deel hebben in deze erfenis. Elke notoire zondaar hebben zij openlijk aan te zeggen het loon, dat op deze of die zonde staat. Dan zal dat loon der zonde door de God der gerechtigheid zo getrouw worden betaald, als het getrouw door de apstelen is aangezegd. Het is een hoge zaak en taak apostel te zijn en het is een hoge zaak, een apostel op zijn weg te ontmoeten. Onder die macht en volmacht staat niet alleen het elftal apostelen, maar ook elk Evangeliedienaar, van God daartoe geroepen. Het is geen kleine zaak dienaar van het Evangelie te zijn, gelijk het ook geen kleine zaak is het Evangelie te horen. Dat gaat ten leven of ten dode.

Zw.

W. L. T.

Een woord van Luther:

„Leraars, die niet zonde bestraffen en zonde vergeven, sluiten de hel open en de hemel toe."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 mei 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De zending der apostelen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 mei 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's