Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De nieuwe Catechismus en de H. Schrift

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe Catechismus en de H. Schrift

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Rome en de vrije Bijbel". Daarover heeft prof. dr. J. N. Sevenster een boek geschreven. Hij stelt daarin, dat bij Rome de Bijbel niet de gelegenheid krijgt te zeggen, wat hij zeggen wil, omdat de kerk over hem heerst.

Inderdaad ligt tussen Rome en de Reformatie de vraag naar het gezag van de Bijbel, vooral naar de mate van dat gezag. Vanouds heeft de Christelijke kerk aan de Heilige Schrift gezag toegekend. Jezus en de apostelen schreven aan het Oude Testament als het Woord Gods een goddelijk gezag toe. Augustinus zei: Wat de apostelen geschreven hebben, moet zo worden aangenomen, alsof Christus zelf het geschreven had." Van Calvijn zijn de woorden, dat we aan de Schrift dezelfde eerbied verschuldigd zijn als aan God.

Tot de achttiende eeuw stond in alle kerken en onder alle Christenen dit gezag der Schrift vast. Tussen Rome en de Reformatie lag echter een verschil over de grond van dat gezag. Volgens Rome gaat in de tijd én in gezag de kerk aan de Schrift vooraf. De kerk heeft haar oorsprong, bestaan en autoriteit niet aan de Schrift te danken, maar de kerk bestaat door zichzelf d.i. door de Christus of de Geest, die in haar woont. De kerk weet de waarheid ook buiten de Schrift, om door haar onfeilbare traditie. De Heilige Schrift is er later bijgekomen, is op zichzelf onvoldoende, maar is als steun en bevestiging van de traditie wel nuttig en goed. Feitelijk wordt bij Rome de Schrift geheel afhankelijk van de kerk, voorzover het ons vertrouwen er op betreft. De kerk zegt, wat echt is en hoe wij de Schrift moeten erstaan. Tegenover de roomse leer stelde de Reformatie dat de Heilige Schrift door zichzelf gezag heeft en om zichzelf moet geloofd worden. De kerk kan wel getuigen van het Woord, maar dat staat boven haar. De kerk kan niemand het geloof aan het Woord Gods in het hart schenken. Het Woord getuigt voor zichzelf en door de kracht des Geestes. De Bijbel heeft goddelijk gezag omdat zij door God ingegeven is. De Heilige Geest opent onze ogen voor dat gezag. Daarom moet de Schrift door allen geloofd en gehoorzaamd worden en is zij de enige regel van geloof en leven. De Reformatie handhaafde tegenover Rome de autopistie der Heilige Schrift d.w.z. dat zij om zichzelf geloofd moet worden en dus niet omdat de kerk het zegt.

De Reformatie heeft de kerk ondergeschikt gemaakt aan het Woord Gods en daardoor de vrijheid van de christen gered.

Daar is echter nog een andere vraag namelijk die van de aard van het Schriftgezag. De vraag is of alles wat in de Schrift staat opgetekend normatief gezag heeft voor ons geloof en leven. Wat in de Schrift staat opgetekend is voor ons geschiedenis. Daar is veel bij, dat wel voor Israël en vele anderen gold, doch niet voor ons. Abraham moest zijn zoon offeren. Israël de Kanaanieten doden, daar waren de vele burgerlijke en ceremoniële wetten enz.

Wat is de aard van 't gezag van al deze wetten, opdrachten, bepalingen? En dan zijn er de boze daden der ongelovigen, die toch eigenlijk verworpen moeten worden en helemaal niet nagevolgd. En dan: zijn

b.v. de woorden van de vrienden van Job zelf wat hun inhoud betreft geïnspireerd? Zijn het goddelijke woorden? Voetius oordeelde dat Job en zijn vrienden niet tot de profeten gerekend kunnen worden. Betekent dit, dat God ze alleen maar formeel liet optekenen. Dat hoeft ook weer niet. Ook in leugenachtige woorden van satan en de boze daden der goddelozen heeft God iets tot ons te zeggen. De Schrift is immers ook nuttig tot waarschuwing en vermaning. Als men dus in aanmerking neemt, dat heel de Schrift van God is ingegeven en dat elk woord ergens toe dient, hoewel ook weer elk woord in het kader van het geheel der Schrift moet worden verstaan, kan men nut hebben van de onderscheiding tussen het historische en het normatieve gezag der Schrift. Historisch gezag wil zeggen, dat het alzo geschied en gesproken is, als de Schrift getuigt.

Wat is er in onze tijd nog van het goddelijk gezag overgebleven? Ik zou zeggen: niets bij hen, die de inspiratie der Schrift prijs hebben gegeven. Bavinck schrijft: , , Toen de inspiratie werd prijsgegeven, was het gezag der Schrift niet meer te handhaven". Men spreekt wel van een oorkonde der openbaring en zo, maar dat is allemaal mensenwerk. De mensen getuigen en de mensen bedrijven geleerdheid, maar dat kan nooit een gezag dragen zoals het geloof dat nodig heeft. Tegenwoordig, met wat men noemt de Schriftkritiek, moet ieder voor zichzelf uitmaken, wat hij al of niet aanvaardt. Wanneer niet de Schrift in haar geheel, maar alleen in het woord Gods in haar, het godsdienstig element, de openbaring in de Schrift, gezag heeft, dan heeft ieder voor zichzelf uit te maken, wat dit woord Gods in de Schrift is, en elk bepaalt dit naar goedvinden. Het gezag der Schrift bestaat dan, voor zover men het erkennen wil, en wordt dus geheel vernietigd.

Wat is er buiten de (oud)-gereformeerde kringen tegenwoordig nog over van het goddelijk gezag der Schrift? Zeker sommigen kennen aan een groter of kleiner deel van de Bijbel gezag toe, maar op grond waarvan? Op grond van menselijke gevoelens of wetenschap of zedelijke overtuiging. Kan een zondaar het hier mee doen voor de eeuwigheid? De verbrijzelde en verootmoedige zondaar moet er zekerheid van hebben, dat de Schrift het woord en de waarheid Gods is. Zonder deze zekerheid is er geen troost in het leven en in het sterven. En wie kan met goddelijk gezag preken als hij eerst in de nieuwste commentaar moet nakijken, wat echt is en wat niet? Zelfs als iets waarlijk echt van de profeet of echt van de apostel zou zijn, is het dan door de nieuwste commentaar goddelijk? Of anders, kan de nieuwste verklaarder het goddelijk gezag der Schrift vaststellen? Maar nu is er een nieuwe catechismus verschenen van roomse zijde. Heerst daar de kerk niet meer over de Schrift, en vinden we hier de oude leer van de goddelijke inspiratie? M.a.w. welk gezag heeft voor de bisschoppen de Heilige Schrift? Op deze vraag krijgen we geen duidelijk antwoord. Maar wel laat het gedeelte, dat over de Heilige Schrift handelt (blz. 57—77) ons zien hoe de bisschoppen ook hierin de Schrift aannemelijk weten te maken voor de natuurlijke mens. Daar is Rome altijd sterk in geweest. Toen de heidenen hun goden kwijt moesten, om christen te worden, nam Rome die afgoden niet zonder meer af, doch verving ze door heiligen, compleet met beelden en al. Heel de roomse leer is er op gericht de natuurlijke mens te behagen. Denk er maar aan hoe men op zondag de plicht van de kerkgang, die ons vlees voldoening schenkt, verbindt met de vrijheid tot al de lusten: een stevige borrel, een film, een dans, ja alles wat het vlees bekoort. Van heiliging van Gods dag is geen sprake.

Voor Rome is natuur en genade geen tegenstelling, maar een aanvulling. De reformatorische tweeheid is dan ook zonde en genade. Dat is een tegenstelling. Ik heb eens een verhaal gelezen van de dames Kuijper — als ik het wel heb — die in Vlaanderen op bezoek waren, met de pastoor in gesprek, op een kermiszondag. Zij spraken er hun verwondering over uit, dat er op de dag des Heeren zo'n wereldse bedoening was in zijn gemeente. Maar dat nam hij niet. De pastoor zag tussen de communie van de zondagmorgen en het kermisfeest van de zondagmiddag een nauwe band. 's Morgens, meende hij, waren de parochianen zozeer vervuld met de Heilige Geest, dat ze dit op heilige wijze — om zo te zeggen met heilige vloeken en pret — in de middag prachtig uitleefden. Dat is Rome. Dat is ook het Rome van de nieuwe Catechismus. Natuur en genade liggen in en door elkaar. Alleen heeft de natuur, die in de grond toch wel aardig goed en godsdienstig is, wel een scheut genade nodig. In die geest wordt ons ook de Bijbel voorgesteld. Het is een menselijk geschrift, maar denk er om, er zit een goede scheut van de Heilige Geest in en Deze is tenslotte toch ook weer onmisbaar. De Bijbel is op deze manier toch niet het Woord van God, maar meer van mens en God samen, waarbij het goddelijk deel niet al te groot is.

En zo blijft ook in de nieuwe Catechismus de kerk op het eerste plan en de Bijbel op het tweede. Dit betekent, dat hij voor de roomse niet van beslissende betekenis is, als het er op aan komt. Hetgeen niet wegneemt, dat hij hoog geroemd wordt. Ik heb niet de gedachte, dat voor de roomse „leek" de Bijbel echt alles betekent, zelf niet veel betekent. In „De Spiegel" van 9 september j.1. staan gedeelten uit een brief van een niet-praktizerende r.k. Misschien geeft hij toch wel veler mening weer, als hij schrijft: „Het verwondert mij bij de kerken, dat men er steeds vanuit gaat, dat de Bijbel beginen eindpunt van elk gesprek moet zijn. Dat is bij ons een z.g. blijk van vernieuwing, maar ik vind, dat het Episcopaat daarin maar danig achteraan sukkelt. Altijd weer die Bijbel en nog eens die Bijbel. Dat zégt ons toch niets? Ik wil van de levende mens uitgaan van zijn denken en voelen, van zijn bestaan in deze tijd en daarvoor heb ik de Bijbel niet nodig".

Wat deze man wil, doet de nieuwe Catechimus: van de levende mens van nu uitgaan. Hij gaat niet van God uit, maar van de mens, de vragen van de mens. Men bestempelt deze Catechismus met de naam hoministisch van homo d.i. mens. De mens is telkens uitgangspunt en doel. De eerste bladzijden vertellen van de mens en zijn vragen, zijn mateloos verlangen, zijn roep om de Oneindige. Dit is een heel ander uitgaan van de mens dan b.v. de Heidelberger doet, die vanwege de verlorenheid door de zonde vraagt naar de troost en deze alleen in Christus vindt. De nieuwe Catechimus vindt de troost ook in de afgoden. Hij leert, dat in Babel, Egypte, China enz. een veel-godendom ontstond of een godsdienstige filosofie als in Griekenland, waar Christus de volken mee vertroostte. „Vermengd met zonde (o.a. despotisme en ontucht), met dwaling (vooral noodlotsgedachten) zijn deze godsdiensten toch voor miljoenen de weg geweest, waarop zij in hun ene leven het mysterie van God beleefden."

De Heere Jezus — ik schreef het de vorige week al — was daarin werkzaam door Zijn Geest. Hier wordt de algemene openbaring zaligmakend. Daar is een weg van de heidenen tot Christus en tot God. Er is ook een weg van Israël. Israël klimt op tot God. Als ik de Bijbel goed lees, daalt God af tot Israël, dat Hem echter hoe langer hoe meer verlaat. Rome kent alleen de goede mens met een flinke scheut kwaad. De Bijbel kent de boze mensen, waar God met grote moeite slechts in zijn volk Israël, een overblijfsel van vast weet te houden. In onze Catechismus is de mens in opgaande trappen op weg naar God. Het gaat in Israël op een intensere wijze, maar in beginsel net zoals het ook bij andere volken gaat. Dat God op bijzondere wijze met Israël worstelt, en dat Hij de volken liet wandelen in hun eigen wegen, daar hebben de bisschoppen geen weet van. Het Oude Testament vertelt van een bijzonder begaafd godsdienstig volk, dat erg goed naar zijn God luistert en dat al meer doordesemd wordt van de geest van Jahwe. „Er woelt een oerdrift door het Oude Testament, een felle hoge levensdrang. Deze is niet afwezig in de edele bewegingen elders in de mensheid".

De Geest werkt in Israël, doch ook in de volken. Ik vraag me af, hoe men het op deze wijze zeggen kan, waarbij heel niet uitkomt, dat Israël iets heel aparts is en dat Israël (met groot succes, helaas!) altijd de Heilige Geest wederstond (Hand. 7 : 51). Dat er een bijzondere openbaring tot Israël kwam en dat de Heilige Schrift openbaring is voor ons, komt in de nieuwe Catechismus niet uit. Daar is alleen zo nu dan een kreet in deze richting.

De Catechismus handelt uitvoerig over allerlei, waar ook de Schriftkritiek zich druk over maakt, maar slechts een enkele opmerking over de Schrift als ontstaan door de Heilige Geest komt ertussen. En

zo houdt men de indruk over dat de Bijbel een erg menselijk boek is, dat in eigenaardige taal over wonderlijke zaken spreekt. Prof. Lekkerkerker zegt het zo: , , In wezen is de Schrift voor de opstellers van deze Catechismus een moment in een machtige beweging van de Geest, die werkzaam is in heel de mensheid, en op een bijzondere wijze Israël boven zichzelf uittilt tot het verlangen naar de Verlosser".

Ik zei: de Bijbel vertelt van wonderlijke dingen. De roomse leek heeft niet zoveel ontzag voor dat boek. De kerk is toch immers veel meer. De paus weet het, gesteund door de assistentie van de Heilige Geest en door de onfeilbare, verborgen overlevering. Waarom heeft men eigenlijk de Bijbel nodig? En, zo vraagt onze Catetechismus, is dat nu allemaal letterlijk zo gebeurd? Och, zeggen ze, misschien, het zijn verhaaltjes met een heel goede strekking. Het scheppingsverhaal is niet eens een verhaal, slechts een gedicht, al is het dan een prachtig gedicht. De strekking is dat alles uit Gods hand komt. Voorts zijn er de gebeurtenissen als de doortocht door de Rode Zee. Die gingen gepaard met veel innerlijke ervaring. Hoe drukte men deze laatste uit? Door de uiterlijke feiten te vergroten in de verhalen, geweldige verhalen kreeg men zo. Onze roomse briefschrijver zal wel zeggen, als hij de Catechismus der bisschoppen leest: heb ik het niet gezegd, het zijn weergaven van innerlijke ervaringen, wat heb ik er aan? Zijn er dan geen wonderlijke dingen gebeurd? Misschien wel. En nu komt het. Lourdes wordt tot voorbeeld genomen. Daar gebeuren de allerwonderlijkste zaken. Het zou dus kunnen, dat ze in Israël ook gebeurd zijn. De Schrift moet alzo met Lourdes bewezen worden: de wonderen van Jezus b.v. zijn geloofwaardig vanwege Lourdes.

Staan die zaken van Lourdes zo vast? Misschien omdat de kerk ze bevestigt? Hier is het verhaal: , , Misschien hebben er (in Israël dan) meer ook uiterlijk ongewone dingen plaatsgehad, dan we nu vaak denken. Waarom immers zouden nu in Lourdes dergelijke gebeurtenissen voorkomen, en toen in Israël niet? Misschien heeft God voor de mensen van toen inderdaad een uiterlijke stem laten klinken, als openbaring, zodat menig verhaal toch letterlijk moet worden opgevat."

U ziet, de bisschoppen staan welwillend tegenover de Bijbel. Vanzelfsprekend heeft het Nieuwe Testament grote waarde. De apostelen waren immers ooggetuigen. Het is de waardering van de historicus, niet van de theoloog. Voor de bisschoppen is de Schrift niet door God ingegeven in de echte zin van dit woord. Het is ook weer de kerk, die over de Schrift heerschappij heeft. „Rond 150 heeft de kerk de lijst (canon) ervan vastgesteld, na met de grootste zorg de onechte of vervalste evangeliën en geschriften te hebben uitgezift. De kerk heeft hierbij de onfeibare zekerheid, dat in deze kwestie van levensvelang Gods Geest haar heeft geleid."

In de gedachtengang van de bisschoppen past wel een onfeilbare kerk, maar geen onfeilbare Schrift. Het schijnt ook, dat de vertrouwensman van de bisschoppen slecht met de kerkgeschiedenis op de hoogte is. „Wanneer heeft de kerk op een gezaghebbende wijze in oecumenische vergadering bijeen de canon vastgesteld? ", vraagt prof. A. F. N. Lekkerkerker. „Evengoed als wij het verhaal over de synode van Jamnia bij de Rabbijnen, waar de canon van het Oude Testament zou zijn vastgesteld, tegenwoordig als legendarisch zijn gaan beschouwen, zullen wij ook eindelijk eens moeten ophouden te praten en te schrijven over een vaststelling van de canon door de kerk."

Alles bij elkaar, de bisschoppen vertellen ons veel van een ontwikkeling bij heidenen en joden — tussen hen is dan, wat de kracht der openbaring betreft alleen een verschil in graad — naar Christus toe, maar weinig over de moeilijke worsteling van Gods aller bijzonderste genadekracht om Israël naar Christus te brengen, waarbij dit volk altijd de Heilige Geest wederstond. Wederom vertellen de bisschoppen ons weinig van de ingeving door God van de gehele Schrift en veel van de groei van 's mensen inzicht, dat hij neerlegt — in Israël — in het Oude Testament. Zo blijven we zitten met een Bijbel, waar niet God voor ons gezag aan geeft, maar mensen. Wat moeten wij daarmee beginnen?

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 september 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De nieuwe Catechismus en de H. Schrift

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 september 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's